| |
| |
| |
IV. Een diplomaat en eene diplomate.
Voor de dames van Nijmegen, maar bovenal voor de aanzienlijke vreemden, die er zich nu onthielden, en wier groote bezigheid was zich te amuseeren, was te dier dagen het Valkhof, wat het Bosch en Voorhout waren te 's Hage, de Maliebaan te Utrecht, of, om verder te gaan, het Park te Londen of de Corso te Madrid: - eene wandelplaats, waar de een kwam om den anderen, meer nog dan om de schoone natuur, die, hoe schoon ook, bij zulke gelegenheden zelden zooveel de aandacht trekt, als de schoone oogen, de fijne voetjes, en bovenal de fraaie kleederen van de wandelaarsters. Maar om welke redenen dan ook, het Valkhof werd gewoonlijk drok bezocht, en op dien laten namiddag, waarvan wij spreken, was er werkelijk foule. De hitte van den Julidag had tot dusverre iedereen thuis gehouden, die niet noodig had zich te bewegen. Nu de zon zachtkens daalde en de gloed harer stralen zich temperde, had ieder behoefte aan versche lucht; en waar genoot men die lichter en op aangenamer wijze, dan onder de hooge boomen van de Nijmeegsche lustwarande!
Onder de personen, die er nu aanwezig waren, hebben alle mijne lezeressen zeker donna Lavinia medegeteld; en in trouwe, de schoone Spaansche zou zich wel gewacht hebben, niet dáár te zijn, gelijk Figaro zegt van Rosine: ‘Elle passera plutôt à travers cette jalousie, que 'y manquer’. Dat zij zulk een coup de tête had moeten wagen, om er te komen, willen wij niet gelooven; maar wel verdenken wij haar, van eenige vrouwelijke
| |
| |
krijgslist te hebben gebruikt, om zich van het gezelschap harer moeder te ontslaan. De Hertogin de San-Pietro ging niet veel meer uit, en waagde zich vooral liefst niet op de publieke wandeling en aan de vochtige Hollandsche avondlucht, als voor verwende Zuidelijken zelfs de meer zuivere Geldersche wezen moest. Zonderdat, had donna Lavinia zich van hare scherpe blikken niet kunnen vrijwaren; maar hoe het ook zij, de duena en fra Illorenz vergezelden haar: en met zulk geleide is de verantwoordelijkheid eener Spaansche moeder gedekt, en de goede naam eener Spaansche jonkvrouw in geen gevaar. Haar hart?.... dat is wat anders. Maar plaats een heirleger bewakers en bewaaksters om haar heen: ik twijfel of het er beter door behoed zal zijn.
Wie er intusschen ook was, don Christin bevond er zich niet, noch kwam er zich vertoonen. Maar dit zal niemand bevreemden, die weet hoe goed een diplomaat hij was, en hoe een goed diplomaat soms het best zijn savoir faire toont, door in den geest, en niet naar de letter, eener overeenkomst te handelen. In den geest zijner afspraak met Lavinia was het zeker, dat hij niet zelf verscheen om het beloofde antwoord te brengen, maar dat hij zich vervangen liet door don Emmanuel.
De senora was ook wel zoo goed van diplomatischen geest doorkneed, dat deze verwisseling haar niet bevreemdde, en evenmin vertoornde - als men oordeelen mag naar den blik, dien zij den jeugdigen collega van haar vader toewierp, toen hij haar aansprak met minder omstandigheden zeker, maar ook met meer zachte vertrouwelijkheid, dan 's morgens in het salon.
Toch lag er op zijn gelaat een nog somberder nevel van zwaarmoedigheid, terwijl op het hare een glimp van vreugde blonk.
Eene wijle ging hij zwijgend aan hare zijde voort; daarop bood hij haar zijn arm. Zij nam dien niet.
- Wees zoo goed, mij eerst eene vraag te beantwoorden, Monsenor! sprak zij ernstig. Hoe zijt gij hier?
- Het was don Christin.... begon hij met zekere aarzeling.
- Gij verstaat mij niet goed. Ik vroeg, in welke qualiteit gij hier zijt? hervatte zij.
| |
| |
Hij glimlachte: Ook van u die diplomatieke spitsvondigheid? Moet ik dan overal stuiten op de klippen mijner wanhopig valsche positie?
- Van staatkunde is hier de vraag niet. Ik weet wel, dat de ambassadeur van don Jan niet tot mij komt. Maar ik vrage: zijt gij nu hier als don Emmanuel, of... als vriend van den Markies de Quitana?
- Die beiden zijn in mij onafscheidelijk, Senora! hernam hij zacht, maar ernstig.
- Zoodat... ge komt als de onderhandelaar van zijn huwelijk? sprak zij met bitterheid.
- Lavinia! riep hij, doch hervatte op eens zachter en meer bedaard: Ik geloof vrijheid te hebben dien vooreerst op den achtergrond te laten.
De jonkvrouw antwoordde niet dan door zijn arm te nemen. De duena en de pater bleven volgen, maar op zeer bescheiden afstand.
Na eene wijle zwijgens, begon don Emmanuel:
- Don Christin heeft mij gezegd, dat gij beloofd hebt, het feest bij te wonen, dat ik zal moeten geven.
- Moeten! don Emmanuel? En wie dwingt u hierin? Althans niet ik.... die er van hooren moest, toen het beraamd was....
- Don Christin en de senora Marina hadden mij de belofte afgedwongen, eer ik er rijpelijk over kon nadenken. Later zijn er nog menigte van moeilijkheden opgekomen, dan.... ik hoop die te vereffenen.
- Ik heb geen lust meer in dat feest.... Marina, die het opdwingt!.... sprak Lavinia spijtig.
- Doch waarvan donna Lavinia de eere zal hebben, zoo zij die wil aannemen. Luister, er werd eene zwarigheid geopperd, die gansch niet zonder grond was. Hoewel mijn huis ingericht is op zoo goeden voet als in den vreemde mogelijk kan zijn, is het toch altijd dat van een ongehuwd man, en geene dame van qualiteit, veel min de gemalinnen en verwanten van wie monarchen en mogendheden representeeren, kunnen gevoegelijk aan mijn huis ten bezoek komen.
- Dat heeft de dwaze Franschman uitgevonden, viel Lavinia in.
- Uit den mond der dwazen hoort men soms waarheden,
| |
| |
waarmede het goed is winste te doen.... hernam don Emmanuel, die nooit den ernst en de deftigheid van zijn karakter verloochende. Zoo doe ik. En daar ik, aan de verzamelde diplomatie een feest biedende, er ook natuurlijk aan hecht, dat men komt, dat het opgeluisterd worde door al wat daar schoons en minnelijks en aanzienlijks is onder onze dames, zal ik donna Anna de los Balbases verzoeken, haar huis te leenen tot ontvangst mijner gasten, terwijl het door mij wordt aangeboden als eene hulde aan hare jongste dochter... in wier naam de uitnoodigingen zullen gedaan worden....
- En die dus het recht heeft, uitnoodigingen te zenden aan wie zij wil? viel Lavinia in met levendigheid.
- Zonder eenigen twijfel.
- Dat neme ik aan, Monsenor! - o voorwaar dat neme ik aan; riep zij vroolijk. En wees zeker.... voegde zij er bij met kinderlijke schalkheid en dartelheid, wees er zeker van, dat ik don Emmanuel ga uitnoodigen, en den Graaf van Fuentes verbiede in eenige andere hoedanigheid op mijn feest te komen...
- Daar rekent hij op, hernam deze even glimlachende; want de zaak heeft van begin aan geen anderen vorm gehad, dan dien eener galanterie van don Emmanuel aan de dames der diplomatie; en hiermede geloove ik, dat zoowel de diplomatische als de particuliere moeilijkheden ter zijde zijn gezet. Voor het oogenblik slechts... en geen van beide zijn daarmede overwonnen, vervolgde hij met een zucht. Uwe ontvangst van dezen ochtend, senora, bewees mij onder anderen, hoe verre wij nog af zijn van den vrede....
- Het bevreemdt mij, dat die ontvangst u heeft bedroefd.... en nog meer, dat zij u heeft verwonderd; zeide de jonge dame op zoo vasten, fieren en verwijtenden toon, dat don Emmanuel daardoor smartelijk getroffen werd. Er klonk diepe weemoed in zijne stem, toen hij antwoordde:
- Lavinia! gij doet mij grootelijks onrecht. Maar ons gesprek over dit onderwerp kan niet voortgezet worden te midden van al deze wandelaars en hunne nieuwsgierige blikken.... toch is het noodig, dat wij het vervolgen. Vergun mij u naar uwe koets te geleiden: wij zijn daar vrijer dan hier, en niemand kan het
| |
| |
vreemd vinden, dat de Graaf de Fuentes een rijtoertje doet met eene der dames van de Spaansche ambassade.
Dat was ook zoo; niemand kon het vreemd vinden - en donna Marina zelve zou het goedkeurend vernemen, en er uit besluiten, dat de Graaf een beter onderhandelaar was dan hij scheen.... alleen, zoo zij geluisterd had waartoe men onderhandelde... Wij zullen dat voorrecht hebben, de duena en de fra ook. Maar de eerste, van de wieg aan de onafscheidelijke geleidster van hare zieledochter, - als de sterkgekleurde Spaansche uitdrukking is voor een bemind voedsterkind - was zóó goed in al hare geheimen ingewijd, dat zij niets nieuws meer kon vernemen; en daarbij, hare senora trouw in nood en dood, en zoo het zijn moest, tot misdaad toe. De fra kreeg zijne plaats op het uiterste einde der bank, in een rijtuig dat zich niet op veeren bewoog en dat ten minste acht personen kon plaatsen in verschillende richting. Het verstaan zou hem dus moeilijk vallen, en het geregeld volgen van een gesprek onmogelijk; daarbij was het een goede eenvoudige monnik, die zeer blijde was eenig vertrouwen te genieten, en die de rust te lief had, om voor meer te willen gelden. Ook nam hij deze gelegenheid waar, om zijn breviaar op te zeggen, en daarna in de zoetheden van een sluimer in de schemering de ondervondene moeiten van den dag te vergeten.
De Graaf en de senora, tegenover elkaâr gezeten, en zachtelijk heengevoerd door de schilderachtige Nijmeesche omstreken, hadden nu hun belangrijk onderhoud voortgezet, of liever aangevangen; want wij moeten bekennen, dat het was op gansch anderen toon, dan dien ze zooeven voerden. Tranen althans blonken er in de oogen der fiere en ietwat bitse Lavinia, en hare stem zelve getuigde er van, toen zij zeide:
- Emmanuel! nog een verwijt van u, na de teleurstelling van dezen morgen? Raadt gij dan niet, met welke kloppingen des harten ik uw antwoord wachtte, na mijn schrijven met fra Illorenz. En wat was dat antwoord? Een mondeling aan den fra, dat gij gewacht werdt bij den Markies de los Balbases, en dat gij komen zoudt....
- Ik kwam, Lavinia! hernam hij met iets als verwijt.... maar....
| |
| |
- Ja, gij kwaamt, viel zij in, maar hoe? Als ambassadeur, als Graaf Fuentes, als.... als de vertegenwoordiger van den Markies de Quitana!....
Ieder dezer titels werd met sterker klem van bitterheid uitgesproken.
- Mijne duena, die uwe komst had bespied, die u had opgewacht, nadat gij het kabinet van don Paolo verlaten hadt, met de zekerheid dat gij, als ik, de noodzakelijkheid van een onderhoud moest gevoelen, en die u tot mij wilde geleiden, werd niet eens aangehoord; - dus haastte zich Monsenor om de zaal binnen te treden, waar hij representeeren moest....
- Maar Lavinia, bedenk toch, dit moest zijn; ik had er u van verwittigd, of.... heeft fra Illorenz u niet.... ook een biljet van mij overgebracht?
- Ja werkelijk, een paar regels, waarin gij mij badt, dat ik mij nooit weder bedienen mocht van de tusschenkomst der personen van ons huis, en kennis gaaft, dat gij mij hooptet te zien.... in het salon tegenover Marina.... om van geene anderen te spreken.
- Dit moest nu zoo zijn, Lavinia. Ik moest den Markies, uw vader, onderhouden over zaken. Ik moest hem spreken over de belangen van den Markies de Quitana. Ik moest die aandringen; ik moest hem de middelen aan de hand geven, ze u voor te dragen, op zulke wijze als u meer welgevallig kon zijn.... Neen, hef uwe oogen niet op, als pleegde ik onrecht tegen u; verbijt niet uwe lippen met zulken spijt.... dat moest zijn, en het is geweest. De Markies wilde toen, dat ik zelf tot u zou gaan, met u spreken.... toen reeds, over dat onderwerp. Ik had daartoe geen moed, wetende hoe weinig gij voorbereid waart. Maar ik mocht deze vrijheid niet aannemen voor mij zelven. Ik mocht deze gelegenheid niet aangrijpen in mijn belang. Ik mocht niet aanvangen met zulke trouweloosheid. Ik kan ongelukkig worden, Lavinia, maar ik kan geen opzettelijk verraad plegen aan de vriendschap - aan mijn plicht.
- En was dat dan ook geen verraad tegen mij, deze teleurstelling, deze krenking?
- Hadt gij aan dit gevoel van gekrenktheid niet toegegeven en mijne hulde aangenomen, ik had u toen reeds woorden van
| |
| |
troost en van bemoediging kunnen toespreken, die ik geene ontrouw achtte tegen wie ook. Neen, gij wildet mij niet aanhooren, gij verdreeft uw zieleleed door scherts en lossen kout.
- Wees dankbaar, dat ik het op mij zelve vermocht, Emmanuel!... of zou eene uitbarsting u liever zijn geweest?
- Altijd uitersten, arme Lavinia! sprak hij op een toon van zacht verwijt.
- Kon dat anders? hernam zij; na een lot als het mijne, met een karakter als het mijne, als men geleden heeft zooals ik, als het hart wordt verengd en als toegeschroefd van wanhoop, juist waar het zich openen ging voor de indrukken van liefde, van geluk... Zie, don Emmanuel, zoo daar ooit blaam op mij moge vallen, dat ik, dochter van een Spaanschen grande, tot listen mijne toevlucht neem, die beter zouden passen aan eene Fransche intrigante, zoo is het aan hen, om te blozen, die mij tot zulke wegen dwongen.
- Ben ik het, wien ge treffen wilt met dit verwijt? vroeg hij wat verwonderd.
- Wijs dit zelf uit, hernam zij. Alleen, vergun mij even in uw geheugen terug te roepen, hetgeen er is voor gevallen... Het schijnt u ietwat ontdacht....
Het was weêr de vroegere pijnlijk bittere toon, waarop zij dit zeide.
Hij zuchtte, boog het hoofd toestemmend, met de berusting van wie weet, dat tegenstand niet baten zal.
Zij hervatte met eene poging om kalmer te spreken:
- Gij weet, hoe gij mij vondt in het huis der stiftdames van St. Ursule, waar men mij geplaatst had toen mijn vader zijne ambassade bij het Oostenrijksche hof had aanvaard, totdat ik den leeftijd zou bereikt hebben om aan het keizerlijk hof voorgesteld te worden en mijne intrede te doen in de wereld. Dit was een maatregel, dien mijne zeer voorzienige zuster Marina had doorgedreven, overtuigd als zij het bij ondervinding was, hoe weinig eene opvoeding in den schoot der familie, onder het oog eener zachte en liefhebbende moeder, het karakter vormt tot die buigzaamheid, waarvan zij oordeelde, dat ik voorraad moest opdoen, bij de plannen die men met mij had... en die zij voor zich nooit heeft behoeven te oefenen. - Uitgenomen zekere smartelijke overwegingen en het gemis mijner
| |
| |
lievenswaardige moeder, was ik niet ongelukkig in dat huis, tot aan mijn vijftiende jaar, totdat gij kwaamt om mij het eenige te ontnemen, wat men mij had willen laten.... mijne rust.
- Wees billijk, Lavinia! viel hij in, en erken, dat zoo ooit iets onwillekeurig was, dit gezegd kan worden van mijne komst in het stift van St. Ursule.
- Ja, gij hebt gelijk, het was niet uwe schuld, dat sterke sneeuwjacht den heirweg onbruikbaar maakte, die u naar Weenen moest voeren; dat ge ondanks die hindernissen uw tocht wildet vervolgen, om er niets bij te winnen, dan eene wonde aan den arm en een verbrijzeld rijtuig; dat ge toen gevolg en equipage in de armelijke dorpsherberg moest laten, waar het nauwelijks geplaatst kon worden, en u zelf om hulp en herberg moest aanmelden aan het eenige adellijke huis in de nabijheid, het stiftsgebouw der Urselinen. Beide vondt gij er.... met de meeste onbekrompenheid; men had er de gewoonte, gewonden en zieken te verplegen. Men had er een vleugel van het huis afgezonderd, om voorname gasten te ontvangen, die bij doorreize hier moesten vertoeven, en zich niet goed konden schikken in eene pachthoeve of herberg. De gewoonte zelfs van het keizerlijk gezin, om zich hier eenige dagen in afzondering voor te bereiden tot de viering van hooge kerkfeesten; de kostbare giften, die er na zulk verblijf in zilver, in behangsels, in tapijten en porcelein, ten dank voor die gastvrijheid werden aangeboden door die hooge personaadjen, maakten dat men uwe komst als iets zeer gewoons beschouwde, en dat gij uw verblijf verlengen kondt zooveel gij het noodig dacht, zonder ongelegenheid te geven of bevreemding te wekken. Ik spreek hier alleen van de anderen, niet van mij zelve; want voor mij waart gij eene verschijning, die... die.... Maar genoeg, het was voor mij een nieuw leven, het leven des gevoels en des harten, dat er ontwaakte. - Het was, als gij denken kunt, niet de gewoonte, dat men de gasten, zelfs niet de vrouwelijke, liet verplegen of dienen door de pensionaires of door de novices; alleen aan de oudste en beproefde stiftdochters was die gevaarlijke taak toevertrouwd. Maar ongelukkig merkte men op, dat gij een Spanjaard waart, dat gij u volstrekt niet wist uit te drukken in de Duitsche taal - en de zusters verstonden geen
Spaansch. Men
| |
| |
vond u daarbij zwaarmoedig, kwijnende, kennelijk lijdende door gebrek aan gezelschap en verstrooiing. Men overwoog, dat ik de eenige Spaansche was onder alle jonkvrouwen; men kon zich niet voorstellen, dat een Graaf de Fuentes, een grande van Spanje, zich de moeite zou geven, om met een jong onnoozel kind te schertsen.... en het was aan mij, dat men den gevaarlijksten, maar toch den zoetsten aller plichten oplegde, met u samen te zijn, en u afleiding te geven.
- Scherts!... Lavinia, Lavinia! Hoe kunt gij de diepste, reinste en ernstigste liefde, die ooit een man voor eene vrouw heeft gevoeld, door zulk een woord beschimpen.... scherts?
- De stiftdames in haar eenvoud konden nog veel minder denken aan ernst, Monsenor! Zij konden niet weten, hoe juist dat ontzachelijk verschil van toestand, van leeftijd, van levensbeschouwing en van karakter, dat ons op zoo onmetelijken afstand van elkander plaatste, mij tot u aantrok, en in u voor mij eene genegenheid deed ontstaan, die....
- Die ik in het eerst eene vaderlijke, eene broederlijke geloofde, totdat mij, in het oogenblik dat ik aan scheiden dacht, plotseling als een licht opging over mij zelven, en ik al de diepte en al den gloed van eene teederheid begreep, die tot heftigen hartstocht was gestegen, en de roekelooze onvoorzichtigheid had, u dit te bekennen. Mijne schuld is groot, Lavinia! daardoor groot, ik weet het, maar toch....
- Neen, Emmanuel! laat u dit geen zelfverwijt zijn. Zoo gij schuld hebt tegen mij, zij ligt niet hier. Hoe kondt gij weten, dat eene vijftienjarige jonkvrouw, die gij ontmoet in een kloosterverblijf waar zich hare opvoeding voltooide, niet meer vrij zoude zijn om over haar hart te beschikken; dat anderen haar reeds met de engste banden hadden omsnoerd, voordat zij begrip kon hebben van hunne waarde, van hunne kracht. Wat u aangaat, gij waart vrij, volkomen vrij in alles wat gij zoudt besluiten over uwe eigene toekomst. De plaats, waar gij mij vondt, verzekerde u reeds vanzelve, dat ik van goede, edele geboorte was; gij wist, dat gij door betrekkingen, door fortuin, door rang ieder Kastiliaansch geslacht als schoonzoon eeren zoudt, en zooras gij de bekentenis hadt verstaan mijner wederliefde, spraakt gij het woord huwelijk uit.
| |
| |
- En de gebenedijde Moeder onzes Heilands weet, met hoe vast besluit en met hoe oprecht een voornemen, hernam hij met een diepen, doffen zucht. Ik, die altijd het leven als iets ernstigs had opgevat, - ik, die nooit als anderen met het heiligste en reinste gevoel, dat het leven geeft, het gevoel des harten, een spel heb kunnen drijven, dat sommigen spelen ter wille van iederen voorbijgaanden indruk, - ik, die niet zooals anderen, gewoon was mijn hart te leenen voor eene poos, ter voldoening van iedere luim, maar die het wenschte te geven ééns slechts en dan voor altijd, - ik, die eene waardige moeder had gehad, ik zocht geene minnares, ik wilde eene gemalin ontmoeten. Uwe jeugd, uwe teederheid, de geheele overgave uwer vurig liefhebbende ziel, dit alles, meer dan uwe schoonheid, overtuigde mij, dat ik die vinden zou in u. Ik vroeg naar niets anders, niet naar gelijkheid van fortuin, van afkomst, van leeftijd; ik vroeg slechts naar den naam uwer ouders, ten einde aanzoek te doen om uwe hand.
- Eene vraag, die voor iedere andere natuurlijk had moeten zijn, en verblijdend zelfs, maar die mij overstelpte met onrust, rouwe en zieleangst. Wat ik verzwegen had zonder opzet, zonder overweging van wat dit zwijgen u en mij konde zijn, - terwijl ik mij gansch verdiepte en als verloor in een zoeten droom, die mij verleden en toekomst beide omhulde, - tooverde die vraag mij op eens, als met vlammend schrift, voor mijn oog als iets onherroepelijks. Men had mij in 't ouderlijk huis als kind reeds verloofd aan den Markies de Quitana, en, had ik er voormaals al niet veel aan gedacht, in den laatsten tijd had ik het vergeten.
- Vergeten of verzwegen, Lavinia? hernam hij zacht, doch op een toon van smartelijk verwijt.
- Ware het laatste geweest uit groote liefde voor u, zijt gij het dan, die het mij moet wijten? hernam zij. Doch neen, neen, ik verzweeg het niet, niet met opzet. Willens had ik het verbannen uit mijne gedachten; niets was er, dat het mij herinnerde.... Of zoo mijne woorden u niet meer geloofwaardig zijn, herinner u, hoe ik het uitstortte, op eens, plotseling, zonder overleg, in hetzelfde oogenblik van schrikwekkend herdenken, dat het tot mij kwam.
| |
| |
- Dat is waar, Lavinia! gij krompt ineen onder eene huivering, toen ik sprak van hetgeen iedere jonkvrouw ruste moest geven, als een man haar van liefde heeft gesproken. En nog klinken ze mij in de ooren, die doffe snikken, waaronder gij uitbracht: Mijn vader is de Markies de los Balbases, - en ik ben toegezegd aan den Markies de Quitana!....
- En nog snerpt mij de toon in de ooren van dat vreeselijk en onbarmhartig woord, dat gij toen uittet: ‘Dan zijn wij gescheiden!’
- Kon ik, mocht ik anders spreken? - de toegezegde bruid van een ander te beminnen en hare liefde gewonnen te hebben, was reeds te veel voor eene ziel als de mijne. Maar toch hadden daar overwegingen kunnen zijn, die het mij denkbaar maakten, mij nog te stellen op de rij der mededingers nevens den bruidegom. Dergelijke ontwerpen ziet men soms verbroken door den enkelen wil van de familiën, die ze opgevat hebben, zonderdat de eigenlijke belanghebbenden daarin worden geraadpleegd; - verandering van betrekkingen of verschil van politieke denkwijze, wat al niet, verbreken ze vóór de voltrekking! En dat kon ook hier gebeurd zijn, zonderdat men het u nog had medegedeeld... Of wel eene partij bood zich aan, die nog grootere uitzichten had, en gansch onbaatzuchtige voorstellen wist te doen... Tegenover een vreemde, tegenover ieder ander dan den Markies de Quitana, had ik althans niet terstond allen moed verloren. Maar tegen dezen, juist dezen, die mijn boezemvriend was, het verraad verder voortzetten, dat ik onbewust had aangevangen, dit mocht ik niet, dit kon ik niet.... dus mocht ik hem niet zijne vriendschap vergelden.
- En hoe dan hebt gij mij mijne liefde vergolden? Medelijden hadt gij met den vriend, die toch niet in het harte kon gekrenkt zijn, ware het ook in zijn recht. Zonder barmhartigheid waart gij voor de schreiende geliefde, die gij uit hare ruste, uit hare kalmte had wakker geschud, en van wie gij wegvloodt als van eene booze tooveres, zonder een woord van troost of van hoop.
- Ik moest vluchten, Lavinia! ik moest het, geloof mij. En zoo ik het deed op eene wijze, die u krenkte en griefde, was het, omdat ik in de eerste ontzetting over de ontdekking nauwe- | |
| |
lijks wist wat ik deed, en maar een enkel vast denkbeeld mij vervulde... dat haastige scheiding mijn eerste plicht was. Later vreesde ik uw hartstocht op te wekken door herinnering; - uwe groote jeugd, de weinige deernis, die ik u had kunnen toonen, de schijn van koelheid en ondankbaarheid voor uwe liefde, waaraan ik mij prijs gaf, zouden, meende ik, bij u samenwerken tot de genezing eener wonde, die ik hoopte, dat minder diep zoude zijn, dan ik de mijne wist.
- En kondet gij dan niet raden, dat gij het tegendeel hebt uitgewerkt van hetgeen gij bedoeldet, met die koele edelmoedigheid; welke helsche furiën gij opwektet in mijn jeugdig gemoed; welke radelooze naijver mij beving tegen dien vriend, die meer geliefd was dan ik zelve, aan wien gij mij offerdet, en voor wiens geluk gij het mijne veil hadt? - O, indien niet reeds het besluit, om dien man te haten, sinds lang in mij was gerijpt zou dat alleen het reeds in mij hebben opgewekt: - en helaas, helaas, spijt uwe koelheid, ja door die koelheid zelve, nam mijn hartstocht toe in gloed. Hoe ik van toen aan er tegen geworsteld heb in dat stille verblijf, waar eentonige kalmte mij omgaf, en uiterlijke vormen van godsdienst mijne eenige afleiding waren... Dit u te beschrijven, Emmanuel, nu gij daar tegenover mij zit en mij aanhoort met ongeduld, met koelheid veellicht....
- Niet dus luister ik, Lavinia, gij weet het..., maar toch, zwijg het; het wekt uw gevoel te sterk op, en meer dan ik hoorde, is mij niet noodig, om te weten hoe gij geleden hebt, en om overtuiging te erlangen van mijne schuld tegen u, die grooter is, dan ik ooit zal kunnen goedmaken. Maar troost en vergelding moge het u zijn, te hooren, dat ook ik geleden heb als gij... schoon op andere wijze. Denk slechts; - wel had ik plotseling het gastvrije verblijf der stiftdames verlaten, tot groote verwondering en ergernis der goede gastvrouwen; maar toch was het mij niet mogelijk verder te komen dan het dorp. De dooi was ingevallen, en de wegen nog meer onbruikbaar dan voorheen. Ik was verplicht, nog eene wijle in het diepste geheim mij op te houden in de jammerlijke herberg, zonder mij te durven vertoonen. U zoo nabij, en toch zoo verre!... Na een heftigen kamp met mij zelven tot rijp beraad gekomen, achtte ik het geoorloofd, eene enkele poging te wagen om onze her- | |
| |
eeniging mogelijk te maken. Ik had overwogen, dat de Markies u niet kende, u niet kon liefhebben; dat deze verbintenis zoowel buiten zijn wil was beraamd, als buiten den uwen, door de beide familiën. Ik kende hem; zijn karakter is een ander dan het mijne. Hij neemt het leven anders op, ziet het niet met zulken ernst, en vermaakt zich met zijne jeugd. Ik had hem zelfs wel eens met zekeren spijt hooren spreken over het gemis zijner vrijheid in de keuze eener gemalin. Veellicht zou het afstaan van zijn recht op uwe hand hem alleen een offer zijn van de zijde der fortuin.
- O wat dat betreft, glimlachte Lavinia, mijn bruidsschat is betrekkelijk gering. Marina is de oudste dochter; men heeft veel moeten doen, om haar huwelijk met den schatrijken Hertog de San-Pietro mogelijk te maken; en de goederen van den Markies de los Balbases komen op mijn broeder, den Markies van Sesto.
- Don Fernando de Quitana is niet geldgierig, ik weet dit; maar de oude President van Kastilië kon verwachtingen hebben gebouwd op die verbintenis: daarom moest ik dezen aannemelijke voorstellen doen, en ik deed ze....
- Gij deedt ze, riep Lavinia verheugd. En de uitkomst?
Don Emmanuel zuchtte.
- Mijn schrijven aan don Fernando en aan den President kon niet verzonden worden van uit het kleine dorp. Ik moest wachten totdat ik te Weenen kwam; ter verzending moest ik mij wenden tot de Spaansche ambassade. Toen ik mij daar aanmeldde, werd mij een pakket overreikt... behalve depeches en familiebrieven, bevatte het een schrijven van don Fernando... en zonderling, voor het eerst van zijn leven noemde hij u, sprak van de uitzichten, die dit huwelijk voor hem opende, onderstelde uwe opvoeding nu welhaast voltooid, en gewaagde van zijn besluit, om voortaan zijn geluk en zijne rust te zoeken in het huiselijk leven. Toen, - gij begrijpt het, Lavinia! - toen kon ik mijn brief niet afzenden.
Zij zweeg; zij kon niet toestemmen uit de volheid des harten, en zij voelde tevens, dat zij niet mocht afkeuren.
- De bevelen van de Koningin-moeder dwongen mij tot een verblijf te Weenen... eene soort van eervolle ballingschap, die zij meer dan één vriend van don Jan oplegde ten tijde harer
| |
| |
macht. Maar ik bleef er met een beklemd gemoed. De Markiezin de los Balbases had mij gezegd, dat zij met het Paaschfeest hare dochter bij zich terugwachtte, om haar de wereld in te leiden. Gij kwaamt terug, Lavinia! ik zag u weder....
- Wel ondanks u zelven, viel zij in. Gij ontvluchttet en vermeedt mij, zooveel gij kondt; maar uw rang, uwe betrekking dwongen u, in de hofkringen, in de gezelschapszalen te verschijnen, waar ik mijne intrede deed.
- Schooner waart gij, en bevalliger dan ooit; vervolgde hij; want fijne, smaakvolle pracht stelde uwe bekoorlijkheden in een nieuw, in een voller licht voor mijn oog; - en de vrijheid, die gij plotseling genoot, de nieuwheid der omgeving, en de vermaken, voor u vreemd genoeg om nog vermaken te zijn, gaven u eene levendigheid, eene schalkheid, die ik somwijlen omneveld zag door dien weemoed, waarvan ik de oorzaak maar al te wel doorgrondde; en de overtuiging, dat ik het was, die u dit leed te dragen gaf, te midden uwer eerste en blijde jeugd, vertienvoudigde mijn lijden, mijne zelfbeschuldiging... en helaas, ook mijn schuldigen hartstocht. Toch hield ik mij lang van u verwijderd, hoe sterker ik mij tot u voelde getrokken; maar welhaast omgaf u een kring van bewonderaars, van vleiers, van.... aanbidders als men ze noemt, en....
- De ijverzucht deed, wat de liefde niet had kunnen doen: zij bracht u aan mijne zijde.
- Neen, hernam hij met adel, neen, Lavinia! dat was het niet. Ik kende u; ik vreesde, dat de innerlijke wanhoop, die mij toeklonk uit uw vroolijksten en luidsten lach, toch u vervoeren mocht, om in het gevaarlijk spel der coquetterie eene afleiding, eene verstrooiing te zoeken. Ik misleidde mij zelven veellicht; maar, naar mijn helderst bewustzijn, was het niet uit zelfzucht, niet uit den eigenbaat der jaloezie, maar om uwentwil was het, dat ik mij naast u stelde als een beschermer, als een gids, hoewel ik wist, dat ik u zóó... mishagen moest. Het was... om don Fernando, die mij van tijd tot tijd berichten vroeg van u, en van wien ik hoopte, dat hij u eenmaal zou wenschen om u zelve.
De senora stampte met den voet van drift en ongeduld, terwijl zij inviel:
| |
| |
- Maar don Emmanuel, herinner u, dat gij die edelmoedige rol toch niet volhieldt ten einde toe!
- Gij hebt gelijk, Lavinia! en ziedaar mijne groote schuld, mijne misdaad, als ik die zwakheid noemen moet... Ja, het is zoo, in een oogenblik van zelfvergeten liet ik opnieuw mijn hart spreken. Gij hoordet... vergiffenis sprak uit uw blik, uit uw antwoord. Ik kon die goedheid, die blijde verrassing, die liefde, die ik opnieuw had opgewekt, niet teleurstellen; ze spanden samen met mijn vurigsten wensch, - en onder de heerschappij van deze gewaarwordingen deed ik u eene gelofte; ik zou beproeven u vrij te maken van de kluisters, waarmede men u dreigde.
- En hoe hebt gij die gelofte gehouden, Monsenor? viel zij in, met stijgende bitterheid. Van toen aan vermeedt gij mij opnieuw, wij wisselden nooit meer een vertrouwelijk woord. In onzen familiekring zelfs zag men u nooit... schoon gij als landgenoot van denzelfden rang dat voorrecht hadt kunnen vorderen. Gelukkig voor mij duurde de foltering niet lang. De Markies de los Balbases, die reeds de benoeming had als ambassadeur bij de vredesonderhandelingen, moest zich nu naar zijn post begeven. Hij wilde echter, dat zijn gezin hem naar Nijmegen zoude vooruitreizen, opdat hij later, met klein gevolg en geheel in stilte, zijne intrede kon doen. Zoo leefde ik dan hier, aarzelende tusschen hoop en vrees, maar toch in vertrouwen op u, in geloof aan uwe liefde, aan uwe beloften, aan uw moed en uw invloed. Zoo verloopt meer dan een jaar; ik hoor niets van u, maar ik word op eens verrast door het gerucht, dat de Graaf de Fuentes te Nijmegen wordt gewacht. Hij komt werkelijk; hoop en blijdschap vervullen mijn hart. Hij is om mij gekomen, zegt mij mijne innigste overtuiging. Inderdaad, dat is zoo; hij is niet enkel hier met eene zending van don Jan van Oostenrijk, met een diploma van den Koning van Spanje; hij is hier ook... als vertegenwoordiger van don Fernando de Quitana, en hij heeft eene volmacht, om mij te huwen... in diens naam.
De stem der senora, anders zoo liefelijk, zoo welluidend, was nu dof en bijna heesch, onder den invloed der smartelijke gewaarwordingen, die haar vervulden. Zij zweeg eene wijle; toen hervatte zij met nog scherper toon van verwijt:
| |
| |
- Een oogenblik dacht ik aan eene list, die de liefde u had ingegeven; - ik wachtte van u te hooren, dat gij deze opdracht slechts hadt aangenomen, om haar met te meer zekerheid te verijdelen.
Don Emmanuel maakte eene beweging van bevreemding en afschrik, maar hij zweeg.
- Neen, Monsenor! hervatte zij met levendigheid en ietwat ironie; ik weet wel, dat uwe deugd, uwe edelmoedigheid zelfs zulke gedachte niet heeft kunnen opvatten... hoeveel te minder dus uitvoeren; en dat alleen eene vertwijfelde ziel, als de mijne, zulke ingevingen kon hebben. Ook heeft de stipte trouw, waarmede gij alle uwe verplichtingen vervult, de vaste wil, waarmede gij tot hiertoe elke toenadering tusschen ons hebt vermeden, mij wel spoedig van die dwaze inbeelding genezen... Ook wees gerust; ik heb alle bitterheid der teleurstelling druppel voor druppel gesmaakt... en zoo ik nog de zwakheid had, u te schrijven en opheldering te vragen van eene handelwijze, waarop ik van u had moeten verdacht zijn, het was alleen, om niet blindelings eene zielegrootheid en eene zelfverloochening te bewonderen, die zeker verdienen in hare volle grootte gekend en gewaardeerd te worden...
- Ik smeek u, Lavinia, ga niet voort op dezen toon, die u zelve niet meer pijnigt, dan mij het hooren! Gij zelve denkt anders dan gij wel spreekt. Schoon ik het wete en voele, hoe ik u moet gekrenkt hebben, en hoeveel beschuldigingen in u moesten opkomen tegen mij bij zoo langdurige en zware proeven, als waarop ik uw vertrouwen, uw geloof aan mij heb gesteld... toch, het moest zoo zijn, Lavinia, het kon niet anders. Tot hiertoe had ik noch het recht, noch de gelegenheid u de waarheid te doen kennen, die u zal doen zien, door welken zonderlingen samenloop van omstandigheden en strijd van plichten ik gedwongen werd, te handelen als ik doe. - Na uwe afreize van Weenen had ik werkelijk aan den Markies de Quitana geschreven en hem alles geopenbaard... onze ontmoeting, onze liefde... en ik gevoelde meer dan ooit vrijheid om het te doen, zelfs buiten de belofte aan u. Vergun mij tot later die redenen te verzwijgen; zij spraken voor onzer beider wensch, dit zij u genoeg! De
| |
| |
correspondentie tusschen Oostenrijk en Spanje gaat niet snel, ditmaal vooral door den oorlog in de Spaansche Nederlanden; maar toch zoovele maanden waren er verloopen; ik ontvang geen antwoord, ik begin te vreezen, dat mijn brief verloren is geraakt. Intusschen valt de groote omwenteling in het paleis voor, die de Koningin-moeder verbant, het geheele kabinet omverwerpt, en don Jan van Oostenrijk aan het hoofd der zaken plaatst. Snel daarop ontvang ik berichten uit Spanje, van don Jan zelf de minzaamste toezegging en de belofte zijner gunst, tegelijk met den last om naar Nederland te reizen en met den Markies de los Balbases samen te werken bij de vredesonderhandelingen... en tegelijk de verzekering, dat hij het huwelijksontwerp van den President van Kastilië voor diens zoon, den Markies de Quitana, met de dochter van den Markies de los Balbases volkomen goedkeurt... mij de vrijheid gevende, om de eere aan te nemen, de bruid in den naam van haar bruidegom te trouwen... waarvoor de President van Kastilië procuratie zendt. Een schrijven van don Fernando was er bijgevoegd, dat mij bewijst, hoe hij onkundig is gebleven van mijn vroegeren brief. Denk slechts; - na alles wat ik hem schreef, dringt hij aan op mijne tusschenkomst om dit huwelijk schielijk te sluiten. Hij grondt dien eisch op onze oude vriendschap, op mijne kennis van uw karakter... Met één woord, zoo de Markies mij dus kon antwoorden op mijn schrijven, zou dat de bitterste en boosaardigste spot zijn geweest, en hij zelf daarenboven meer wankelmoedig en wisselziek van gemoed dan ik hem ooit had gekend. - Intusschen moest ik don Jan gehoorzamen, mij op mijn post begeven, den Markies de los Balbases spreken over het verlangen van den Prins, en den wensch van don Fernando... wilde ik eerlijk man zijn, met volstrekte verloochening van eigen belang en eigene wenschen. Daarom heb ik vóór dien tijd geen onderhoud met u gewild, Lavinia! opdat niet uw invloed mij
schokken zou in het volbrengen van zoo zwaar een plicht. Maar nu ik eens met don Paolo over dit onderwerp mij heb verklaard, weet hij, dat er nadere berichten uit Spanje moeten gewacht worden, eer wij verder gaan. Don Jan heeft mij lief als een zoon; met den meesten spoed heb ik hem alles medegedeeld, wat hij niet kon, en voormaals niet
| |
| |
behoefde te weten; wat mij verhinderde de eere, die mij was toegedacht door den President van Kastilië, aan te nemen. Zijn antwoord volgde zoo schielijk mogelijk, ik ontving het bij mijne aankomst te Nijmegen. Hij kon zijn vorstelijk woord niet terugnemen, maar hij had eene voorwaarde bedacht, die ten minste uitstel mogelijk maakte. De persoon, die uw gemaal zou vertegenwoordigen, moest gekozen zijn met uwe volle goedkeuring. Wel overtuigd dat gij die niet geven zoudt, heb ik den Markies de Quitana eene verklaring gevraagd van zijn laatste schrijven, in verhouding tot het mijne, waarvan ik hem nogmaals het noodigste mededeelde. Die brief zal langs den zekersten weg worden verzonden over Brussel naar Madrid, met de diplomatieke correspondentie van dom Ronquillo.
- Dom Ronquillo? hernam Lavinia met een glimlach. Zonderling... ik ook heb zijne tusschenkomst gevraagd ter bezorging van een brief, dien ik heb gericht aan den Markies de Quitana. De goede pater had de hoffelijkheid bij zijn afscheidsbezoek zich door mij te laten bewegen tot dien dienst.
- Welnu, zoo hebben wij beiden gedaan, wat in onze macht was, om onze scheiding, ons ongeluk te voorkomen, en toch niets meer dan wij mochten. Dus zal het zijn en blijven, totdat ons lot is beslist.
- En zoo die beslissing ongunstig ware, Emmanuel?
- Ik kan ongelukkig zijn, Lavinia! maar ik zal niet handelen tegen plicht. Gij zult het mij vergeven, niet waar?... en er vrede mede hebben...
Zij zuchtte, beet zich de lippen, zag hem aan met vlammenden blik, en antwoordde alleen:
- Wij zijn nog niet gedwongen, om tusschen uitersten eene keuze te doen; dan zult gij de mijne verstaan, Emmanuel... Maar zie, de donker is gevallen, wij zijn weder de stad genaderd, eindigde zij met aarzeling.
- Nog één woord voor wij scheiden. Ik zal morgen de Markiezin de los Balbases komen spreken over het feest... zoo gij dat goedvindt.
- Uitnemend! alleen beloof mij dit eene: doe den armen jongen Franschman geene moeite aan. De hoffelijkheid van d'Estrades zou u licht hiertoe willen verplichten; maar hij is
| |
| |
mijn beschermeling, en... ik zal hem wellicht noodig hebben.
- Wees gerust; het is beneden mij tegen een zulken wraak te nemen... Maar hoe, Lavinia! gij een vreemdeling noodig hebben? een anderen caballero dan mij? Gij weet toch, dat ik dit voor u zijn moet van nu aan.
- Tot diensten... die ik van u niet zou willen vragen, die iemand van onze natie mij niet zou durven verleenen, hernam zij met vastheid.
- Ik bid u, senora, begeef u toch niet in het warrige doolhof van intriges; - men doolt en men komt er niet uit, dan met schade, moeite, en soms met schande, oneer en verlies.
- Zij het in schade of in eere, dat is alles reeds door mij overwogen, don Emmanuel! maar het is te laat om terug te treden... Het eenige wat ik van u vraag, wat ik van u wacht, is - geene tegenwerking, en...
Zij waren nu de poort binnengereden. De duena scheen wat onrustig en wat geërgerd, dat don Emmanuel nog altijd bleef; zij maakte die opmerking fluisterend tegen hare senora; de fra zelfs werd wakker. Lavinia deed het rijtuig stilhouden, maar don Emmanuel zeide van meening te zijn, haar te begeleiden tot aan het huis van don Paolo: - daar nam hij een vluchtig afscheid.
Een persoon, dien men niet had opgemerkt, was te paard het rijtuig gevolgd: onze goede bekende, de chevalier Hippolyte de St.-Savornin.
|
|