‘Ja, ja,’ riepen de anderen vrij eenstemmig. ‘Wij zullen hem eene hulde brengen.’
‘Eene ovatie!’
‘Eene serenade!’
‘Nog dezen avond!’
‘Ik bid u, mijne heeren!’ riep Frits verschrikt. ‘Gij kent mijn oom: zulk eene demonstratie kan niet anders dan hem onaangenaam zijn, en ik.... die mij nu de verloofde mag noemen van zijne dochter......’
‘Welnu - dan geldt die tegelijk mejuffrouw uwe verloofde!’ spraken zij opgewonden.
‘Om 's Hemels wil, Luciaan! weer dat af,’ sprak Frits, die niet meer wist hoe hij dit zijn aanstaanden schoonvader zou sparen, ‘gij weet beter dan iemand, hoezeer mijn oom alle publiciteit haat.’
‘Integendeel, Frits, ik ben meer dan ooit van gevoelen, dat mijnheer uw oom, zooals hij gezegd heeft, zich zeer oprecht heeft gesteld aan het hoofd van den vooruitgang!’
En lachende nam hij Frits onder den arm, groette de overigen, en hoewel tegenstrevend moest deze volgen.
‘En was die stugge groote heer werkelijk zoo schielijk gereed om te voldoen aan het verlangen van mijn oom?’ vroeg Frits aan Luciaan.
‘Aan den inhoud van den brief, ja,’ verbeterde Luciaan, ‘want of die bepaald de wenschen van onzen Don Abbondio inhield, zou ik niet durven verzekeren; laat het u genoeg zijn, dat de Rodrigo terstond toegaf.’
‘Ik zou toch wel eens willen weten, door welk middel mijnheer Aelbrecht dien onoverwinnelijken man tot zulke concessies heeft gebracht.’
‘Mijn beste Frits, neem een raad van mij - vraag daar nooit naar, en doe geene poging om daar iets van te weten,’ antwoordde deze; ‘wees tevreden - dat gij de uitkomst geniet.’
Frits ging naar het huis van zijn oom, om zijne aanspraak op Eva's hand nu te laten gelden. Zij werd hem niet meer betwist, en zelfs toen hij Don Abbondio verwittigd had van de luidruchtige hulde die hem wachtte, waarschijnlijk nog dien eigen avond - vroeg deze van zijn aanstaanden schoonzoon reeds terstond den dienst, om hem te vertegenwoordigen.
‘Gij begrijpt, mijn jongen - ik zou toch altijd een beetje een gek figuur maken; het gouvernement doet zulke concessies toch nooit van goeder harte, en.... en.... ik ben niet voor zulke demonstraties.’