Aan den lezer.
De Heer thieme eigenaar geworden zijnde van mijn' ‘Alkmaarsche Wees’ en zijn Gezelschap, vond goed hem in zijne bevallige Guldens-editie op te nemen en verzocht van mij een woordje tot introductie voor hem bij het publiek, waarvoor hij in dezen nieuwen vorm moet verschijnen.
De Uitgever is van gevoelen, dat men een weeskind zoo maar niet zonder recommandatie de wijde wereld mag inzenden. Dat schijnt ook wel hard, maar..... wat zal ik ter zijner gunste zeggen? En zal mijne aanbeveling wel niet wat heel verdacht zijn? Liever dus dan hem te prijzen of voor te spreken, wil