Meyere, Victor de
Victor Carolus de Meyere, Vlaams dichter, prozaschrijver en volkskundige (Boom 13.4.1873 – Antwerpen 27.12.1938). De Meyere werkte aanvankelijk bij de griffie van het Antwerps gerechtshof en vervolgens als gemeenteambtenaar aldaar.
Als jong auteur behoorde hij tot de groep rond Emmanuel de Bom, redacteur van Van Nu en Straks (1893-1901), waarvan De Meyere medewerker werd. Hij was medeoprichter van de tijdschriften De Arbeid (1901-1903), Nieuwe Arbeid (1903-1904) en De Tijd (1913-1914).
De Meyere werd vooral belangrijk als volkskundige. Hij beijverde zich voor de totstandkoming van het Museum voor Folklore te Antwerpen, waarvan hij conservator werd. Zijn werk op dit terrein leverde het standaardwerk De Vlaamsche vertelschat (4 dln, 1925-1927) op en de monografie Vlaamsche volkskunst (1934).
Als dichter debuteerde De Meyere met Verzen (1894), een bundel stemmingspoëzie. Daarna volgden de bundels De avondgaarde (1904) en Het dorp (1904). Intussen had hij zich ook aan een toneeldrama in de geest van Hegenscheidts Stakadd gewaagd: Gunlaug en Helga (1899). Van zijn verhalen en romans zijn de bekendste De roode schavak (1909), De gekke hoeve (1919), Nonkel Daan (1921) en De beemdvliegen (1930). De meeste daarvan spelen in de Rupelstreek, vooral onder steenbakkers. Ze zijn geschreven in een volkse stijl.
De Meyere publiceerde over Prudens van Duyse en gaf diens gedichten uit in 1907. Die uitgave voorzag hij van een inleidend commentaar. In 1922 verscheen een door hem verzorgde uitgave van de gedichten van Pol de Mont onder de titel Zomervlammen.
Werk van De Meyere werd vertaald in het Engels, Frans, Duits en Zweeds.