Meijer, Jaap
Jakob Meijer, Nederlands dichter, joods historicus en essayist (Winschoten 18.11.1912 - Heemstede 9.7.1993).
Vader van Ischa Meijer. Jaap Meijer werd orthodox-joods opgevoed. Hij studeerde geschiedenis aan het Nederlandsch Israëlisch Seminarium en werkte daarna als leraar aan het Joods Lyceum in Amsterdam. Meijer speelde een rol in de zionistische jeugdbeweging. In 1941 promoveerde hij op Isaäc da Costa’s weg naar het christendom, bijdrage tot de geschiedenis der Joodse problematiek in Nederland. Deze joodse problematiek is steeds zijn werk als wetenschapper en essayist blijven beheersen.
Meijer overleefde met zijn gezin tijdens WOII het verblijf in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Na de oorlog verbleef hij met vrouw en kinderen enige tijd in Paramaribo, waar hij rabbijn was.
Na zijn terugkeer in Nederland schreef hij een groot aantal studies over joodse Nederlanders en over bekende Tachtigers, zoals Het levensverhaal van een vergetene. W.A. Paap 1856-1923 (1959) en de monografie Jacques Perk en Willem Kloos 1881 (1972). In 1961 verscheen het in opdracht geschreven opstel Het Jonas Daniël Meijerplein en in 1967 verscheen de biografie De zoon van een gazzen over het leven van Jacob Israël de Haan. In Waar wij ballingen zijn (1968) bundelde hij opstellen over joodse letterkundigen uit het Nederlandse taalgebied.
Onder het pseudoniem Saul van Messel begon Meijer poëzie in Kentering te publiceren die in snel tempo in 1967 en 1968 in een viertal bundels resulteerde: Zeer zeker en zeker zeer (1967), Mammoeth mijn muze (1968), Het beloofde land (1968) en Strelen om de stam (1968), de beide laatste bundels met als ondertitel ‘Joodse gedichten’. Meijer beschouwde deze poëzie als bevrijding uit het syndroom van zijn joodse verleden en tevens als een vorm van zelfverwerkelijking. Het is sterk anekdotische en eruptief geschreven poëzie. In 1971 verscheen Syndroom, een bundel joodse gedichten waarin hij zijn traumatische herinneringen aan de oorlog verwerkte. Daarna volgde nog een bundel doodspoëzie, Het eeuwige leven (1972).
In zijn (veelal in eigen beheer uitgegeven) studies over Nederlandse literatoren, de Perk-studiën (1975-1981) en De diaspora, een reeks alternatieve joodse cahiers (1976-1982) schrijft hij vooral als polemist. Zijn studie over J.K. Rensburg 1870-1943: een joodse graalzoeker (1976) bewerkte hij later voor de Engelbewaarder (6 (1981) 21).
Meijer schreef ook poëzie in het Groninger dialect, onder meer Vrouger of loater (1969), waarvoor hij in 1983 de literaire prijs van het Grunneger Bouk kreeg. Zijn latere Groninger gedichten verzamelde hij in Tougelieks (1987).