Meester, Johan de
Eliza Johannes de Meester, Nederlands prozaschrijver (Harderwijk 6.2.1860 – Utrecht 16.5.1931). De Meester was de zoon van een burgermeester in Harderwijk. Na het overlijden van zijn vader verhuisde het gezin naar Zeist waar hij op de kostschool van de Hernhutters les kreeg. In 1883 wordt De Meester journalist in Amsterdam waar hij lid wordt van Flanor en daar de jonge Tachtigers Kloos, Van Eeden, Verwey, Van der Goes en Van Deyssel leert kennen. Als journalist werkte hij er voor Het Rotterdamsch Nieuwsblad en De Amsterdammer. In 1886 vertrok hij naar Parijs als correspondent van Het Handelsblad. Na 1891 trad hij op als kunstredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daar kreeg hij de gelegenheid om de modernere stromingen in de literatuur aan de orde te stellen. Van 1903 tot 1908 was De Meester lid van de redactie van De Nieuwe Gids en van 1908 tot 1927 van De Gids. In 1927 brak hij zijn werk voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant af vanwege zijn leeftijd.
In 1882 debuteerde De Meester met Kleingoed, schetsjes en silhouetten, een bundel korte verhalen waarin zijn jeugdervaringen en het Gelderse landschap een belangrijke rol vervullen. In zijn Parijse jaren leerde hij het werk van de naturalisten kennen en daar schreef hij zijn eerste grote roman Een huwelijk (1890) onder invloed van Zola. Even pessimistisch, vanwege de lotsbestemdheid van de mens zoals de naturalisten die zagen, zijn de Zeven vertellingen (1899). Later wordt zijn werk minder pessimistisch en zal hij de nadruk gaan leggen op de huichelachtige fatsoensnormen van de kleine burgerij zoals hij die in zijn Gelderse jeugd had leren kennen. In Geertje (1905), een roman in twee delen, beschrijft hij de lotgevallen van een buitenmeisje in Rotterdam dat in botsing komt met haar omgeving, maar haar eigen normen weet te handhaven. In de romans Louise van Breedevoort (2 dln, 1903) en De zonde in het deftige dorp (1912) rekent De Meester af met de calvinistische kleinburgerlijkheid en de arrogantie van de aristocratie zoals hij die in Harderwijk en Zeist had aangetroffen. In 1920 verscheen de roman Walmende lampen, in 1929 de roman Eva in 1930 gevolgd door Liefdetrouw.
In 1954 werden zijn korte verhalen opnieuw uitgegeven door J. de Meester Jr. onder de titel Allerlei mensen, met een inleiding van Victor E. van Vriesland. In 1982 verscheen een uitgave van De zonde in het deftige dorp samen met de oorspronkelijke recensie van F. Coenen.