Kuyle, Albert
Pseudoniem van Louis Maria Albertus Kuitenbrouwer, Nederlands dichter, prozaschrijver en journalist (Utrecht
27.2.1904 - Utrecht 4.3.1958). Kuyle werd in 1920 verslaggever bij het Utrechtse dagblad Het Centrum. In 1923
publiceerde hij zijn eerste gedichten in Het Getij en het katholieke maandblad Roeping. Samen met andere
katholieke jongeren als Jan Engelman en zijn broer Henk Kuitenbrouwer richtte hij het blad De Gemeenschap op
dat in 1925 voor het eerst verscheen. Het blad had als ondertitel Maandschrift voor Katholieke Reconstructie en
er werd met een jong-katholiek elan en met anti-democratische opvattingen een sterk hiërarchisch
maatschappijbeeld in uitgedragen. Kuyle was er redactiesecretaris en van 1928 tot 1932 tevens directeur van een
eraan gelieerde uitgeverij De Gemeenschap.
Na een conflict tussen Anton van Duinkerken, één van de vaste medewerkers van De Gemeenschap, en Albert
Kuyle over de koers van het blad, trad die laatste uit de redactie en richtte met enkele geestverwanten De Nieuwe
Gemeenschap (1934-1936) op. Kuyle kwam met zijn anti-democratische opvattingen meer en meer in fascistisch
vaarwater terecht. In de loop van 1936 sloot hij zich aan bij Zwart Front en werd adviseur en campagneleider van
Arnold Meijer. In het weekblad Zwart Front profileerde hij zich met zijn artikelen als een vertegenwoordiger van
de radicale vleugel van deze beweging.
Aan het einde van de jaren dertig werd Kuyle redacteur van de katholieke uitgeverij Het Spectrum. Tijdens WO
II was hij nog enige tijd propagandist van Nationaal Front en schreef hij bijdragen voor De Weg, het
Nederlandsch Dagblad en het door de bezetter gecontroleerde Algemeen Handelsblad. Kuyle weigerde echter lid
te worden van de Kultuurkamer en het Persgilde.
Aanvankelijk was Kuyle vooral actief als dichter. In 1924 verscheen zijn eerste bundel verzen onder de titel
Seinen. De gedichten daarin lijken vooral geschreven onder invloed van het expressionisme, waarvoor met name
Marsmans eerder verschenen Verzen model stonden. Maar in plaats van Marsmans kosmisch geïnspireerd
vitalisme is Kuyle's poëzie religieus gericht. Kuyle's tweede bundel, Songs of Kalua (1927), is minder
expressionistisch en veel eenvoudiger van opzet. De versificatie is traditioneler en de inhoud is ironisch of
speels. Later zou Kuyle's poëzie zich steeds verder van het aanvankelijk modernistisch expressionisme
verwijderen. De bundel IX Gedichten (1947) bevat uitsluitend sobere poëzie in een klassieke vormgeving.
Met zijn proza, vooral zijn kortere prozaschetsen, droeg Kuyle volgens Marsman en andere jonge tijdgenoten bij
aan de vernieuwing van het proza tussen beide wereldoorlogen. Zijn vroege proza heeft kenmerken van de
nieuwe zakelijkheid door het gebruik van technieken die aan de film zijn ontleend (montage, close-up, scenische
weergave). Voorbeelden daarvan zijn te vinden in de verhalenbundels Zeiltocht (1925), De bries (1929),
Weerlicht (1933) en Harmonika (1939).
Na WO II is de rol van Kuyle in de Nederlandse literatuur vrijwel uitgespeeld. Vanwege zijn collaboratie werd
hij door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en een
publicatieverbod. Ondanks dat heeft hij nog in tal van katholieke bladen gepubliceerd en schreef hij hoorspelen
voor de KRO. Veel van zijn geschriften verschenen onder verschillende pseudoniemen. Vanwege zijn
onveranderde rechtse houding raakte hij echter volledig geïsoleerd.
Literatuur: BNTL; BWN; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; G. Knuvelder, 'Katholieke kunst en Albert
Kuyle', in: Roeping 4 (1925) 1, p. 34-43; C. van Wessem, 'Kroniek van het proza', in: De Vrije Bladen 7 (1930),
p. 299-304; E. du Perron, 'Brieven van een zwaarmoedige auteur', in: Forum 1 (1932) 2, p. 127-138; H. van
Lieshout. Onze onevenwichtige jongeren (1933); A. van Duinkerken, 'Albert Kuyle', in: Twintig tijdgenoten.
Nederlandsch proza na 1930 (1934), p. 145-165; J. Notermans. Over Harten en brood van Albert Kuyle (1935);
E. van der Hallen. Albert Kuyle (1941); Liber amicorum voor Albert Kuyle bij zijn vijftigste verjaardag (1954);
L.J. Rogier, [Over Albert Kuyle en de katholieke jongeren], in: Katholieke herleving. Geschiedenis van katholiek
Nederland sinds 1853 (1962); D. Everaert. Albert Kuyle, een monografie (1963); L.M.H. Joosten. Katholieken en
fascisme in Nederland 1920-1940 (1964); H. Kapteijns. Het Maandblad De Gemeenschap. Intenties en aspecten
(1964); W. Zaal. De herstellers. Lotgevallen van de Nederlandse fascisten (1966); H. Scholten. Aspecten van het
tijdschrift De Gemeenschap (1978); L. van Haard. De Gemeenschap. Uitgeverij van tijdschrift en boeken 1925-1941 (1996); S.A.J. van Faassen, 'De splitsing tussen De Gemeenschap en De Nieuwe Gemeenschap', in: De
Vlaamse Gids 83 (1999), p. 12-25.
G.J. van Bork
[Herschreven, maart 2007]