Koeck, Paul
Vlaams proza- en toneelschrijver (Boom 20.8.1940). Koeck was leraar van 1963 tot 1971 en werkte vervolgens
in de journalistiek. Daarna leefde hij van het schrijverschap.
Hij debuteerde met de roman Litte (1964), een verhaal over een man wiens creativiteit verstikt raakt door zijn
omgeving en zijn levensomstandigheden. De daaropvolgende roman, Chinchilla's kweken (1967), is opnieuw een
boek waarin de mens bepaald wordt door de hem determinerende omstandigheden. Beide romans geven een
pessimistische kijk op de mens.
Doorgaans vinden de romans en toneelstukken van Koeck hun oorsprong in de hem omringende werkelijkheid,
waarin wat hem betreft winstbejag en egoïsme hoogtij vieren. Koecks werk is sterk geëngageerd en er worden
vrijwel steeds politieke of maatschappelijke problemen in aan de orde gesteld. Voorbeelden daarvan zijn de
romans Het plantenoffensief (1969) over bejaardenzorg, De binnenlandse vijand (1972) over de macht van de
staat, Irish mist (1974) over het Ierse vraagstuk, Opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn (1976) over
gehandicapten en Berthold 1200 (1979) over radioactieve besmetting van het drinkwater. Daarbij maakt Koeck
dikwijls gebruik van research en documentatie.
In De bloedproever (1999) geeft Koeck een sterk autobiografisch gekleurde geschiedenis van familieverbanden
en betwijfelbare herinneringen aan het verleden, waarbij hij verwijst naar Joseph Brodsky en diens omgang met
het geheugen. Vanaf de roman Waterproef (1992) blijkt dat het engagement in Koecks werk nog wel aanwezig
is, maar meer en meer ondergeschikt raakt aan andere thematiek. In 2001 verscheen Na de siësta, een bundel
liefdesverhalen die in Spanje spelen, waar Koeck periodiek verblijft. Met Le petit Belge (2004) kwam Koeck nog
met een misdaadroman over gestolen diamanten.
Als journalist schreef Koeck de Zwarte gids voor België (1972), die in 1976 in het Frans vertaald werd, en samen
met Paul Goossens publiceerde hij De CVP-staat (1979).
In 1973 verscheen Koecks eerste toneelstuk De huurlingen, waarin een maatschappijkritisch standpunt wordt
ingenomen. Daarna volgenden een reeks TV-scenario's, zoals De routiers (1973), In perfecte staat (1977), en
toneelspelen als Antwoord op een ultimatum (1975) en Zij bezaten alles in gemeenschap (1977). Voor de
speelfilm Hellegat (1980) van Patrick le Bon schreef Koeck het scenario.
Aanvankelijk waren de romans van Koeck nog vrij traditioneel. In later werk probeert hij, vooral in zijn
toneelwerk, allerlei technieken uit, soms in samenwerking met de kritische theatergroep Het Trojaanse Paard,
zoals met Zij bezaten alles in gemeenschap.
Van al Koecks literaire werk zijn aanvankelijk alleen zijn romans voor bekroning in aanmerking gekomen. Voor
Het plantenoffensief kreeg hij de Prijs van de provincie Antwerpen 1974 en in 1976 voor Irish mist de Louis Paul
Boonprijs. De Celbezoekers (1978) werd bekroond met de Dirk Martensprijs 1979. In 1987 kreeg Koeck echter
toch nog de Driejaarlijkse Staatsprijs voor toneel 1985-1987.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; H. Bousset, 'Het
plantenoffensief', in: Schreien, schrijven, schreeuwen (1973), p. 196-204; H. Bousset, 'Paul Koeck:
'Medeplichtig dossier'en 'Irish mist'', in: Woord en schroom (1977), p. 210-212, 272-275; Paul Koeck-nummer
van De Vlaamse Gids 64 (1980) 2; W.M. Roggeman, 'Paul Koeck', interview in: Beroepsgeheim 3 (1980), p.
169-187; J. van Schoor, 'Huldiging Paul Koeck', in: Mededelingen (1989) 133, p. 30-34; H. Bousset, 'Paul
Koeck. Tekenen en vertekenen', in: Grenzen verleggen (1990), p. 60-65; G. Devos. Op zoek naar Paul Koeck.
Radiografie van een oeuvre (1992); J. Gerits, 'Wie bewaart welke waarheid?', in: Ons Erfdeel 43 (2000) 4, p.
582-584.
P. van Aken en G.J. van Bork
[Ingrijpend gewijzigd, december 2006]