Hecke, Firmin van
Firmin Pieter Félix van Hecke, Vlaams dichter (Ertvelde 21.11.1884 - Gent 29.7.1961). Hij
studeerde een jaar wijsbegeerte en letteren aan de Rijksuniversiteit van Gent. Tijdens WOI
diende hij in het Engelse leger. Tot zijn pensionering om gezondheidsredenen in 1947 werkte
hij op het openbaar ministerie van onderwijs.
Het poëtisch oeuvre van Van Hecke is beperkt: de Verzen (1912) kregen een vermeerderde
herdruk in de Gedichten (1925 en 1936). Na een lange periode van zwijgen publiceerde hij
Lazarus (1951). Ondanks de grote tijdsspanne tussen de beide bundels is er nauwelijks sprake
van evolutie. Zijn poëzie is geschreven in de poëticaal traditionele vormgeving en behandelt
met een zekere berusting de grote levensvragen van liefde en dood. Behalve gedichten schreef
Van Hecke twee monografieën, één over Gustave van de Woestijne (1951) en één over Jules
de Sutter (1958). Hij was medeoprichter van het tijdschrift De Boomgaard en tevens
redactielid van de tijdschriften Nieuw Leven en Het rode zeil.
In 1925 kreeg hij de Staatsprijs voor Vlaamse Poëzie.
Literatuur: BNTL; Oosthoek; WP-lexicon; K. Jonkheere, ‘Firmin van Hecke of de
vertederde classicus’, in: F. van Hecke. Gedichten (1962), p. 5-8; R. van de Moortel, ‘Firmin
van Hecke’, in: Oostvlaamse literaire monografieën (dl 3, 1980), p. 1-32; S. Brijs, ‘Dichters
bij gelegenheid’, in: De vergeethoek (2003), p. 140-146.
P. van Aken en G.J. van Bork
[Aangevuld, december 2005]