Eyk, Henriëtte van
Henriëtte Catharina Maria van, Nederlands prozaschrijfster (Amsterdam
15.2.1897 - Amsterdam 21.11.1980). Deed kandidaatsexamen biologie. Tijdens een rustkuur
na een ongeval ontwikkelde zij zich tot humoristisch novelliste. Samen met Halbo C.
Kool en Sjoerd Leiker richtte ze in 1944 de Coöperatieve Vereniging
De Bezige Bij op. Ze was redactielid van het tijdschrift Ruim Baan.
In een eigen stijl vol taalparodieën gaf zij uiting aan haar sociale kritiek. Zij was de eerste
Nederlandse auteur in het genre van de moderne humor. Lateren zoals
Belcampo, Carmiggelt, Bomans en
Annie M.G. Schmidt hebben veel aan haar te danken.
Sociale ironie kenmerkt de succesrijke novellenreeks De kleine parade (1932),
alsook Intieme revue (1936). Haar belangrijkste werken zijn sprookjes voor grote
mensen, ontroerend door ontgoocheld idealisme: Gabriël. De geschiedenis van een
mager mannetje (1935), waarvoor ze in 1937 de Van der Hoogtprijs kreeg, en
Truus de nachtmerrie (1939), waarin ze de ervaringen beschrijft van een
droompaardje dat de mensen 's nachts de vervulling van hun liefste wensen belooft, maar in
die opzet nooit slaagt.
In samenwerking met Simon Vestdijk schreef zij de roman-in-brieven:
Avontuur met Titia (1949).
Voor het Algemeen Handelsblad schreef ze wekelijks cursiefjes onder de titel ‘Lieve
Lientje’, later gebundeld in Van huis tot huis (1949). Voor Elseviers Weekblad
schreef ze van 1954 onder de titel ‘Huis aan de gracht’ meer dan vijftien jaar lang
verhalen die werden opgenomen Het huis aan de gracht (1956), Uit en thuis
aan de gracht (1957) en Om en bij het huis aan de gracht (1964). De
jacht op de spiegel (1952) is een roman in sprookjesvorm waarin allerlei politieke en
filosofische problemen op een luchtige manier aan de orde komen. Vermelding verdienen ook
haar even wijze als luchtige kinderboeken: Michiel. De geschiedenis van een mug
(1940) en Sinterklaas blijft een zomer over (1940).
Samen met Wim Sonneveld bewerkte ze haar roman De kleine parade in
1970 tot een succesvolle musical. In 1973 verscheen haar autobiografie Dierbare
wereld. Daaruit blijkt dat ze zich in haar werk afzette tegen de wereld waarin ze was
opgegroeid en tegen de hypocrisie van de burgerij. In 1975 verschenen Van Eyks verzamelde
verhalen in Het ulevellenlaatje.
Vanwege haar activiteiten tijdens WO II in het kunstenaarsverzet werd ze benoemd tot erelid
van de Vereniging van Letterkundigen en van het PEN-Centrum Nederland. In 1955 kreeg ze
de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet.
Literatuur: BWN; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; T. Koot, ‘Henriëtte
van Eyk en S. Vestdijk. Avontuur met Titia’, in: Critisch Bulletin 17 (1950) 2, p. 113-117;
Victor E. van Vriesland, ‘Geestigheid uit de geest ontstaan’, in: Onderzoek en vertoog
(dl. 1, 1950), p. 319-330; S. Vestdijk, [Over Henriëtte van Eyk], in: Muiterij tegen het etmaal
(dl. 1, 19663), p. 119-131; Lucy Th. Vermij. Een literaire clown. Leven en werk
van Henriëtte van Eyk (1995).
G. Stuiveling en G.J. van Bork
[aangevuld, januari 2004]