Alberts, Albert
Nederlands prozaschrijver (Haarlem 23.8.1911 - Amsterdam
16.12.1995). Na zijn doctoraal examen indologie (Utrecht, 1936) promoveerde
Alberts bij Gerretson in 1939 op het proefschrift Baud en Thorbecke, 1847-1851. In datzelfde jaar
vertrok hij naar Nederlands Indië en werd adjunct-controleur op Madura. Gedurende WO II werd
hij door de Japanners geïnterneerd op Java. In 1946 keerde hij terug naar Nederland en was werkzaam op het
Kinabureau en later bij het ministerie van overzeese gebiedsdelen. Van 1953 tot 1965 was Alberts politiek
redacteur van De Groene Amsterdammer, waarin hij ook verhalend proza publiceerde.
Alberts werk is voor een groot deel autobiografisch. Hij debuteerde laat - op veertigjarige leeftijd -
met De eilanden (1952). Daarin zijn vrijwel alle elementen aanwezig die ook zijn
latere werk kenmerken: een buitengewoon uitgeklede, zuinige vormgeving, waarin hij met zo min
mogelijk middelen een zo groot mogelijke zeggingskracht tracht te bereiken. Opvallend daarbij is de
licht ironische toon. Door het ontbreken van detaillering ontstaat een sfeer van veralgemenisering
waardoor zijn werk een bijna symbolische werking krijgt. Alberts personages zijn vreemdelingen, in
die zin dat ze altijd buitenstaander zijn in een wereld die ze met ironie illusieloos bezien. Wel zijn ze
steeds op zoek naar helderheid, naar licht.
Alberts werk werd doorgaans goed ontvangen. De eilanden werd in 1953 bekroond met de
Prozaprijs van Amsterdam. In 1975 kreeg hij voor zijn hele oeuvre de Constantijn Huygensprijs en
in 1995 werd hem de P.C. Hooftprijs toegekend. Toch bleek zijn werk tot aan De vergaderzaal
(1974) maar een beperkt aantal lezers te trekken. Daarna brak hij definitief door: De vergaderzaal
werd bewerkt voor televisie en Van Oorschot, zijn uitgever, herdrukte zijn werk. Veel van Alberts
werk werd gepubliceerd in weekbladen en tijdschriften. In 1976 werd dat verzameld en uitgegeven
in Haast hebben in september. Achtergronden van De eilanden werden onthuld in
Namen noemen (1962).
Naast scheppend proza schreef Alberts ook historisch werk, zoals een beknopte geschiedenis van
de VOC en een biografie van Willem II en Willem III. Voorts vertaalde hij werk van o.m. Edgar
Allan Poe, André Maurois en Samuel Pepys. Met de Franse slag (1963) werd in
1975 herdrukt onder de titel Aan Frankrijk uitgeleverd.
Literatuur: Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; R. Nieuwenhuys,
in: Oost-Indische Spiegel (19782) p. 500-508, 617-618; H. Erinkveld en W. van de Laar, A.
Alberts. Eerste poging tot een volledige beschrijving van leven en werk (1979); J. Bernlef, K.
Fens en K. Schippers. Inleiding tot de kennis van A. Alberts (1986); G. Boomsma e.a.
Juryrapport P.C. Hooftprijs 1995 (1995); H. de Jonge, ‘De gewaarwording van
overbodigheid’, in: Indische letteren 11 (1996) 2/3, p. 119-129; H. de Jonge, ‘Ernst en
humor in het werk van A. Alberts’, in: Indische letteren 14 (1999) 4, p. 234-240.
G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, november 2001]