Aken, Piet van
Petrus Camille van Aken, Vlaams socialistisch romanschrijver en
vakbondsbestuurder (Terhagen 15.2.1920 - Antwerpen 3.5.1984).
Hij was lange tijd redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Zijn romans spelen doorgaans in zijn
geboortestreek aan de Rupel, waar zijn vader en broer werkten ‘in de steen’, een hard bestaan in de steenbakkerijen van de Rupelstreek. Piet van Aken werd in staat gesteld om de
Rijksmiddelbare school te bezoeken, waar hij gestimuleerd werd in zijn literaire ambities door
Filip De Pillecijn. Hij debuteerde in deze periode met het in eigen beheer uitgegeven
Twee van het gehucht (1938). In 1944 droeg hij zijn roman Het hart en de
klok op aan Hubert Lampo, met wie hij levenslang bevriend was.
Van Akens schrijverschap is bepaald door zijn historisch-materialistische opvattingen, maar er is in
zijn werk altijd de nadruk op het individu, nooit op het collectief. Zijn personages worden getekend
in hun tragische relatie tot de onvermijdelijke maatschappelijke processen waaraan ze onderhevig
zijn. Vaak gaan zijn romanfiguren aan onmacht en twijfel ten onder, omdat ze de greep op hun eigen
werkelijkheid hebben verloren. Dat gegeven bepaalt in hoge mate de thematiek van Van Akens
romans: noodlot, macht en machtsstrijd, eenzaamheid en klassenstrijd. Deze thematiek is herkenbaar
in Alleen de dooden ontkomen (1947), een roman over aanpassingsmoeilijkheden
van jeugdige verzetslieden aan de naoorlogse maatschappij, en in Het begeren
(1952), waarin de verstrengeling van individuele en sociale beweegredenen als kernprobleem opnieuw wordt opgenomen. De novelle Klinkaart (1954) behandelt de ontluistering
van een kinderziel door mensonterende sociale toestanden. Van zijn pessimistische levensvisie getuigt De wilde jaren (1958), waarin hij met psychologisch realisme de
jeugdmisdadigheid uitbeeldt, en De nikkers (1959) dat, vooruitlopend op historische
gebeurtenissen, met illusieloze schamperheid het uitbreken en onderdrukken van een oproer in
Belgisch-Kongo schildert.
Van geheel andere aard is de omvangrijke roman De onschuldige barbaren (1964), waarvoor Van Aken in 1965 de Prijs van de Vlaamse Lezer ontving, met de aan Mark Twain herinnerende
avonturen van twee opgroeiende jongens in de Rupelstreek. Hiermee sluit de schrijver aan bij de traditie
van de onderhoudende Vlaamse vertelkunst, waaraan hij bovendien thrillerelementen toevoegt. Dit
laatste is ook het geval in de beide volgende romans: De jager, niet de prooi (1964)
en Slapende honden (1965). In beide romans onderneemt de hoofdpersoon een
speurtocht naar het verleden: in verband met de minnaars van zijn overleden vrouw, respectievelijk
met de bezettingsjaren. Laatstgenoemd werk werd met de Driejaarlijkse Staatsprijs (1966)
bekroond.
In zijn Goddemaers-verhalen lijkt Van Aken op zoek naar de wortels van zijn personage God uit De
falende God (1942). Deze verhalen werden gebundeld in o.m. De
Goddemaers (1983). In De blinde spiegel (1981) oefent hij ongezouten
kritiek uit op de baantjesjagerij en carrièrezucht van politici en vakbondsmensen. De roman werd
algemeen gezien als sleutelroman, geschreven vanuit Van Akens eigen vakbondservaringen.
Literatuur: Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; B. Ranke,
‘Het werk van Piet van Aken’, in: Dietsche Warande & Belfort 53 (1953) 6, p. 355-368;
H.J. Claeys, ‘Piet van Aken’, in: Wat is links? Vraaggesprekken over literair engagement
(1966), p. 16, 63-73, 206; Mens en Taak 13, 2 (1970), speciaal Piet van Aken-nummer; E.
Populier, Piet van Aken (1972); Mens en Taak 16, 1 (1973), speciaal Piet van Aken-nummer; J.
Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman (19733), p. 193-204; F. Auwera, Piet van Aken
(1974); J. Florquin, ‘Piet van Aken’, in: Ten huize van ..., 15 (1979) p. 47-83; M. Janssens,
‘Een sleutelroman van Piet van Aken’, in: Dietsche Warande & Belfort 126 (1981) 9, p.
691-696; H. Lampo, ‘Rouw voor Piet van Aken’, in: Diogenes 1 (1984) 8, p. 385-399; G.
Dams (red.), Piet van Akennummer van Creare 16 (1987) 3; G. van Acker (red.), Piet van
Akennummer van Kruispunt 30 (1989) 123; R.J. van de Maele, ‘Het vroege werk van Piet van
Aken en Hans Kirk, een terreinverkenning’, in: Kruispunt 32 (1991) 138, p. 82-88; M. Dupuis, ‘Allegorie en symboliek in Piet van Akens ‘Het begeren’’, in: Spiegel der
Letteren 33 (1991) 3, p. 171-180; R.J. van de Maele, ‘Met wederzijds respect. Louis Paul
Boon en Piet van Aken over elkaars werk’, in: Kruispunt 38 (1997) 172, p. 87-96.
G.J. van Bork en B. Ranke
[ingrijpend gewijzigd, november 2001]