in hij de wereld der
diamantbewerkers beschreef. Daarnaast produceerde hij diverse bundels kritisch
en essayistisch werk. Autobiografische elementen vindt men in de romans
Zegepraal (1904) en Kunstenaarsleven (1907). Woonde enige tijd
onder de `Jordaanse' bevolking om stof op te doen voor zijn breed opgezet
`Amsterdamsch epos' waarvan het eerste deel, De Jordaan (1912; dln. ii
t/m iv: 1914, 1922 en 1924), al dadelijke een enorme opgang maakte ondanks de
barokke stijl. De auteur leefde zich uit in een hartstochtelijk-zintuiglijke
beschrijving van stad en bevolking.
Minder succes had Querido als toneelschrijver. Zijn
poging om met A.M. de Jong een linksgericht literair maandblad te leiden,
getiteld Nu, wekte verzet bij de expressionistische jongeren en moest na
twee jaargangen worden gestaakt. In zijn latere jaren legde hij zich vooral toe
op de historische roman met oosterse (De oude waereld: i Het land van
Zarathustra, 1918, ii Zonsopgang, 1920, iii Morgenland, 1921)
en bijbelse (Het volk Gods, 2 dln., 1932) stof. Ook schreef hij enkele
biografieën (Napoleon, 1913; De jeugd van Beethoven, 1919).
Zijn werk, dat van plastisch taalvermogen getuigt, verouderde evenwel
spoedig.