Penning jr., Willem Levinus
Nederlands dichter (Schiedam 10.11.1840-'s-Gravenhage
29.2.1924). Was o.m. werkzaam als boekhouder. In 1872 publiceerde hij in
Kunstkronijk en in Nederland verzen onder de schuilnamen C.
Alverdoon en W.C.A. van Leeuwen. Kreeg contact met Vosmaer en publiceerde in
De Nederlandsche Spectator en De Banier onder ps. M. Coens, welke
schuilnaam hij tot en met zijn derde bundel (1886) aanhield. In 1876 bundelde
hij zijn Gedichten, die niet in de handel kwamen. Busken Huet heeft er
in zijn Literarische fantasiën en kritieken (vii) niet helemaal
ongunstig over geschreven.
Pas in 1882 verscheen de lijvige bundel Tienden van
den oogst. Tijdens het corrigeren van dat boek begon zijn oogkwaal, die ten
slotte tot algehele blindheid leidde. De bundel werd gunstig ontvangen, ook
door Kloos en vooral door Verwey, wat tot een durende vriendschap en hulp bij
correctie van later werk leidde.
In het bundeltje Schakeering, poëzie en proza
(1886) komt het gedicht `Uit Benjamin's kindsheid' voor dat later zou
uitgroeien tot het genre van verhalende poëzie waarin Penning uitblonk. In
feite zette hij hiermee een traditioneel genre in moderne vorm voort.
Benjamin's vertellingen, dat met Tom's dagboek (1910) een geheel
vormt, verscheen in 1898, het Dagboek twaalf jaar later. Zijn volgende
bundel Kamermuziek (1903) is, zoals zijn biograaf Jac. Visser zegt, een
boek van strijd, waarin hij zich wil losmaken van het verleden en zijn
persoonlijk gevoelen rechtstreeks wil uitzeggen. Sint Jans-lot (1906)
was in een opgewektere toon geschreven en weer verhalend. In 1921 hebben A.
Verwey en J. van Krimpen ter gelegenheid van Pennings 80ste verjaardag de
verspreide gedichten