Vlaams toneelschrijver (Kaprijke 1.1.1811-Gent
19.2.1864). Studeerde medicijnen te Leuven; woonde te Gent en was er
medeoprichter van de toneelkring `Broedermin en Taalgroei'. Ontplooide daar een
grote toneelactiviteit en schreef ca 60 populaire blijspelen, drama's en
zangspelen in de trant van het Franse toneel uit zijn tijd. Hoewel zijn taal en
stijl gebrekkig zijn, bezat hij veel zin voor effectvol toneel en was hij de
belangrijkste toneelschrijver in het Vlaanderen van zijn tijd. Schreef ook de
tekst van het volkslied `De Vlaemsche leeuw' (1845).
Werken:
Keizer Karel en de Berchemsche boer (1841); Roosje
zonder doornen (1842); Klaes Kapoen (1843); Wit en zwart
(1845); Het portret (1850); De weerwolf (1852); De violier
(1853); Twee hanen voor een henne (1854); Het belfort (1855);
Den wijze is niets gering (1858); De wereld binnen duizend jaer
(1859); Hotsebotse (1860); De duivel op 't dorp (1861).
Uitgave:
J. van Artevelde (ed.), Volledige werken, 33 dln.
(1880-1882).
Literatuur:
C. Tindemans, `H.v.P. 1811-1864', in Spiegel der Letteren,
4 (1960); R. Muys, H.v.P. (1964); M. Steels, `H.v.P.', in Ghendtsche
Tydinghen, 5 (1976).