Nijlen, Jan van
Eig. Joannes Joannes-Baptista Maria Ignatius, Vlaams
dichter en essayist (Antwerpen 10.11.1884-Ukkel 14.8.1965). Was van 1919 tot
1949 als taaldeskundige verbonden aan het departement van justitie te Brussel.
Behoorde tot de generatie tussen Van Nu en Straks en Ruimte; had
toch, evenals zijn tijdgenoten uit Nederland (Bloem, Roland Holst, Greshoff)
een duidelijke signatuur. Voor wo i begonnen in de sfeer van Karel van de
Woestijne, vond hij na een onderbreking van tien jaar zijn eigen stem:
beheerster, bescheidener, gewoner, met soms een vleugje ironie. Formeel heeft
zijn vers een klassieke metrische en strofische verzorging, wars van enig
experiment; het getuigt van uitnemend vakmanschap, vooral omdat het een
romantische gevoeligheid weet te behouden, die evenals bij Bloem in de loop der
jaren nog toeneemt.
Ondanks zijn medewerking aan versch. tijdschriften en de
literatuurprijzen die hij ontving, was Van Nijlen in Vlaanderen tussen de twee
wereldoorlogen min of meer een eenzame; in Nederland, waar de meeste van zijn
bundels werden uitgegeven, vond hij veel weerklank. De motieven in zijn
poëzie zijn ontleend aan het vliedende leven: herinneringen aan de jeugd,
geluksverlangen, berusting in het onvermijdelijke leed, aanvaarding van de
ouderdom en de naderende dood. Zijn jeugdherinneringen werden onder de titel
Druilende burgerij gepubliceerd in Tirade (10, 1966), in 1982 in