Naeff, Top
Eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff, Nederlandse
prozaschrijfster (Dordrecht 24.3.1878-ald. 22.4.1953). Groeide als
officiersdochter op in patricisch milieu, decor van al haar werk. Van 1914-1930
mederedactrice van De Groene Amsterdammer, waarin zij zorgvuldig
gestileerde toneelkritieken schreef, gebundeld in Dramatische kronieken
(4 dln., 1919-1923); van 1937-1940 redactrice van Elsevier's
Geïllustreerd Maandschrift.
Het werk van Naeff wordt gekenmerkt door een zeer
verzorgde stijl, met dikwijls een licht-ironische ondertoon. Haar novellen en
romans geven een rake typering van het leven der gegoede burgerij in haar tijd,
vooral van dat van de vrouw. Zij debuteerde in 1899 met een toneelstuk, De
genadeslag. Grote bekendheid verwierf School-Idyllen (1900, vele
malen herdrukt en in versch. talen vertaald), eerste van een reeks succesvolle
meisjesboeken. Zelf nam zij deze kant van haar talent niet erg serieus, voor
haar was de verschijning van haar eerste roman, De dochter (1906), het
eigenlijke begin van haar literaire loopbaan. Van haar romans geldt Letje,
of de weg naar het geluk (1926), geschreven tussen 1920 en 1926, als de
belangrijkste. Het is de tijdspiegel van een Hollands gezin en in feite een
pleidooi voor de vrouw als zelfstandig levend en denkend wezen. Zij schreef ook
essays, Charlotte von Stein (1921), Sarah Bernardt en Eleonora
Duse (1934) en Willem Royaards (1947). Haar autobiografie Zo was
het ongeveer verscheen in 1950.