Mont, Pol de
Eig. Maria Polydorus Carolus, Vlaams dichter,
prozaschrijver, dramaturg en volkskundige (Wambeke 15.4.1857-Berlijn
29.6.1931). Toen hij zijn middelbare opleiding aan het kleinseminarie te
Mechelen beëindigde, had hij reeds een belangrijke rol gespeeld in de
Vlaamse studentenbeweging. In 1877 liet hij zich inschrijven als student
rechten te Leuven; hij stichtte er met Rodenbach Het Pennoen
(1878-1880). In 1880 werd hem de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse
Letterkunde toegekend voor zijn Gedichten, een bloemlezing uit zijn
reeds verschenen poëzie. Na een carrière als leraar werd hij in
1904 benoemd tot conservator van het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen.
Ten gevolge van een perscampagne, waarin hij van activistische sympathieën
tijdens wo i werd beschuldigd, nam hij in 1919 ontslag en werd hoofdredacteur
van het nationalistische dagblad De Schelde, waar hij o.a. Van Ostaijen,
Burssens en Alice Nahon als medewerkers had.
De Mont heeft enorm veel gedaan voor de heropleving en
verspreiding van de Vlaamse cultuur. Hij stichtte versch. tijdschriften en was
een van de oprichters van De Vlaamsche Gids in 1905. Katholiek opgevoed
was hij naar een verdraagzame vrijzinnigheid geëvolueerd. Hoewel vrij
produktief als dichter, heeft De Mont zijn populariteit en reputatie vooral te
danken aan zijn redenaarstalent, en aan het feit dat hij de aandacht vestigde
op o.m. de Tachtigers, de Franse parnassiens en de naturalisten. Zijn
poëzie mist echter diepte en zelfs de vlotte improvisatie en muzikaliteit
van zijn verzen brengen zijn werk niet op een hoger niveau. Maar o.m. als
criticus en als volkskundige heeft hij wel degelijk een belangrijke rol
gespeeld: de volkskundige werken, die hij in samenwerking met A. de Cock
schreef, zijn naslagwerken geworden. met name Dit zijn Vlaamsche
wondersprookjes (1896) en Dit zijn Vlaamsche vertelsels (1898). Het
essay Drie groote Vlamingen (1901) bevat studies over Conscience, Van
Beers en Benoit.