aanvankelijke geestdrift, eerder bereid om verbeten te zwijgen dan sentimenteel
te klagen, heeft Minne zich beperkt tot een dichterlijk oeuvre dat even klein
is van omvang als uitstekend van gehalte. Dit spreekt met name uit de bundel
In den zoeten inval (1927, 1955 vermeerd. uitg.). Het verhaal `Heineke
Vos en zijn biograaf' heeft wel een eigen toon, waardoor het een plaats kreeg
in Forum (1933), maar mist de kwaliteiten van zijn poëzie. Alleen
in een deel van zijn journalistieke werk, gepubliceerd in het Gentse dagblad
Vooruit (1946), met als rubriektitel In 20 lijnen en onder
dezelfde naam in bloemlezing gebundeld (1946, 1955), vindt men soms een
dergelijke treffende vermenging van fantasie en ironie, waardoor in alle
beknoptheid een karakter zich openbaart. Het barokke en pathetische van zoveel
poëzie uit Vlaanderen is hem volkomen vreemd; als eenling terzijde van de
stromingen is hij vaak onderschat, maar door zijn eerlijkheid, eenvoud,
bescheidenheid en rijke subjectiviteit heeft hij zijn werk de kans gegeven op
een duurzame erkenning.