de taal. Dit betekent dat Michiels
de richting uitgaat van de veralgemening, de abstractie (het gaat om het begin
van een niet nader te identificeren oorlog en om een naamloze hoofdfiguur) van
de directe taalschepping (er is geen verteller meer, althans geen opgedrongen
standpunt, geen chronologie, geen intrige, slechts een opeenvolging van
situaties die associatief met elkaar zijn verbonden), alsook van een grotere
afstand t.o.v. de inhoud van het boek. De vorm is hier de inhoud: een
formalisering die tot in de kleinste structuren van de tekst wordt
doorgevoerd.
Het boek Alfa is het eerste deel van een
vierdelige cyclus. Voordat hij echter deel twee uitgaf, liet Michiels Ikjes
sprokkelen samen met een aantal andere verhalen, waaronder twee fragmenten
uit het vroeger verschenen De ogenbank, bundelen onder de titel
Verhalen uit Journal brut (1966, vermeerderde uitg. 1973). Orchis
militaris (1968) vormt het tweede deel van de Alfa-cyclus. Weer gaat
het boek over een oorlog, maar een hoofdfiguur is er niet meer, enige samenhang
tussen de `personages' die het woord voeren ook niet. Het is een vervolg op
Het boek Alfa, voor zover de formele elementen zelf de inhoud van het
werk bepalen (bijv. de herhaling van woorden en zinnen die op de beklemmende
sfeer van de oorlog wijst). Het derde deel van de cyclus, Exit (1971),
is zuivere taalschepping. Het bestaat uit (meestal dialoog-) fragmenten waarbij
de woorden zoveel mogelijk van hun betekenis, van het deel van de werkelijkheid
waarnaar zij verwijzen, worden losgemaakt. Het resultaat is een originele
tekst, die uitsluitend als zodanig moet worden gelezen.
Voordat hij het laatste deel van de cyclus publiceerde,
gaf Michiels nog een `deel 3½' uit, nl. Samuel, o Samuel (1973),
waarin vier `teksten voor stemmen' voorkomen, die voor een deel als hoorspel
zijn bedoeld. Dixi(t) (1981) ten slotte sluit de cyclus af. Zoals de
titel laat vermoeden, zijn hier eigenlijk twee teksten te onderscheiden, nl.
een relaas in de ik-vorm over de dood van Michiels' moeder, en een aantal
formalistische variaties op dit thema.
Scenario's schreef Michiels o.a. voor De meeuwen
sterven in de haven (1955) en voor de verfilming van zijn roman Het
afscheid (1966), waaraan hijzelf meewerkte. Ook schreef hij een aantal
scenario's voor films over kunst, o.a. Met Dieric Bouts van André
Delvaux, waarvan hij de tekst als `verslag' publiceerde in 1975. De
samenwerking met Delvaux was aanleiding tot het schrijven van een scenario voor
Een vrouw tussen hond en wolf, dat Michiels onder de titel Een tuin
tussen hond en wolf bewerkte en in 1977 in boekvorm liet verschijnen.
De plaats van Michiels in de Westeuropese literatuur
wordt vooral bepaald door zijn produktie vanaf 1957. De eerste romans wortelen
in het katholieke verleden van de auteur; met Het afscheid wordt een
`existentialistische' periode ingeluid, en vooral vanaf Het boek Alfa
kan Michiels worden beschouwd als een formalistisch schrijver. In ieder volgend
boek rekent hij met de voornaamste kenmerken van het traditionele verhaal
steeds duidelijker af, om geleidelijk tot een tekst te komen die als een
rechtstreeks contact met de lezer is bedoeld. Hierdoor is enige verwantschap
aanwijsbaar met gelijksoortige stromingen in Frankrijk (nouveau roman, Tel Quel
enz.) en in Duitsland (o.a. Peter Handke). Michiels' werk werd in het Frans,
het Pools en vooral in het Duits vertaald.