Mérode, Willem de
Ps. van Willem Eduard Keuning, Nederlands dichter (Spijk
2.9.1887-Eerbeek 22.5.1939). Groeide op in een Gronings onderwijzersgezin;
bezocht de christelijke kweekschool te Groningen. Vanaf 1906 onderwijzer in
Uithuizermeden; in 1925 werd hij ontslagen op grond van homoseksuele
handelingen. Daarna leefde hij ambteloos in het Gelderse dorp Eerbeek.
De Mérode behoort op grond van zijn geboortejaar
tot de generatie van 1910 en in zijn eerste bundel Gestalten en
stemmingen (1915) bespeurt men duidelijk verwantschap met het werk van
Bloem en Gossaert. Minder afhankelijk van zijn generatiegenoten is hij in
Het kostbaar bloed (1922). Zijn belangrijkste bundels, o.a. De
lichtstreep (1929), Chineesche gedichten (1933) en
Kaleidoscoop (1938), schreef hij in de laatste tien jaar van zijn leven.
Onmiskenbaar is de invloed van Rilke, zonder dat hij daarom een navolger van
deze kan heten. De thematiek van zijn gedichten wordt, indirect en direct, in
belangrijke mate bepaald door zijn homo-erotische inslag. Het conflict met de
maatschappij waarin deze aanleg hem bracht, veroorzaakte een crisis zowel in
zijn persoonlijk bestaan als in zijn leven als scheppend kunstenaar.
De Mérode is in de tijd tussen beide
wereldoorlogen, na Gossaert en voor Achterberg, de belangrijkste
protestants-christelijke dichter van Nederland geweest. Zijn mystieke aanleg,
waaraan hij uiting gaf onder ps. Joost van Keppel in Aanroepingen (1917)
en Claghen (1927), ontwikkelde zich onder invloed van rooms-katholieke
schrijvers en in zijn bloemlezing Hunkering en heimwee (1939) verenigde
hij welbewust en bijna programmatisch `poëzie van protestants-christelijke
en katholieke dichters'. Toch bleef hij sterk gebonden aan de tradities van
zijn oorspr. milieu en gaf hij er door zijn vaste medewerking aan tijdschriften
als Ons Tijdschrift en Opwaartsche Wegen alle aanleiding toe om
hem te beschouwen als de centrale figuur van de christelijke dichters.