Meer de Walcheren, Pieter van der
Eig. Petrus Balthasar Albertus, Nederlands prozaschrijver
(Utrecht 10.9.1880-Breda 16.12.1970). Studeerde aanvankelijk klassieke talen
aan de universiteit van Amsterdam; vertrok daarna naar Brussel.
Zijn eerste werken getuigen van grote sociale
bewogenheid, zoals de realistische roman Van licht en duisternis (1904)
en de bundel Levens van leed (1905). Zijn eerste bezoek aan het
trappistenklooster van Westmalle - onder invloed waarvan hij de roman De
jacht naar het geluk (1907) schreef - en zijn reis naar Italië, waar
hij het katholicisme leerde kennen, waren voor hem van grote betekenis. Mijn
dagboek (1913) bevat het verhaal van zijn bekering beschreven in levendige
taal. Tijdens wo i was hij oorlogscorrespondent. Als redacteur kunst en
letteren van het weekblad De Nieuwe Eeuw oefende Van der Meer de
Walcheren grote invloed uit op de katholieke jeugd van Nederland. Hij
stimuleerde de oprichting van tijdschriften als Roeping en De
Gemeenschap.
In 1929, het jaar waarin hij naar Parijs vertrok als
leider van een uitgeverij, verscheen een van zijn meest gelezen boeken, Het
witte paradijs over de kartuizers, dat evenals Mijn dagboek in het
Frans en Duits werd vertaald. Zijn veelvuldige contacten en ontmoetingen - ook
die met de jongeren van 1920 - beschreef hij in Mensen en God (2 dln.,
1940-1946). Op levendige en spontane wijze behandelt hij de volledige beleving
van het katholiek geloof, hetgeen ook het thema is van meer beschouwende
geschriften als Gods uur (1950), Klein dagboek (1950) en Het
grote avontuur (1952). Na de dood van zijn vrouw (1954) trad hij in bij de
benedictijnen te Oosterhout, waar hij een teruggetrokken leven leidde.