Makeblijde, Lodewijk
Zuidnederlands dichter en prozaschrijver (Poperinge
24.3.1565?-Delft 17.8.1630). Zoon van burgemeester. Kreeg van 1579-1584
onderricht in de humaniora in St. Omaars, studeerde twee jaar wijsbegeerte te
Douai en trad in 1586 toe tot de orde der jezuïeten. Na twee jaar
noviciaat in Doornik studeerde hij, wederom in St. Omaars, Latijn en Grieks en
legde daar in 1588 de gelofte af. Leraar in Brugge en Ieper, studeerde van
1595-1599 theologie te Leuven. Na een ambtsperiode in Mechelen en Brussel werd
hij in 1600 benoemd tot rector te Winoksbergen en in 1604 te Ieper. Van
1605-1606 trad hij op als vast predikant te Antwerpen, daarna in het
bedevaartsoord Scherpenheuvel. Vanaf 1608 woonde hij in Gent, vanwaar hij in
1611 vertrok om in Delft en omgeving te gaan werken als missionaris. Tijdens
deze periode had hij o.a. contact met Johan Stalpart van der Wiele. Zijn eerste
boek, Cort onderwijs van acht oeffeninghen (1597), is een stichtelijk
werkje voor jonge kinderen en verscheen anoniem. In 1604 publiceerde hij een
boek met gebeden, Thien oeffeninghen, ook opgenomen in Den Lusthof
der gheestelicke oeffeninghen (1613). De Schat der ghebeden bevat in
de eerste druk (1611) prozavertalingen van de voornaamste kerkelijke hymnen en
sequenties, in de tweede druk (1619) zijn deze berijmd. Den berch der
geestelijcker vreughden (1618) is een getijdenboek, bestaande uit hymnen in
versvorm, voorafgegaan door een meditatie in proza. In 1626 werd dit
getijdenboek opgenomen in Den Hemelschen handel der devote zielen.
Makeblijde schreef verder versch. catechetische werken.
Zijn geschriften werden her-