De Nederlandse en Vlaamse auteurs

Koenen, Hendrik Jacob

Nederlands schrijver (Amsterdam 11.1.1809-Haarlem 13.9.1874). Rechtenpromotie in 1831 te Leiden. Wijdde zich aan geschiedschrijving en literatuur; verwierf prijzen van het Provinciaal Utrechts Genootschap (1842) en van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden (1845). Koenens betekenis als dichter is gering; het belangrijkst is zijn functie in de ontwikkeling van het Réveil. Met Da Costa, De Clerq en Van Hall redigeerde hij Nederlandsche stemmen, over godsdienst, staat-, geschied- en letterkunde (1834-1838).

Werken:

Adriaan Pauw. Eene bijdrage tot de kerk- en handelsgeschiedenis der 16e eeuw (1842); Geschiedenis der joden in Nederland (1843); Geschiedenis van de vestiging en den invloed der Fransche vluchtelingen in Nederland (1846); De Christen-Zendeling, dichtstuk met een aanhangsel van christ. liederen (1854); Over de geschiedenis der nijverheid in Nederland (1856); De Nederlandsche boerenstand historisch beschreven (1858); Over de verdiensten van Bilderdijk ten aanzien van de beoefening onzer taal (1860).

Uitgave:

Christelijke liederen (1879), met inl. van J.P. Hasebroek.

Literatuur:

J.P. Hasebroek, `Levensschets van H.J.K.', in Hand. en Meded. van de Mij der Nederl. Letterk. te Leiden over het jaar 1874-1875 (1875); A. Pierson, Oudere Tijdgenooten (1888).

[H.A. Wage]