Kelk, Cornelis Jan
Nederlands prozaschrijver, dichter en criticus (Amsterdam
28.8.1901-Doorwerth 25.12.1981). Studeerde enige tijd letteren en economie, was
werkzaam in boekhandel en uitgeverij, daarna bij de Nederlandse
Boekverkopersbond. Van 1925 tot 1928 was hij redacteur van De Vrije
Bladen; van 1945 tot 1949 van Ad Interim. Wijdde zich na 1934 vnl.
aan journalistiek en literatuur. Vanaf 1945 letterkundig redacteur van De
Groene.
Debuteerde in Het Getij met speelse, naar de vorm
traditionele poëzie. Publiceerde samen met F. Chasalle (= Constant van
Wessem) de bundel Lampions in de wind (1921), waarin poëzie met
proza wordt afgewisseld. Eveneens samen met Van Wessem deed hij in 1924 het
toneelstuk De terugkeer van Don Juan, en in 1932 Harlekijn, commedia
dell' arte het licht zien. In later jaren legde Kelk zich vooral toe op de
roman; ook hierin toonde hij zich de speelse en blijmoedige levensgenieter die
reeds uit zijn poëzie sprak. In het bijzonder gaat zijn belangstelling uit
naar het opgewekt-vitale of libertijnse leven uit het verleden (Jan
Steen, 1932; Judaspenningen en pauweveren, 1945).
Samen met Halbo Kool stelde hij omstreeks 1935 een reeks
bloemlezingen samen (Middelnederlands lyriek (1934), Moderne
lyriek (1935), Nieuwste dichtkunst (1934)). Een deel van zijn
kritisch werk verzamelde hij in Rondom tien gestalten (1938), een werk
dat, hoewel zeer ongelijk van kwaliteit, een schat van gegevens over schrijvers
van voor wo ii bevat. In 1961