Haes, Jos(eph) de
Vlaams dichter (Leuven 22.4.1920-Brussel, Jette,
1.3.1974). Studeerde klassieke letteren; was eerst commentator en daarna hoofd
van de literaire en dramatische uitzendingen bij de brt. Ontving o.a. de
Arkprijs van het Vrije Woord (1955) en de Driejaarlijkse staatsprijs voor
poëzie (1965). Is een weinig gelezen dichter, wsch. een gevolg van de
moeilijke thematiek in zijn werk.
Vanaf Het andere wezen (1942) openbaart zich in
een somber en verwrongen poëtisch universum een alles-aantastend gevoel
van schuld en onmacht. Geleidelijk aan, via Ellende van het woord (1946)
en Gedaanten (1954), wordt in Azuren holte (1964) duidelijk hoe
een aantal thema's zijn werk beheerst: een totale zelfverwerping en een intens
verlangen naar `zuiverheid', een voortdurende confrontatie met het door astma
geruïneerde lichaam, met als aanduiding van een ideale toestand, steriele
anorganische levenloosheid, een sado-masochistische erotiek en de gebondenheid
aan een haast mythische, verterende vrouwenfiguur. Maar binnen deze thematiek
bereikt zijn poëzie een grote intensiteit: de problematiek wordt in
directe belijdenisvorm uitgesproken of krijgt gestalte in motieven,
geïnspireerd op de bijbel of op het antieke Griekenland.
In zijn meest volwaardige bundels, Gedaanten en
Azuren holte, laat De Haes een heel eigen geluid horen, bewust
onwelluidend, zijn verzen verstroevend, zoekend naar scherp en hard klinkende
combinaties. Daarnaast geeft hij blijk van een uitgesproken vormwil, die
vasthoudt aan rijm en strofe.