Hadewijch
Zuidnederlandse mystieke dichteres (midden 13de eeuw).
Met zekerheid is weinig over haar bekend. Uit haar werk en uit de invloed, die
het heeft uitgeoefend, blijkt dat zij in Brabant leefde en optrad in een eigen,
vrije kring van gelijkgestemden. Een late traditie (eind 15de eeuw) situeert
haar in Antwerpen. Van haar is zowel poëzie als proza overgeleverd. In
beide bereikt zij een hoog niveau.
Van de 29 overgeleverde zgn. Mengeldichten behoren
de laatste 13 op handschriftelijke, lexicografische en andere gronden niet tot
het werk van Hadewijch. Alleen i-xvi kan als jeugdwerk van de schrijfster
worden beschouwd. Het zijn meestal berijmde brieven en de vorm is dan ook
eenvoudiger dan in de Strofische Gedichten, de verstechniek veel
primitiever (vaak assonanties bijv.), het ritme losser, de toon meer docerend
en minder lyrisch.
Met haar 45 Strofische Gedichten heeft zij een
nieuw genre geschapen, nl. dat van de mystieke minnepoëzie. Voor de
buitengewoon kunstrijke vorm ging zij vaak te rade bij de Franse troubadours en
trouvères, maar het spel tussen de dichter en zijn dame vervangt zij
door de mystieke liefdesverhouding tussen God en de mens.
De 14 Visioenen bevatten herinneringen aan
genadegaven die zij vroeger had ontvangen.
In haar 31 Brieven, die soms de omvang en bouw van
echte verhandelingen krijgen, richt Hadewijch zich nu eens kort en dan weer
uitvoeriger tot een of meer van de godgewijde gezellinnen aan wie zij
geestelijke leiding geeft.