Floris ende Blancefloer
Middeleeuwse ridderroman, overgeleverd in drie
versies.
Ca 1270 vertaalde Diederic van Assenede de zgn. Franse
`version aristocratique' van de Floire et Blancheflor ten behoeve van de
Dietse lezers die geen Frans verstonden (vs. 25-27). Hij volgde in zijn
Floris ende Blanchefloer (3974 verzen) trouw de Franse tekst en wijzigde
slechts de aanvang van zijn voorbeeld: de genealogie plaatste hij aan het einde
(vs. 3959-3967). Het hele werk is doordrongen van hoofse geest; de auteur
schijnt goed bekend te zijn met de hoofse omgangsvormen en schreef zijn gedicht
voor de dames en heren die, in tegenstelling met de dorpers, de hoofse liefde
kunnen begrijpen (vs. 1-13).
In de tweede helft der 15de eeuw zag het proza-volksboek
van Floris ende Blanchefloer het licht (oudste druk 1508). De onbekende
auteur volgde bijna woordelijk Diederics tekst, maar maakte het verhaal
burgerlijker van toon en laste er ook enkele stukken rederijkerspoëzie in.
Het volksboek werd nog uitgegeven tot in 1750.
Een toneelversie werd te Brussel in 1483 door de
`Ghesellen van Deinze' opgevoerd onder de titel: Een groet spel van Florysse
ende van Blanchefloere. Ook een 16de-eeuwse geschiedzang van Nederrijnse
oorsprong was in Holland en Vlaanderen bekend.