Everaert, Cornelis
Zuidnederlands dichter en toneelschrijver (Brugge ca
1480-ald. 14.11.1556). Schreef in de trant der rederijkers; kenspreuken `Ic
comme om leeren' en `So reine verclaert'. Hij was, evenals zijn vader,
lakenverver en -voller van beroep en schrijver van het Sint Sebastiaansgilde
der handboogschutters. Hij was lid, misschien factor, van de Brugse
rederijkerskamer `De Heleghe Gheest' en `De Drie Santinnen'.
Tussen 1509 en 1538 (met een onderbreking van 1513 tot
1523) schreef hij 35 spelen, ernstige en komische. Tot de eerste behoren de
stichtelijk-godsdienstige en maatschappelijk-staatkundige, tot de laatste de
tafelspelen en esbattementen, vrijwel allemaal gelegenheidsspelen.
Hij doet zich in de van hem bewaard gebleven stukken
kennen als een conservatieve middeleeuwer die de religieuze en sociale
problemen wil oplossen met middelen die volkomen uit de tijd zijn. Opvallend is
zijn sterk sociaal gevoel, dat hem drijft tot kritiek op de `gestelde machten',
die soms over de schreef gaat, hetgeen blijkt uit het feit dat de vertoning van
sommige spelen van hogerhand werd verboden. In de `getolereerde' stukken wordt
van het volk eerbied voor de overheid verlangd.
Everaert moet gezien worden als een in zijn tijd miskend
genie, aangezien geen enkele rederijker en maar weinig toneeldichters voor of
na hem in het komische genre een hoogte hebben bereikt als hij.