dus). De Nova poemata uit 1575, een jaar later gevolgd door een
in omvang verdubbelde tweede druk, is ten nauwste verweven met de contemporaine
gebeurtenissen in Holland en Leiden. De bundel bevat belangrijke historische
gegevens over het beleg en over de stichting van de universiteit. Dousa's
verblijf in Engeland als gezant der Staten vindt zijn weerspiegeling in de
Odae Britannicae (1586).
De waarde van Dousa's Nederlandse poëzie werd reeds
door Constantijn Huygens gering geacht. Enkele gedichten werden uitgegeven in
werk van Melis Stoke, Waghenaer, Heinsius e.a. De Secundusvertalingen en een
elegie aan Gruterus vonden pas in de 19de eeuw een uitgever. Als filoloog
maakte Dousa tekstuitgaven van en commentaren op Latijnse dichters (lyrici,
Plautus). Op het gebied der vaderlandse geschiedenis, waarmee hij zich vrijwel
geheel zijn leven heeft beziggehouden, beschreef hij de periode der graven van
Holland in de Latijnse Annales, waarvan hij eerst een metrische versie
uitgaf (1599) en vervolgens een in proza (1601).
Dousa's betekenis voor literatuur en cultuur in de jonge
republiek moet tevens afgemeten worden aan de stimulerende invloed op zijn
omgeving. De eerste generatie van studenten, met figuren als Baudius,
Benedicti, Blijenburg, Grotius en Heinsius, brachten, mede onder zijn invloed,
Latijnse poëzie en filologie tot ongekende bloei. Ook Dousa's eigen
kinderen - men sprak wel van de Dousa-Pléiade - leverden hieraan hun
bijdrage.
Ianus Dousa Filius, zijn hoogst begaafde, om zijn vroege
dood zeer betreurde oudste zoon (16.1.1571-26.12.1596) was het evenbeeld van
zijn vader. Hij volgde hem op als bibliothecaris, gaf versch. van zijn werken
uit en voltooide ook zelf werken op het gebied van de Nederlandse en Latijnse
poëzie (Poemata, 1607, 1704) en van de filologie. Hij redigeerde
een groot deel van de bovengenoemde Annales in proza. Georgius Dousa
(5.3.1574-okt. 1599) publiceerde o.m. een verslag van zijn reis naar het Nabije
Oosten (De itinere suo Constantinopolitano, 1599). Franciscus Dousa
(5.3.1577-11.12.1630) bracht met behulp van materiaal van zijn vader de eerste
uitgave van de verzamelde fragmenten van Lucilius tot stand (1597) en verder
een uitgave van de Epistolae van Scaligers vader Julius Caesar (1600).
Theodorus Dousa (3.11.1580-7.6.1663) ten slotte gaf een kroniek van
Constantinopel uit (1614) en een verzameling echogedichten, waarin ook
gedichten van zijn vader voorkomen (1638).