Amsterdam als in
1884 te Leiden verijdeld.
Hij werkte met kritische artikelen mee aan versch.
tijdschriften o.a. aan de Nederlandsche Spectator, onder de schuilnaam
Keerom. Doordat hij een jaar lang redactioneel werk verrichtte voor het
weekblad De Amsterdammer, kregen de jonge Amsterdamse dichters daar
toegang. Bij de Hooft-herdenking in 1881 hield Doorenbos een geestdriftige
rede, waarvoor Perk hem dankte door de opdracht van zijn gedicht `De schim van
P.C. Hooft'. Aan de eerste aflevering van De Nieuwe Gids (okt. 1885)
werkte Doorenbos mee met een historische bijdrage.
Tot zijn belangrijkste werken behoort een tweedelig
geschrift over de Europese literatuur: Handleiding tot de Geschiedenis der
Letterkunde (1869, 1873; tweede herziene druk 1883-1885).
Hoewel de invloed van Doorenbos op zijn leerlingen en
jonge vrienden grotendeels mondeling plaatsvond en uitvoerige correspondenties
- waar die invloed zou zijn vastgelegd - ontbreken, is zijn betekenis voor de
literaire vernieuwing van 1880 boven alle twijfel verheven, zij het meer door
zijn individualistische persoonlijkheid dan door zijn artistieke principes,
waartoe bijv. afkeer van het naturalisme behoort.