De Nederlandse en Vlaamse auteurs
(1985)–G.J. van Bork, P.J. Verkruijsse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
De schrijver wil in dit werk een levensregel meegeven aan de tot emancipatie gekomen burgerij, een gedragslijn t.o.v. God, van de mensen en van zichzelf. Hij richt zich tot een publiek, dat economisch tot welstand is gekomen, maar maatschappelijk en cultureel nog een achterstand heeft in te halen. Wel schrijft hij over God en over geloof, hoop en liefde enz., maar zijn belangstelling gaat toch in de eerste plaats uit naar het mens zijn en naar het menselijk contact. Hij legt de nadruk op de waarde van met zorg gekozen vrienden, op de voordelen die beproefde relaties kunnen bezorgen; hij licht voor hoe vriendschap moet worden aangeknoopt en onderhouden met mensen van gelijke stand. Zijn standsbewustzijn is evident: de rijken en de machtigen ontziet hij, zijn misprijzen voor `speellieden ende hyrauden, riesen (= lichte) wiven ende ribauden' verbergt hij niet. Wanneer de auteur in zijn proloog zegt dat hij `dit boecskijn, dat vore lach int Latijn' vertaald heeft, betekent dit wsch. dat zijn wijsheid uit Latijnse bronnen is geput en dus aanspraak mag maken op autoriteit. Blijkens de thans nog bewaarde hss. en de Delftse druk van 1489 heeft de Dietsche doctrinale in de 14de en 15de eeuw in de Nederlanden een ruime verspreiding genoten. Er bestaat een bewerking van in Nederrijnse (Ripuarische) verzen (hs. geschreven in 1436) en een vrijere Nederduitse bewerking in verzen uit de 15de eeuw. Zijn grootste succes echter heeft de Dietsche doctrinale gekend in de prozabewerking, die de karthuizer Erhart Gross in 1443 maakte; nog vóór het einde van de 15de eeuw waren er vier drukken verschenen. | |
Uitgaven:W.J.A. Jonckbloet (ed.), Die Dietsche doctrinale, leerdicht van den jare 1345, toegekend aan Jan Deckers, clerk der stad Antwerpen (1842); G. Ljunggren (ed.), Der leyen doctrinal. Eine mittelniederdeutsche Uebersetzung des mittelniederländischen Lehrdichts (1963). | |
Literatuur:W.H. Beuken, `Aantekeningen bij enige middelnederl. leerdichten', in Tijdschr. Nederl. Taal- en Letterk., 46 (1927); F. Prims, Gesch. van Antwerpen IV. Onder Hertog Jan den Derde (1312-1355), 2de boek de geestelijke orde (1933); K. Heeroma, `Nieuwe Middelnederl. fragmenten. 2. Dat Boec Exemplaer', in Tijdschr. v. Nederl. Taal- en Letterk., 76 (1959); R. Lievens, `Het Duits sukses van de Dietsche doctrinale', in Leuvense Bijdragen, 49 (1960); J. Deschamps, in Middelnederl. handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken, dl. 2 (1972); W.E. Hegman, `De Gentse handschriften van de "Dietsche doctrinale"', in Spiegel der Lett., 24 (1982).
[R. Lievens] |
|