Camphuysen, Dirk Raphaelsz
Noordnederlands dichter (Gorinchem 1586-Dokkum
19.7.1627). Uit een doopsgezind gezin afkomstig. Op jonge leeftijd wees
geworden, werd hij door zijn oudere broer in de leer gedaan bij een
kunstschilder. Kennissen stelden hem in staat de Latijnse school te bezoeken en
in 1608 ging hij in Leiden aan het Statencollege theologie studeren. Het
theologische geharrewar evenwel maakte dat Camphuysen in 1611 de uitnodiging om
privé-leraar te worden bij de gouverneur van Loevestein en Woudrichem,
Gideon vanden Boetzelaer, aanvaardde. Drie jaar later werd hij leraar aan de
Latijnse school te Utrecht. Mede onder invloed van de Utrechtse remonstrantse
predikant Taurinus, nam hij zijn studie theologie weer op en deed in 1617
proponentsexamen.
In hetzelfde jaar werd hij beroepen in Vleuten, maar toen
de remonstranten uit Utrecht zich massaal daarheen begaven om hem te horen,
kreeg Camphuysen een preekverbod opgelegd. Toen in 1619 de synode van Dordrecht
in het voordeel van de contraremonstranten beëindigd was en de
remonstranten de zgn. acte van stilstand moesten ondertekenen, weigerde
Camphuysen dit. In Amsterdam kreeg hij toen werk in de drukkerij van Blaeu,
maar werd in 1620 officieel verbannen. Samen met de Haarlemse drukker Pieter
Arentsz. zette hij in het Oostfriese Norden een remonstrantse uitgeverij op,
maar ging twee jaar later in Harlingen wonen. Zijn laatste woonplaats werd
Dokkum, waar zich een remonstrantse gemeente had gehandhaafd. Van 1624 tot zijn
dood werkte hij in de vlashandel. Een uitnodiging om rector van de
theologische, sociniaanse school in Krakau te worden, sloeg hij af. Camphuysens
religieuze ideeën hebben in doopsgezind-remonstrantse kring veel invloed
gehad; zijn theologisch werk en stichtelijke poëzie werden door zeer velen
gelezen en gezongen. Het eerste overgeleverde gedicht `Daer moet veel strijdts
gestreden sijn' (1618) is een bewerking van psalm 62; in zijn Dokkumse tijd
werkte hij aan de Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(verschenen in 1630, vele herdrukken).
Zijn ideeën over soberheid, deugd en godzaligheid,
en zijn kunstopvattingen, die aansloten bij de toen geldende
renaissancepoëtica, komen het duidelijkst tot uiting in de Stichtelycke
rymen (2 dln., 1624; 3 dln., 16282; 4 dln., 165812),
die alleen al in de 17de eeuw ruim dertig maal werden herdrukt.
Na zijn dood is Camphuysen als een heilige vereerd,
vooral door toedoen van zijn bio-