Brandt, Geeraert
Noordnederlands dichter en prozaschrijver (Amsterdam
25.7.1626-Rotterdam 12.10.1685). Aanvankelijk horlogemaker en werktuigkundige
als zijn vader, die betrekkingen onderhield met Descartes; sinds 1648 student
in de theologie aan het Remonstrants Seminarium te Amsterdam, in 1652 predikant
te Nieuwkoop, 1660 te Hoorn, 1667 te Amsterdam.
Als dichter debuteerde hij in 1643 met een minnedicht in
Amsteldamsche minnezuchjens. Algemene bekendheid verkreeg hij met het
senecaanse gruwelstuk De veinzende Torquatus, waarin dezelfde stof is
verwerkt als in Shakespeares Hamlet (1644, 1ste opvoering in de
Amsterdamse Schouwburg 1645). Een eerste gedichtenbundel, voornamelijk
bestaande uit middelmatige liefdespoëzie en gelegenheidsgedichten,
verscheen in 1649. Merkwaardig is daarin Brandts theoretische verdediging en
praktische beoefening van het rijmloze vers. In 1665 volgde een bundel
Stichtelijke gedichten, waarin hij zich doet kennen als een overtuigd
voorstander van godsdienstige verdraagzaamheid. Na zijn dood werden beide
bundels, vermeerderd met onuitgegeven en later verschenen gedichten, herdrukt
als Poezy (1688, 1719 en 1725-1727). Onbeslist blijft Brandts aandeel in
de uitgave van Vondels hekeldichten als Poesy (dl. 2, 1647) met de
beruchte voorrede door P. (= Protestant), en van de bloemlezing Verscheidene
Nederduytsche gedichten.
Belangrijker dan Brandts dichtwerk is zijn
wetenschappelijke arbeid, allereerst de in opdracht van de remonstrantse
broederschap en als voortzetting van Uitenbogaerts Kerkelijke historie
bedoelde Historie der reformatie (dl. i, 1671, dl. ii, 1674, dl. iii en
iv, persklaar gemaakt door zijn jongste zoon Johannes, 1704). Het is een
betrekkelijk onpartijdige, ofschoon door remonstrantse ogen geziene en van
gereformeerde zijde fel gekritiseerde, kerkgeschiedenis, lopende van de
hervorming tot 1624, waarvan een ontwerp Kort verhael der reformatie en
oorlogh tegen Spanje in en omtrent de Nederlanden (1657, 17304)
ook in Franse vertaling, Histoire abrégée de la
réformation des Pais Bas (1726), het licht zag. Afzonderlijk
verscheen de Historie van de rechtspleging gehouden in den jaren 1618 en
1619 omtrent de dry gevangen heeren Mr. Johan van Oldenbarnevelt, Mr. Rombout
Hoogerbeets, Mr. Hugo de Groot (17082, 17103,
1723).
In zijn pittige, bij Hooft aansluitende, stijl schreef
hij voorts een Leven van Michiel Adr. de Ruiter (1687, vele malen
herdrukt; in 1687 in Duitse, in 1698 in Franse vert. verschenen), belangrijk
o.a. om de verwerking van archivalia die sindsdien verloren zijn gegaan, een
geschiedenis van Enkhuizen (1666, 17472), een biografie van de
dichter P.C. Hooft (1677), voor wie hij reeds in 1647 een lijkrede had
opgesteld naar die van Jacques Davy du Perron op Ronsard, en een leven van
Vondel (1682), mede gebaseerd op een aantal persoonlijke mededelingen van de
prins der dichters aan de schrijver.