Bloemhof van de Nederlandtsche ieught
Nederlands liedboek. In 1602 publiceerde Dirck Pietersz.
Pers Den nieuwen lusthof, waarmee hij veel succes had, maar het was
één uit vele van de in die tijd verschijnende
rederijkersliedboeken. In 1608 kwam hij met Bloemhof van de Nederlandtsche
ieught, waarin 44 liederen, 21 sonnetten, 32 min of meer uitvoerige
gedichten en 15 korte stukjes. De dichtvormen, de versbeheersing en het
taalgebruik getuigen van een nieuwe stijl; niet minder is dat het geval met de
geest die uit veel gedichten spreekt. De gedichten zijn anoniem, maar
ondertekend met lijfspreuken waaronder die van Daniël Heinsius, Johan
Fonteyn, Carel van Mander, Cornelis Ketel, P.C. Hooft en G.A. Bredero. In 1610
verscheen een tweede druk waarin Pers een tweedeling maakte tussen `liedekens',
bestemd om gezongen te worden, en de rest: sonnetten, bruiloftsgedichten,
elegieën en voordrachtpoëzie.
De Bloemhof is duidelijk een overgangsliedbundel.
Oude en nieuwe vormen lopen door elkaar: bijv. o.a. in de sonnetten wordt de
strakke jambemaat gevolgd maar treft men ook nog de aanhef `Prince', een
typisch rederijkersoverblijfsel, aan. Liedboeken kunnen een inzicht geven in de
algemene ontwikkeling van het literaire