Beaumont, Simon van
Ook Simon Bellimontius, Schoonenberg of Schoonbergius,
H.V.D. (Hollander van Dordt), Noordnederlands dichter (Dordrecht
1574-'s-Gravenhage 20.6.1654).
Studeerde rechten in Leiden en Orléans waar hij
promoveerde (1596). Pas in 1601 te Middelburg gevestigd als advocaat. Werd
pensionaris (1606-1634), bekleedde dezelfde functie te Rotterdam (1634-1649) en
vestigde zich ten slotte in Den Haag. Was remonstrantsgezind en vriend van Hugo
Grotius, Caspar Barlaeus en Gerard Vossius.
Dichtte in zijn studententijd onder invloed van de
Pléiade petrarkistisch-erotische sonnetten: Juvenilia, die veel
later onder de titel Jonckheyt een plaats vonden in de Zeeusche
Nachtegael (1623); zijn Boerenpraet, een uitstekende bewerking van
Vergilius' Eerste ecloga, die er eveneens in opgenomen werd, kan heel
goed uit zijn eerste periode stammen. Beaumonts jeugdwerk is typisch voor de
overgang van de vroege renaissance naar de gouden eeuw: zijn alexandrijnen zijn
niet stroef meer, maar hebben, evenals die van Daniël Heinsius, de
zwierige gang die ook bij de Pléiadedichters, zijn voorbeelden, worden
aangetroffen. Later werk is vaak zinspreukig en epigrammatisch. Humoristisch en
elegant-didactisch, geeft het Beaumonts kritische visie op het
al-te-menselijke. Aldus met name in zijn Grillen en
Rijmspreucken. Er is een wisselwerking tussen zijn Latijnse en zijn
Nederlandse poëzie. Als vertaler uit het Latijn had Beaumont bijzondere
kwaliteiten.
Beaumonts bijdragen in de Zeeusche Nachtegael:
Grillen zijn opgenomen in Petrus Scriverius' Vasten-avond-spel
(16312); de Horae succisivae (Tytssnipperinghen. Rymen ende
versen. Meestendeel in sijn jonghe, eenighe in sijn ouder jaren nu ende dan
gedicht, 1638, 16402), bevatten