Anslo, Reyer
Noordnederlands dichter (Amsterdam 1626-Perugia
16.5.1669). Familie van Noorse afkomst (Anslo = Oslo). Zijn ouders behoorden
tot de gegoede doopsgezinde burgerij van Waterland. Zijn eerste gedichten
stonden onder invloed van Hooft en Vondel. Schreef sedert 1645 o.a.
gelegenheidspoëzie en bijschriften bij bijbelprenten; ter gelegenheid van
de eerste-steenlegging van het Amsterdamse stadhuis Het gekroonde
Amsterdam (1648).
Publiceerde in 1649 een fraai classicistisch treurspel
over de Bartholomeusnacht: Parysche bruiloft, dat tot 1727 achtmaal werd
herdrukt en tot 1715 te Amsterdam op het repertoire bleef. Anslo geeft hierin
uiting van zijn afkeer van het politieke machtsdenken van de Fransen dat
volgens hem gebaseerd was op de theorieën van Machiavelli. Met dit
historisch drama verwijst hij impliciet naar de eigentijdse politieke
problematiek rond het koningschap van de minderjarige Lodewijk xiv en de macht
van de Italiaanse kardinaal Mazarin.
Op weg naar Rome om daar het jubeljaar 1649 te vieren,
maakte hij onderweg aan de Rijn bij het Bingerloch een weemoedig gedicht
Afscheit van Amsterdam. In Rome verkeerde hij in de kring van Hollandse
kunstenaars en ging er over tot de rooms-katholieke kerk (1654). Ontving in
1656 de tonsuur en de lagere wijdingen en werd in 1666 subdiaken. Zijn
opmerkelijkste werk, te Rome geschreven, is De pest tot Napels (1656),
een uitvoerig gedicht in alexandrijnen dat op bijna naturalistische wijze, in
overwegend anekdotische vorm, de gruwelen van een pestepidemie beschrijft.
Een onvolledige en niet-chronologisch gerangschikte
uitgave van zijn werk verscheen van de hand van Joan de Haest, R. Ansloos
poezy (1713); hierin werd o.a. De pest tot Napels voor het eerst
afgedrukt.