Alberts, Albert
Nederlands prozaschrijver (Haarlem 23.8.1911). Na zijn
doctoraal examen indologie (Utrecht 1936) promoveerde hij in 1938 op het
proefschrift Baud en Thorbecke 1847-1851. Vertrok in 1939 naar
Indonesië; adjunct-controleur op Madura. Gedurende wo ii door de Japanners
op Java geïnterneerd. Terug in Nederland werkzaam bij Kinabureau, daarna
redacteur van het weekblad De Groene Amsterdammer, vervolgens functie
als ambtenaar.
De bundel De eilanden (1953) bevat elf novellen
tegen een tropisch decor; de lange verhalen `Groen' en `Jacht' en het kortere
`De koning is dood' behoren tot de beste. De waarheid achter de verhalen uit
De eilanden vindt men in Namen noemen (1962). De bomen
(1954) draagt een sterk autobiografisch karakter en is gesitueerd rond zijn in
Apeldoorn doorgebrachte jeugd. Later geschreven verhalen die daartoe uit
weekbladen en tijdschriften werden opgediept, werden in 1976 gebundeld onder de
titel Haast hebben in september. In 1979 verscheen de roman De honden
jagen niet meer.
Kenmerkend voor alles wat Alberts schrijft is de neiging
zich zelf als persoon te verbergen achter weinig woorden, korte zinnen en een
licht ironische toon met de nodige zelfspot. De lange novelle De
vergaderzaal (1974), die het proces van het langzaam krankzinnig worden
beschrijft, is Gogolachtig van atmosfeer. Het gaat terug op een gebeurtenis uit
Alberts' studententijd.
Alberts schreef ook een aantal historische werken vanuit
de `delightful phantasy of history' (naar de formulering van de Engelse
historicus Harold Nicholson).