Adama van Scheltema, Carel Steven
Nederlands dichter (Amsterdam 26.2.1877-Bergen nh
6.5.1924). Zoon van kunstkenner en -handelaar, kleinzoon en naamgenoot van een
sterk sociaal bewogen predikant-dichter. Volgde moeizaam het gymnasium, was
sterk en sportief maar hypergevoelig en nerveus, had tijden van depressie en
schreef sombere prozaschetsen onder de schuilnaam Melas. Sinds 1896 student
medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam, gewaardeerd corpslid en begaafd
acteur bij het studententoneel; ging werken bij een internationale kunsthandel.
Door de dood van zijn vader erfde hij in december 1899 een bescheiden kapitaal,
waarvan hij ambteloos kon leven.
Als student in aanraking gekomen met het socialisme en
lid geworden van de sdap, ontwikkelde Adama van Scheltema zich tot
socialistisch dichter, in wie het nieuwe ideaal sterk genoeg was om de
aangeboren melancholie te beheersen. Zijn eenvoudige, zangerige lyriek, die
sterk verschilde van die der tachtigers, vond bij de meeste critici
gereserveerde bewondering, bij de lezers grote instemming. Afkerig van zowel de
individueelste emotie als de individueelste expressie, zocht hij een algemene
natuurindruk weer te geven in verzorgde, aan traditie gebonden versvormen zoals
lied en refrein. Door zijn socialistische strijdgedichten werd zijn naam
populair, meer dan die van Gorter of Henriëtte Roland Holst.
In 1907 huwde Adama van Scheltema met Anna Catharina
Kleefstra, zijn secretaresse bij het schrijven van een essay over de grondslag
van zijn dichterlijke en kritische opvattingen. Het kinderloos echtpaar woonde
te Parijs, in Italië, daarna in München en vestigde zich 1913 in
Bergen (nh). wo i bracht een crisis in het sociaal optimisme van de dichter
teweeg, doodsgedachten beheersten hem, zijn rationele levensbesef kreeg een
religieuze ondertoon. De naoorlogse inflaties waren een bedreiging van zijn
materiële bestaan, het leninisme in Rusland een aantasting van zijn
idyllische visie op de ontwikkeling.
Niettemin hervond hij zijn evenwicht en werkkracht,
getuige het wijsgerig-cultuur-historische gedicht De tors (1924). Van
dit gedicht in zeven zangen werden er vijf gepubliceerd in het door hem
geredigeerde tijdschrift Orpheus. De uitgave van het gehele werk, in
voorbereiding toen de dichter stierf, verscheen in 1924, na zijn dood. Een door
een val opgelopen hersenschudding die niet als zodanig was herkend, is wellicht
de oorzaak geweest van zijn onverwachte dood.
Ofschoon de waardering voor Scheltema's dichterschap
omstreeks 1920 ook bij de jongeren groot was, gaf de publikatie van de
Verzamelde gedichten (1934) aanleiding tot overwegend afwijzende
kritiek.