Achterberg, Gerrit
Nederlands dichter (Langbroek 20.5.1905-Leusden
17.1.1962). Van protestantse huize. Debuteerde met traditionele, van
christelijk levensbesef doortrokken, poëzie, die hij samen met de
vergelijkbare verzen van zijn vriend Dekker publiceerde in de
privé-uitgave De zangen van twee twintigers (1925). Vergeleken
bij dat uitgangspunt is de bundel Afvaart (1931) een nieuw debuut, van
een totaal andere dichter, die zich niet langer wilde opstellen in de traditie,
maar volkomen nieuwe wegen insloeg die hem ver van huis voerden; geen conforme
belijdenissen in geijkte vormen, wel een stoutmoedig en bezeten verkennen van
gebieden gelegen over de grens van dood en leven. In het spanningsveld dat dit
zoeken veroorzaakt moet hebben, vindt een levensfeit plaats dat met `dood door
schuld' aangeduid zou kunnen worden. Vanaf de volgende bundel Eiland der
ziel (1939) wordt dit nooit bij name genoemde feit verwerkt in het thema
van de gestorven geliefde, die alleen in het vers van de `schuldige dichter'
tot leven kan worden gewekt.
Toen lang na wo ii Achterbergs geheim op weinig kiese
wijze werd onthuld, werd de toch al bestaande neiging in elk gedicht waarin een
`u' of `gij' wordt aangesproken die persoon in de biografie te plaatsen,
sterker. Een dergelijke lezing houdt een rampzalige verenging in: de kracht van
de u-figuur is veeleer dat zij oningevuld blijft, een teken van het absolute,
het complete leven waaraan de gebroken mens slechts van tijd tot tijd deel kan
hebben. In die zin is de obsessionele poging om, gedicht na gedicht, een
fundamentele breuk in het menselijke bestaan te helen, niet van persoonlijk,
laat staan autobiografisch belang, maar van universele waarde. Voor het
ongedaan maken van het noodlottige gemis bediende Achterberg in een serie snel
op elkaar volgende dichtbundels zich van materie en werkelijkheid om zich heen,
waarin de u-figuur als het ware een tijdelijk onderkomen wordt geboden, en van
mythen en sprookjes (Orpheus en Eurydice, Sneeuwwitje) waarin zij wordt
opgezocht.
Geen taalmiddel blijft daarbij ongebruikt: technisch
jargon en andere taalspecialismen kunnen worden aangewend om de speurtocht naar
de ontbrekende ander tot in de vreemdste uithoeken te kunnen voortzetten. Een
magische werkwijze, die het onheil dat buiten de poëzie om niet uit de weg
is te gaan, in steeds andere codes probeert te bezweren.
Achterberg koos voor deze inhoud merendeels de vorm van
het sonnet, bij uitstek geschikt om antithesen op elkaar af te stemmen. Vooral
in zijn latere werk, dat cyclisch van aard is, wordt deze versvorm steeds meer
uitgebuit. Er zijn dan in de thematiek twee accenten te onderscheiden, die in
vroeger werk ook wel aanwezig