Harp-zang tot lof der Belgen. Wegens hunne Zegenpraalende Dapperheyd, betoond in den Veld-slag der Belle Alliance, voorgevallen den 16, 17 en 18 Juny 1815

[p. 12]

Troost en raad, aan de Belgische Napoleönisten.

STaak uw vloeken, en uw tieren,
Stut uw vrevele razerny,
Daar ge op u ziet zegen-vieren
Door 's Lands braave Burgery.-
Schoon uw hoop als blixem - slangen
Heen vloog ver uyt uw gezigt;
Die ge nooit weer kunt vervangen,
Daar hy nu is opgeligt;
Uwen grooten Baas der weireld;-
Daar gy lang hebt op geroemd;-
Die nu is met drek bepeireld;
En van God en mensch gedoemd:-
Die in plaats van stroopen, branden,
Moorden, dwingen al wat leeft,
Niets meer doet dan knarsseltanden,
En voor vrienden, duyvels heeft:-
Daar de welbesnoeide Franschen,
Aan uw wenschen zyn ontrukt;

[p. 13]

 

Die nu andere passen danssen,

 

Wyl hun plan hen is mislukt.-

 

En veel Dochters, en veel Wyven

 

Nooit hun boelen weder zien;

 

Die nu in hun nesten blyven,

 

Daar zy altoos verder vlien:-

 

Schoon men de Bureaux gaat sluyten,

 

Voor veel die lang zyn geplaatst;

 

'T oud bewind geheel moet stuyten,

 

Door Oranje weggekaatst;-

 

- Schoon veel menschen u begluuren,

 

Met een een schimps en dwars gelaat,

 

Dat doch altyd voort zal duuren;

 

Waar gy gaat, of waar gy staat:-

 

En somtyds wat gal moet kroppen,

 

En herknaauwen- daar 't verdriet

 

Heel uw darmen vol koomt proppen,

 

Daar ge uw wensch niet meer geniet;-

 

Wilt geen ongemakken vreezen,

 

Als gy geen verraders zyt;

 

Dan zult gy behouden wezen,

 

Nu, en g'heel uw levens-tyd.

 

Echter, als ik u mag raaden;

 

'K bleef niet langer meer in 't Land:

[p. 14]

 

'K dée myn goed in Scheepen laaden;

 

En 'k liet huys en erf in pand.-

 

'K ging een verre kust betrekken,

 

Daar geen sterveling u kend;

 

Om u voor verval te dekken,

 

Al Was 't aan het weirelds end.

 

Want men voed hier de gedagten,

 

(Die misschien niet zyn gegrond,)

 

Dat ge boosheyd moest betragten,

 

Als uw oordeel is gezond,

 

Als gy kond naa hem verlangen,

 

Die geheel het menschdom vloekt;

 

Dwaasheyd moest uw geesten prangen,

 

Daar de satan u bezoekt.

 

- 'T zelf-belang is ligt uw reden:

 

Daar men uyt den Burger-last,

 

Pitten vond, om te besteeden,

 

En te zyn in niet verbrast,

 

Aan onnutte en brooze werken....

 

Waar by 't steelen vylig was;-

 

Ider kan myn doel bemerken,

 

Hoe m' aan een geroofde kas

 

Meerder invloed kan bekoomen,

 

Als aan braaf gewonnen geld;-

[p. 15]

 

Schoon daar word wat uytgenoomen;

 

'T word zo juyst niet naa-geteld.

 

'K wil hier over niet lang zaagen.-

 

Overdenkt waar ik wil heen:....

 

Ryk zyn- met een anders plaagen;

 

Strookt by my, met deugd nog reên.-

 

En dat doet gerechtheyd zweeten:...

 

Maar dat spel is thans gedaan,-

 

En men zal het laater weeten,

 

Hoe de zaaken zullen gaan.