inleiding
Ed. Hoorniks leven in beeld, dat kan heel goed, mits wie bladert in dit prentenboek zijn werk in gedachten houdt. Vele van de afbeeldingen herinneren eraan dat hij al voor de oorlog een bekende, invloedrijke literaire figuur was. Weer andere foto's verwijzen naar Hoornik als ‘de dubbelganger van zijn tijd’ zoals M. Nijhoff hem karakteriseerde, de wat eenzelvige man die nooit over zijn Dachau-ervaringen heenkwam. Hij leek ertoe voorbestemd: Vught en Dachau na de crisis en de werkloosheid, de burgeroorlog in Spanje en de vervolging van de joden. Sensitiviteit en ontvankelijkheid maakten hem in de collectieve lijdensgeschiedenis van zijn tijd weerloos deelgenoor, zoals alweer Nijhoff constateerde, ‘dupe van alles en schuldig aan alles’. Crisis, oorlog en massamoord, Hoornik kon zich met wat er gebeurde vereenzelvigen als slachtoffer maar nog beklemmender ook als veroorzaker van het kwaad. Voor zijn eigen gevoel bleef hij zelf nooit buiten schot. Een sterke emotionele stroom in zijn werk getuigde van deze dubbele betrokkenheid.
Hoorniks schuldgevoelens over wat de mensen overkwam vinden hun oorsprong, zoals hij zelf erkende, in zijn jeugd, na de dood van zijn moeder toen hij zeven jaar was en het opgeven van zijn rooms-katholieke geloof. Hij moest zich zijn leven lang blijven verzetten tegen alles wat hem in volstrekte moedeloosheid had kunnen doen wegzinken. Zijn talent zoals hij dat ontdekte en ontwikkelde was zijn sterkste hulpmiddel. Weerbaar was hij verder door een niet altijd makkelijk te richten levensdrang die hem rusteloos maakte, maar hem ook vervulde van nieuwsgierigheid en aandacht voor anderen.
Vorm kon hij aan zijn leven ten slotte alleen geven door zijn werk en de grote literaire ambitie die bij hem ontstond. Hoornik werd zoiets als een literaire strateeg. Zo kon hij de twijfel bestrijden die bij hem eerder nog dan bij anderen opkwam over de waarde van zijn werk. Bovendien voelde hij wat hem in zichzelf dwarszat minder als hij zich met bevriende mensen omringde. Dat kon het best in een literair milieu. Het kwam daarom er op aan daarin mee te tellen. In de warmte van de vriendschap met zijn schrijversvrienden vond hij veiligheid, zoals hij ook kon steunen op zijn tweede vrouw, Mies Bouhuys.
Voor iemand die de literatuur zo hard nodig had om het leven vol te houden lijkt het geen toeval dat voor nagenoeg zijn hele familie schrijven roeping was en beroep, zijn twee dochters immers (een van de twee een romancière), zijn getrouwd met auteurs.
Hoorniks literaire ambitie had nog een ander voordeel. Als schrijver dutte hij nooit in. Hij bleef gevoelig voor nieuwe richtingen om in te slaan, voor nieuwe kanten die hij aan zijn talent kon ontwikkelen. De waardering voor Hoornik als schrijver is voor het grote lezerspubliek sinds zijn eerste episch-lyrische, bekroonde gedicht Mattheus van 1938 vrijwel constant gebleven. Toch heeft hij in zijn schrijversleven moeilijke jaren gehad, eerst in de periode waarin de vernieuwende dichtkunst van de Vijftigers zijn poëzie op de achtergrond drong, daarna in de tijd waarin de belangstelling verdween voor de dramatisch-lyrische toneelstukken waarmee hij eerst toch heel wat indruk had gemaakt, vooral met Kains geslacht en met Het water, beide bekroond.
Ondanks alle tegenslag wist Hoornik zich als schrijver te handhaven. Hij bleef waardevol getuige van zijn tijd. Als epische dichter bleef zijn later werk steeds gloed en belang behouden door de lyrische momenten die het voortstuwden. Ook in zijn verhalend proza kon hij zich overtuigend uitspreken over zijn met schuld beladen situatie van overlevende en zijn daardoor beïnvloede relatie met de mensen om zich been. Sterk komt vooral in de roman De overlevende het besef over van de ouderwordende man, die zwaar en moe door het leven stapt, hongerig er op uit zoveel mogelijk gezelschap om zich heen te verzamelen en zo eenzaamheid en angst te bestrijden.
Zij die hem kenden weten daarnaast hoeveel hij voor zijn vrienden, zijn vrouw en zijn dochters kon zijn. Hij die zelf zo'n grote behoefte had aan alles wat kilte in hem en om hem heen kon wegnemen straalde bij het menselijk contact warmte uit. In de vriendschappelijke omgang met hem kon weinig mislopen. Dat gaf een vertrouwd gevoel. Zo bond hij de mensen blijvend aan zich. Vrienden van Hoornik zullen vanzelf beelden van hem die zij in zichzelf hebben bewaard plaatsen naast de foto's in dit boekje. Ik herinner me altijd weer de jonge Hoornik zoals hij naast me voortslofte in 1938 over de Brusselse boulevards, op sandalen, het haar wild. Ik liet hem tegen middernacht achter op het terras van een café, waar hij de gedichten over angst en vervolging schreef die later werden gebundeld in Steenen. Hij zat er alleen tussen de lege stoelen. Zo zal ik hem blijven zien.
Adriaan van der Veen