Jade, jaspis en de jitterbug. Wijsheid en schoonheid uit het leven van baron Van Stralen op rijm (onder pseudoniem Ton Ven)(1964)–F. Bordewijk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Raamsdonk 1 ‘De moordenaren zeer bekwaam zij kropen door 't sekreteraam.’ Dit zong Van Stralens bariton. (Er was geeneen die 't horen kon, er ging geen stervling meer. Men kwam van een belegde boterham. Ze gingen bij dit weer te voet, en Blanche droeg haar sjiekste hoed.) Maar wat hij nú deed gaf geen pas, zij gispte hem, het was te kras. Hij antwoordde: ‘Wordt zulks mijn loon? Dit liedje is juist ontroerend schoon: Waarop de burger zitten gaat, zo leert ons 't vers, juist dáarvan staat de dood moordzuchtig op en pleegt zijn feit: de mens wordt weggeveegd, wordt spondevormig uitgesmeerd. (Vraag niet of 't hem soms konvenieert!) Ik eis dat bij een zang zo groot je steeds, ook thans, het hoofd ontbloot.’ Vorige Volgende