'Waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboeken'
(1999)–Frits Booy– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboekenFrits BooyGa naar eindnoot+Wie wil weten hoe men in de negentiende eeuw eigentijdse kinderboeken gewaardeerd en gebruikt heeft, moet zorgen voor een zo effectief mogelijke aanpak. Het onderwerp van deze bijdrage is deze aanpak. Bij ‘waardering’ ga ik uit van meningen over en voorkeuren voor kinderboeken van kinderen en volwassenen, die direct en/of indirect vast te stellen zijn. Onder ‘gebruik’ versta ik hier ieders redenen om kinderboeken te schenken of anderszins als bijzonder te beschouwen en te hanteren. Waardering en gebruik zijn vaak met elkaar verbonden, want het feit dat volwassenen bepaalde boeken als prijs of cadeau geschikt vinden voor kinderen, wijst dikwijls ook op waardering ervoor. Daardoor krijgen die boeken voor de ontvangers ook vaak een bepaalde gevoelswaarde. Bovendien betekent ‘gebruik’ letterlijk ‘omgaan met boeken’, wat vaak iets zegt over waardering. Eerst zal ik globaal nagaan wat er tot nu toe geschreven is over eigentijdse waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboeken. Daarna volgen mijn bevindingen, bestaande uit een groot aantal indicatiebronnen plus voorbeelden en conclusies. | |
Voorafgaande studiesIn handboeken en artikelen over kinderliteratuur wordt op de waardering van (negentiende-eeuwse) kinderboeken ingegaan, maar over het gebruik ervan is nog weinig geschreven. Algemeen gewaardeerde auteurs blijken J.J.A. Goeverneur, J.P. Heije en C.Joh. Kieviet te zijn. Daalder wijst ook op Van Alphen, de volksboeken en de sprookjes van Grimm, maar hij geeft weinig concrete voorbeelden.Ga naar margenoot[1] Volgens de auteurs van het hoofdstuk over de negentiende eeuw in De hele Bibelebontse berg worden de meeste eigentijdse kinderboeken door critici als Potgieter en Busken Huet afgewezen. De auteurs vinden deze critici echter niet representatief. Opvallend is dat de gedichten van Van Alphen een toetssteen blijven. Het oordeel van kinderen is vrijwel nooit vastgelegd en de auteurs van De hele Bibelebontse berg hebben voor dit hoofdstuk dan ook zeer weinig materiaal gevonden.Ga naar margenoot[2] | |
[pagina 226]
| |
Men heeft voor aanwijzingen betreffende waardering blijkbaar alleen gekeken naar directe bronnen en daarvan twee soorten gevonden: de recensie en het egodocument. Er zijn daarnaast echter veel bronnen te vinden die op meer indirecte wijze informatie over waardering verschaffen. Pas vanaf circa 1985 wordt de leescultuur van de negentiende eeuw door de wetenschap grondig aangepakt. Er is en wordt onderzoek gedaan naar de distributie en consumptie van lectuur in die eeuw, met aandacht voor thema's als het bedrijf, het publiek en leenorganisaties. Geconstateerd werd dat men toen aanvankelijk vooral stichtelijke en nuttige lectuur kocht en de overige genres leende. Vergelijkbare gegevens over kinderen en hun boeken zijn zeer summier. De totale oogst is tot nu toe tegengevallen. Er zijn nog veel te weinig gegevens om algemene conclusies, laat staan over kinderboeken, te kunnen trekken.Ga naar margenoot[3] | |
WaarderingOm over meer gegevens te kunnen beschikken wil ik het begrip ‘waardering’ ruimer invullen dan men gewoonlijk doet. Ik wil namelijk niet alleen uitgaan van waardering die op directe wijze, maar ook van waardering die op indirecte wijze is vast te stellen.Ga naar margenoot[4] Naast de in De hele Bibelebontse berg genoemde soorten indicatiebronnen waarin contemporaine waardering van negentiende-eeuwse kinderboeken te vinden is, heb ik er zodoende nog een aantal kunnen vaststellen. | |
Directe bronnenOnder directe bronnen vallen onder meer egodocumenten, provenancegegevens (zoals aantekeningen/inschrijvingen in kinderboeken), recensies en studies, voorwoorden van auteurs of uitgevers, ethische en esthetische correcties en oordelen en aanbevelingen die in kinderverhalen zelf voorkomen. Uit een onderzoek in circa vijftien negentiende-eeuwse egodocumenten bleek mij, dat daarin weinig over leescultuur is te vinden. Als er iets over staat, gaat het meer over het feit dát de jeugd leest dan wát ze leest, laat staan welke boeken ze waardeert. Dat geldt bijvoorbeeld voor de jeugdherinneringen van Neeltje Mulder (1833-1912), waarin ze over haar lagereschooltijd vertelt. Het meest lazen de meisjes op school; favoriet bij hen waren de verhalen van C. Schmid. Bij de geschiedenisles gebruikten ze boekjes van Engelberts Gerrits | |
[pagina 227]
| |
en ze zongen liedjes uit bundels van onder anderen C.F. Ruppe en J. Hazeu Czn.Ga naar margenoot[5] Concreter van aard zijn provenancegegevens. Een voorbeeld van een ingeschreven oordeel luidt als volgt: Loop naar de maan/Alwaar de sterren staan/geteekend door/Verveen/v Petten/v Ingen Dit is een aardig boekje/voor kinderen van/8-11 j om te lezen/aanbevelende/P Verveen/M v P [= Petten, FB] Dit boekje is al zeer/oud, maar toch nog/aardig om te lezen/aanbevelende/FeenstraGa naar margenoot[6] Bovenstaande teksten staan in een schools handschrift op de achterkanten van drie prentjes in Almanak voor de jeugd voor 1831 (Amsterdam 1831).Ga naar margenoot[7] Uit de derde aanbeveling blijkt, dat deze tekst veel later dan 1831 werd opgeschreven. Uit het handschrift en de eerste tekst valt af te leiden, dat het hier om kinderen gaat. Deze categorie komt helaas weinig voor. De veel talrijkere recensies zijn vooral te vinden in literaire en opvoedkundige tijdschriften, soms in jeugdtijdschriften. Delen van recensies - uiteraard altijd positieve - worden vaak geciteerd voorof achterin kinderboeken. Vele staan in Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding.Ga naar margenoot[8] Daar vinden we bijvoorbeeld een pittige kritiek op het boekje St. Nikolaas geschenk aan de jeugd van E.J.B. Schonck, omdat erin schromelijk wordt overdreven.Ga naar margenoot[9] Dit slaat met name op een fabel over een bok die veel groente en bloemen heeft opgevreten en door de tuinman wordt betrapt en toegesproken. Daarna volgt: Dus sprak de tuinman tot den bok,
Terwijl hij vast zijn snoeimes trok,
Waar meê hij, zonder lang te draalen,
Hem zijnen snoeplust deed betaalen,
En sneed den stinkert, tot zijn' straf,
In éénen sneê, den gorgel af.Ga naar margenoot[10]
De anonieme recensent vindt deze tekst voor de jeugd ongeschikt. De fabel eindigt nota bene met: | |
[pagina 228]
| |
Leert hier, maagden! leert hier, knaapen!
Dat ge aan verboden spijs u nimmer moet vergaapen,
Op dat het u niet, vroeg of spaê,
Gelijk als dezen snoeper ga.Ga naar margenoot[11]
En hierop volgt géén commentaar van de recensent. Het tijdschrift De gids lette naast inhoud ook op stijl, want over het werk van J.J.A. Goeverneur werd onder andere geschreven: ‘(...) aan de eene zijde losheid en naïeve eenvoud, aan den anderen kant slordigheid tegen de taal (...)’.Ga naar margenoot[12] Jo Hilhorst-Haars concludeerde in haar studie over pedagogische normen van negentiende-eeuwse recensenten van verhalende kinderlectuur, dat deze meestal pedagogische normen verwachtten en die probeerden op te sporen. Volgens de recensenten werden recreatieve kinderboeken niet uit pedagogische overwegingen geschreven. Meestal werden alleen die boeken besproken die men opvoedkundig verantwoord vond.Ga naar margenoot[13] Voorwoorden geven vaak informatie over de beoogde lezers. Zo vertelt J.J.A. Goeverneur in het voorwoord van Karel en Marie over een ontmoeting in de trein met een moeder van jonge kinderen die beweerde dat kinderen, tot zelfs van acht of negen jaar, doorgaans oneindig meer ophebben met vertelsels, waarin zij zich-zelven, hun eigen huis, hun eigen vertrek, hunzelven bekende personen - vader, moeder, zus, broertje, meid, knecht, hond en kat - weerom vinden, dan met voorstellingen, die hen zoeken over te brengen in vreemde streken en landen of onder toestanden, die nog ver buiten hun beperkten gezichtskring liggen. Tot zelfs in Moeder de Gans zijn jonge kinderen niet dadelijk goed thuis.Ga naar margenoot[14] Goeverneur is het met deze moeder eens en wijst haar op de door hem uit het Duits bewerkte verhalen die na dit voorwoord volgen. Deze gaan over intieme kinderbelevenissen als het nieuwe broertje (‘Die kleine schreeuwleelijk zal Reinoud heeten’) en het uitvallen van de eerste tand. Uiteraard kan Goeverneur de ontmoeting met deze moeder verzonnen hebben, maar hij kon de heersende opvattingen over wat jonge kinderen toen graag lazen, natuurlijk niet negeren. Het komt soms voor dat in een herdruk stukken tekst en/of illustraties ingrijpend zijn gewijzigd, omdat bepaalde zaken niet (meer) positief gewaardeerd werden. Hiervan is sprake in Stoute | |
[pagina 229]
| |
kinderen voor zoete kinderen (Rotterdam z.j.) van J. Norweb. In latere uitgaven van dit boek werden namelijk de woorden ‘jood’ en ‘joodje’ vervangen door ‘koopman’, werden blote meisjesbillen op een prentje keurig weggewerkt onder een onderrokje of -broekje en werd een pak slaag met een roe op de billen vervangen door een draai om de oren. De nieuwe afbeeldingen zijn nauwelijks meer karikaturaal te noemen.Ga naar margenoot[15] Aanbevolen kinderboeken, de laatste categorie directe bronnen, vindt men bijvoorbeeld in Brievenportefeuille van tante Koo: (...) daarom moet gij [= het aangeschreven kind, FB] altijd maar heel attent luisteren (...) als er op school uit den kinderbijbel van Mevrouw van Meerten gelezen wordt. (...) en als ik weêr in Haarlem kom, hoop ik dat gij er mij verscheidene [versjes, FB] zult kunnen opzeggen van Goeverneur b.v. en van Heije. Als gij het verlangt kan ik u daarvoor wel lieve boekjes leenen (...). Ik heb ook nog: Gumal en Lina, de Wijde wijde wereld, de Lantaarnopsteker (...), of Oom Tom in zijne negerhut (...).Ga naar margenoot[16] Een ander voorbeeld is te vinden in De St. Nicolaas-avond: Kindren toch, die lezen kunnen,
Houden wel van lekkernij,
Zijn gewis met speelgoed blij;
Maar wie volle pret wil gunnen,
Koope er ook een boekje bij.Ga naar margenoot[17]
Dit fragment toont tegelijk een ander aspect, want hier spelen ook commerciële belangen een rol. Vooral in sinterklaasboeken treft men dit soort wervende teksten aan. Dat neemt echter niet weg, dat er in kinderboeken ook of uitsluitend om pedagogisch/didactische redenen op het belang van het lezen ervan wordt gewezen. | |
Indirecte bronnenOok op indirecte wijze is contemporaine informatie over negentiende-eeuwse kinderboeken te verkrijgen. Gegevens over herdrukken, vertalingen, bewerkingen, navolgingen en verkoop- en uitleencijfers | |
[pagina 230]
| |
betreffende kinderboeken kunnen wijzen op het feit dat deze boeken positief gewaardeerd werden. Immers, waarom zou men er anders zo veel moeite voor doen? Een aantal van die vertalingen, navolgingen en bewerkingen werd misschien aanvankelijk of alleen maar door uitgevers en auteurs gewaardeerd, maar ook de jeugd moet vele ervan na verloop van tijd zijn gaan waarderen - sommige misschien om andere redenen -, waardoor de vraag ernaar steeg. Kinderboeken die vanwege bepaalde pedagogische aspecten door opvoeders gewaardeerd werden, zullen bij de jeugd veelal veel minder in trek zijn geweest. Uiteraard moeten we voorzichtig omgaan met dergelijke gegevens, want uitgevers ‘sjoemelden’ weleens met cijfers, bijvoorbeeld wat betreft herdrukken, en ook andere commerciële factoren zijn zeker van invloed geweest. Vaak herdrukt - sommige zelfs na 1970! - zijn het anonieme Nieuw Abé-boekje voor lieve kinderen (Leiden z.j.) (beter bekend als A is een Aapje), Sint Nikolaas en zijn knecht (Amsterdam z.j.) van J. Schenkman en Een aardig prentenboek met leerzame vertellingen (beter bekend als Piet de Smeerpoets) van W.P. Razoux (Schiedam z.j.). Van de laatste bestaat zelfs een jubileumuitgave [Schiedam 1898).Ga naar margenoot[18] Ook de frequentie van een herdruk kan soms veelbetekenend zijn: uit advertenties van de uitgever G. Theod. Bom te Amsterdam in het Nieuwsblad voor den boekhandel (Amsterdam 1874) blijkt, dat de eerste, tweede en derde druk van het prentenboek Asschepoester in het Cirque Carré van J. Schenkman binnen twee maanden zijn verschenen.Ga naar margenoot[19] In november 1875 gaf Bom een goedkope uitgave ervan uit, circa 1880 deed de Amsterdamse uitgever J. Vlieger hetzelfde. Het boek leek dus goed te lopen. Vele malen vertaald en bewerkt is het opzienbarende boek Lustige Geschichten und drollige Bilder (later getiteld Der Struwwelpeter) (Frankfurt z.j.) van H. Kinderlieb (= H. Hoffmann), bij ons zeer vermaard geworden onder de titel Piet de Smeerpoets. J.J.A. Goeverneur waagde desgevraagd zijn goede naam niet aan een vertaling van dit boek.Ga naar margenoot[20] Het maakte door zijn overdreven, soms gruwelijke, grappen zo'n diepe indruk, dat vele bewerkingen en navolgingen ervan volgden, de zogenoemde ‘struwwelpetriades’. Twee van die navolgingen zijn De ondeugende kinderen. Een vermakelijk prenteboek met rijmen (Sneek z.j.) van J.J.A. Goeverneur (nu wel!) en Stoute kinderen voor zoete kinderen (Rotterdam z.j.) van J. Norweb, dat op zijn beurt verscheidene drukken en varianten kent.Ga naar margenoot[21] Ook | |
[pagina 231]
| |
Eerste tekst en prentje van het anonieme St. Nicolaas geschenk voor kinderen. Utrecht [z.j.] (Particuliere collectie.)
Sint Nikolaas en zijn knecht (Amsterdam z.j.) van J. Schenkman is vele malen nagevolgd.Ga naar margenoot[22] Een zeer bijzonder voorbeeld hiervan, door de vorm van een klomp, is het anonieme St. Nicolaas geschenk voor kinderen (Utrecht z.j.). De kluchtige aap en het poesje (Amsterdam z.j.) (door J.F.L. Müller?) en De kluchtige poes en het hondje (Amsterdam z.j.) door J.F.L. Müller zijn het voorbeeld voor onder andere het anonieme Kluchtige avonturen van een aap, een hond en een poes (Sneek z.j.).Ga naar margenoot[23] Wat betreft verkoop- en uitleencijfers is uitgebreid archiefonderzoek met betrekking tot uitgeverijen, boekhandels en bibliotheken nodig. Gezien de resultaten van eerdere onderzoekingen is het evenwel zeer de vraag, of er veel materiaal boven water komt.Ga naar margenoot[24] Een andere indirecte bron vormen inventarissen betreffende individueel kinderboekenbezit; deze kunnen wijzen op wat in de smaak viel binnen bepaalde kringen. Soms wordt een verzameling kinderboeken in haar geheel geveild of geschonken aan een instelling. Deze gegevens moet men zoeken in veilingcatalogi, catalogi van bibliotheken, boedelbeschrijvingen in notariële en particuliere archieven.Ga naar margenoot[25] | |
[pagina 232]
| |
GebruikKinderboeken werden in de negentiende eeuw om verschillende redenen aan de jeugd geschonken of anderszins als bijzonder beschouwd. Inschrijvingen, ingeplakte (prijs)briefjes en soms een gedrukte tekst voorin die boeken laten dat zien.Ga naar margenoot[26] Zo werden, vooral opvoedkundige en leerzame, boekjes als beloning (‘prijs’ of ‘bewijs van goedkeuring’ genaamd) voor goed gedrag, goede vorderingen of betoonde vlijt op (zondags)school of catechisatie uitgereikt. Ook bij jaarlijkse feesten, incidentele speciale gelegenheden, ter aanmoediging of als aandenken werden boekjes aan de jeugd cadeau gedaan; deze zijn veelal ook opvoedkundig en leerzaam van aard. Dit gebruik is gekoppeld aan waardering, omdat schenkers vaak door hen gewaardeerde boeken kiezen. De geschonken boeken kunnen mede daardoor voor de jonge ontvangers een positieve gevoelswaarde krijgen. Het langste schoolprijsbiljet dat ik ken, is geplakt in het anonieme Natuurlijke geschiedenis van verscheidene, meest nuttige of aanmerklijke viervoetige dieren, volgends de beschrijving van den heere De Buffon, tot een leerzaam leesboek voor de jeugd in den smaak van Campe's leerwijze bearbeid (Haarlem 1804): Eerste/Eerprijs/Der/Derde Klasse/Behaald/Door/Meindert Niemeyer/als hebbende de meeste Teekens/van goedkeuring aan de 4de Tafel/van gem: klasse./Het is ter belooning hier van, dat het schoolbestuur/hem dit openlijk teeken van goedkeuring toewijst, en hem/tevens aanmoedigt om zich verder met ijver en naarstigheid/op zijne leeroefeningen toe te leggen en jaarlijks nieu-/we blijken zijner vorderingen te geven, tot hij, met een/loffelijk getuigschrift, dit School verlatende, in staat zij,/een nuttig Lid der zamenleving te worden./G Perk, Schoolleeraar, A F Allebé/Secretaris van het Schoolbestuur,/Amsterdam,/10 Julij, 1811. Het bijbehorende boekje is geschonken door het schoolbestuur van Amsterdams Tweede Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De gever staat met naam en toenaam vermeld op de leren, met opdruk in goud versierde band, met het wapen van de stad Amsterdam erboven. Het biljet is voorbedrukt, behalve op de plaatsen voor de persoonlijke gegevens en de datum. Dit soort boeken wordt ‘prijsboeken’ genoemd; aan het voorbeeld is duidelijk te zien dat sommige prijzen in diverse categorieën werden ingedeeld. Soms | |
[pagina 233]
| |
Voorbeeld van biljet in een prijsboek (Particuliere collectie.)
werden deze boeken gebonden in een aparte leren (zie hiervoor) of perkamenten band met het wapen van de stad van de school erop of -in.Ga naar margenoot[27] Opdrachten werden ook vaak door schoolbestuur, opziener(s) of onderwijzer(s) helemaal met de hand voorin de prijsboeken geschreven. Een voorbeeld hiervan is: Prijs van Verdienste N. 12/toegekend aan/A.E. ten Brummeler An,/driesse/door hare vriendinnen en onder,/wijzeressen, A B Schilperoort/wed. van Meerten./C.C. van Meerten./Gouda Junij/1836. Degene die als eerste ondertekent, is A.B. van Meerten-Schilperoort, bekend gebleven als schrijfster van vele opvoedkundige kinderboeken. Maar er zijn ook schenkingen van meer persoonlijke aard. | |
[pagina 234]
| |
Op het schutblad van Ernstige en luimige verhalen in tafereelen voor het opkomende geslacht door C.M.D.E. (Amsterdam 1828) is geschreven: ‘Neeltje Dekker/gekregen met/St. Nicolaas/van/Grootmoeder/1833’.Ga naar margenoot[28] De volgende geschreven tekst staat in Duitschland's heldenstrijd of de oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland in 1870 en 1871 naar F. Poppe (Leiden z.j.) door F. Schmidt. Dit is een gedetailleerd nationalistisch pro-Duits verslag van deze oorlog met vijf platen: ‘Geschenk voor Willem/op zijn' tienden geboortedag/ Leeuwarden 17 Juni 1873’. Curieus verjaarscadeau voor een tienjarige! Soms worden de namen van ‘gewone’ schenkers ook genoteerd: 18 [3 / 13] 60/Piet Marius Schelling/Ik heb dit boekjen van/mijn zuster Nellij en mijn/broeders Nicolaas en Jankoos/Schelling voor/7de/verjaring/Het heet Ezelsvel Dit staat geschreven voorin Geschiedenis van Ezelsvel (z.pl., z.j.), achterop staat gedrukt: G. en Z. te T. Kinderboeken dienden ook als geschenk bij een speciale, incidentele gebeurtenis zoals een kermis, vertrek voor een grote reis of logeerpartij. Een voorbeeld: ‘Kermisgeschenk/voor/Mijne Zeer Geliefde Zuster/Cornelia Schouten./'s Hage Zondag, 31 Mei/1857’. Deze notitie staat onder de Franse titel van het anonieme Zonderlinge reizen en lotgevallen van den Vrijheer von Munchhausen ('s-Gravenhage 1843). Blijkbaar werden meisjes op de kermis niet alleen getrakteerd op koek, snoep en allerlei attracties, maar leverde het hun ook een blijvend geschenk op. Een voorbeeld van een opdracht, genoteerd in een boek dat gegeven werd bij een vertrek, is te vinden in C. Mullers Laatste vruchten, voor de Nederlandsche jeugd (Amsterdam 1816): ‘Aan de lieve jonge/Jufvrouw M.C.E.C./Vaillant, bij haar/vertrek naar 't Moe-/derland. Paramaribo 17.April/1822. C.A. Batenburg’. Een bewijs van zuinigheid, namelijk als blijk van tevredenheid én als verjaarsgeschenk (typisch Nederlands!) is: Ter verjaring,/en tevens/als een blijk van tevredenheid/over betoonde vlijt bij het genoten/privaatonderwijs, wordt dit/boekje geschonken aan/Jannetje Hagedoorn,/door/haren welmeenenden Vriend/A.van Heusden Az./Purmerende/12 January 1844. | |
[pagina 235]
| |
Deze geschreven regels staan voorin Deugd en waarheid, of verhalen en parabels voor jonge lieden (Amsterdam z.j.) van Rosalie Koch. Het anonieme Kinder-reizen of verhalen der merkwaardigste voorwerpen, in vreemde landen (Deventer z.j.) is door de inschrijving een aandenken geworden: ‘Laatste geschenk van onzen broeder/Hendrik Februarij 1834’. In Maria en Carolina of de door opvoeding beschaafde kinderen (Amsterdam 1816) van mevrouw De Cambon-van der Werken staat genoteerd: ‘Tot/Aanmoediging aan/Adriana Johanna/Riemens./ Vlissingen 25 Augustus/1852/J.H. Maas.’Ga naar margenoot[29] Ook zijn er aanmoedigingen op rijm. Voorin de anonieme Almanach of lettergeschenk, voor de leergrage jeugd (voor het jaar 1806) (Amsterdam z.j.) is een (kreupel) versje geschreven: Alexander die waare Deugd
Met Prysen wist te Schenken;
Doet Dosker blokken in zyn Jeugd,
En aan die Weldaad denken;
Met welke hem die Gever loond,
Om d'IJver aan te Spooren:
En acht zich daarom wel gekroond,
En wil ook meêr doen hooren.
Zal daarom ook te IJvrig zyn,
In het maaken van zyn werk:
Houden in alles hem ook reyn,
Tot Luyster van Land en Kerk.
den 18 December, 1805.
Soms dienen boekjes als bevestiging van een (familie)band: Den vier kinderen, Heil!
Uit het horst,
Van Vader en Moeder Horst,
Die met adelaars-oogen en wiek'
Het beschermen; en bespieden
Of gevaar ook naakt,
Het zij ge slaapt, of waakt.
Dát horst, kinderen! vergeet het nimmer -
Blijft een toevlucht - zijt ge jong of oud;
Dáár wordt de zorg en liefd' nooit minder,
Tot dat het hart - is stil en koud.-
Grootmama.
Hees - 17 Febr: 1888.
| |
[pagina 236]
| |
Deze gevoelige tekst staat geschreven in A.B.C. De poes gaat meê; De hond blijft thuis;- Piep, zeî de muis in 't vóórhuis! Alphabet voor Kinderen (Schoonhoven z.j.), gedicht door P. Louwerse. | |
Stukgelezen exemplaren‘Gebruik’ betekent letterlijk ‘omgaan met boeken’. Uit dat gebruik kan een zekere waardering worden afgeleid, temeer als kinderen bepaalde boeken om allerlei redenen steeds weer met plezier lezen. Een gevolg is dat ze daardoor snel slijten en daarom vaak worden weggegooid.Ga naar margenoot[30] Het is dus verleidelijk om uit de staat waarin kinderboeken verkeren, conclusies over de waardering te trekken. Die zijn echter niet altijd eenduidig. Enerzijds ken ik vele struwwelpetriades, een populaire categorie, die door het vele lezen verfomfaaid en incompleet zijn. Anderzijds zijn sommige negentiende-eeuwse, nu zeldzame kinder- en schoolboekjes gesleten door hun veelvuldige gebruik als middel om te stichten of te leren lezen en niet bepaald vanwege hun boeiende inhoud! De mate van slijtage is uiteraard ook afhankelijk van de stevigheid van de boeken en van de aard en opvoeding van de (jonge) gebruikers. Voorkant van De muis- en kikvorschkrijg. Haarlem [z.j.] door Cornelis (Particuliere collectie.)
Een voorbeeld van zo'n stukgelezen exemplaar is het beduimelde, opnieuw en slordig genaaide De muis- en kikvorschkrijg (Haarlem z.j.) door Cornelis, dat een grootvader van mijn vrouw als jongetje van (bijna) zes in december 1879 kreeg. Dit fraaie prentenboek is een bewerking van het Griekse komische epos Batrachomyomachia, uit de vijfde eeuw voor Christus, een parodie op Homerus' Ilias.Ga naar margenoot[31] Dit was blijkbaar - en begrijpelijk - een aantrekkelijk prentenboek, maar wel wat ‘wijs’ voor een zesjarige. Uitgevers en auteurs gebruikten teksten in kinderboeken vaak om reclame te maken voor andere kinderboeken. Ook trachtten ze bepaalde boeken een zeker gewicht te geven door ze op te dragen aan een hooggeplaatste persoon.Ga naar margenoot[32] Soms werd een pas overleden auteur in een voorwoord van zijn laatste kinderboek herdacht. | |
BesluitOnderzoek naar eigentijdse waardering van negentiende-eeuwse kinderboeken leverde tot nu toe niet erg veel en overwegend incidentele gegevens op. Uit deze bijdrage blijkt dat er nog genoeg mogelijkheden zijn om, juist via indirecte wegen, veel meer aanwijzingen te verkrijgen, ook algemeen geldende. Er zijn verscheidene waarderingscategorieën met sprekende voorbeelden te vinden. | |
[pagina 237]
| |
Directe bronnen als contemporaine recensies van en studies over kinderboeken zullen zeker en vaak gemakkelijk waarderingsgegevens opleveren. Ook uit voorwoorden en inleidingen, vergelijking van uitgaven en van bewerkingen en allerlei archieven kan nog veel waarderingsmateriaal tevoorschijn komen. Dit lijkt veel minder voor te komen bij directe bronnen als egodocumenten en inschrijvingen in kinderboeken; geschreven commentaar is bovendien bijna altijd ongedateerd. Daarbij is het de vraag, of voor- of achterin geschreven teksten in het kader van conserveringsprojecten als Metamorfoze worden meeverfilmd en zo ja, of dergelijke teksten op microfilms goed leesbaar zijn.Ga naar margenoot[33] Ook indirect verkregen gegevens kunnen wijzen op waardering of op te verwachten waardering. Ik denk hierbij aan kinderboeken die vele malen herdrukt, bewerkt of nagevolgd zijn; hieruit spreekt mijns inziens veelal algemene waardering. Met deze gegevens moet men echter behoedzaam omgaan, aangezien ook andere factoren zoals uitgeversstrategieën een rol kunnen spelen. Er is een verband tussen waardering en gebruik van kinderboeken, want positief gewaardeerde boeken zullen eerder aan de jeugd geschonken worden. Dit gebruik is nog nauwelijks onderzocht, maar er is veel interessant materiaal, gezien de in dit artikel behandelde categorieën en voorbeelden. Men kan soms zeer persoonlijke feiten of gevoelens uit inschrijvingen afleiden. Ook stukgelezen boeken kunnen een duidelijke indicatie zijn voor waardering, al blijft ook hier voorzichtigheid geboden. Verder onderzoek aan de hand van de door mij genoemde indicatiebronnen zal het beeld van bedoelde waardering en gebruik in elk geval breder en duidelijker maken. Of dat leidt tot vele algemene conclusies, blijft tamelijk onzeker. Er moet nog veel materiaal vergaard en bestudeerd worden. Grotendeels zal van het toeval en van de volharding van onderzoekers afhangen, of dat ook lukt. Dus of dit struikje tot volle wasdom zal komen, is nog de vraag.Ga naar margenoot[34] | |
[pagina 238]
| |
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw deelde de Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging (NZV) aan ijverige leerlingen, die bijvoorbeeld een uit het hoofd geleerd psalmversje foutloos konden opzeggen, zogenaamde ‘belooningsplaatjes’ uit. De afbeeldingen en teksten op deze beloningsplaatjes hadden tot doel de leerlingen aan te zetten tot godvruchtig gedrag. Ook het lezen van stichtelijke boeken en het (voor)lezen uit de Bijbel werd via deze afbeeldingen aangemoedigd. Uit: J.J.L. ten Kate. Kindergedichtjes naar aanleiding van het Boek der Spreuken. Amsterdam: W.H. Kirberger, 2e druk, 1865 [Fotografische herdruk, Nijkerk, Callenbach 1975, uitgegeven ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van de NZV].
|
|