Aan den stedelijken Raad van Leuven.
Burgemeester: |
M. Leopold Vander Kelen. |
Schepenen: |
M.F. Ackermans. |
|
M.A. Du Pont. |
|
M.A. Fonson. |
|
M.A. Vander Seypen. |
Raadsleden: |
M.A.J. Bosmans. |
|
M.L. Bosmans. |
|
M.D. Cordemans. |
|
M.V. De Coster. |
|
M.J. De Rode. |
|
M.M. Ghysbrecht. |
Raadsleden: |
M.P. Hulin. |
|
M.I. Levis. |
|
M.L. Liégeois. |
|
M.A. Lints. |
|
M.J.B. Putzeys. |
|
M. Ed. Remy. |
|
M. Staes-Willemaers. |
|
M.J.P. Vander Auwera. |
|
M.G. Verjauw. |
Secretaris: |
M.E. Marguery. |
Rentmeester: |
M.D. Staes. |
Mijne Heeren,
Tot in de tweede helft der 16e eeuw bleef de geschiedenis van Leuven, voor het volk, een gesloten boek. Divaeus en Molanus hadden zich met het verledene der eerste hoofdstad van Brabant onledig gehouden; doch, hunne werken zijn in de taal der geleerden, het latijn, vervat.
Rond 1590 nam een ambtenaar der gemeente, Willem Boonen, het besluit aan Leuven een boek in de volkstaal te wijden. Met eene hoogere liefde voor den luister zijner vaderstad bezield, besteedde hij al de stonden welke zijne plichtmatige bezigheden hem overlieten, aan het doorlezen van boeken, handschriften en archieven, en aan het aanteekenen van al wat zijn vlijt hem voor zijn oogmerk deed ontdekken. Zijn boek werd het eigendom der gemeente, en gedurende bijna drij eeuwen was het de voornaamste bron waaraan de Leuvensche geschiedschrijvers putteden.
Dat men zich echter over het boek van Boonen niet vergisse: het is geenszins de arbeid van eenen man van geleerdheid en geoefenden smaak; het is het werk eens nederigen ambtenaars die, met het oog op de toekomst, bijzonderheden voor de geschiedenis van Leuven vergaderde, toen deze stad elken dag hare archieven kon verliezen.
Hij schreef zijn boek in eene eenvoudige, ongelijke taal; de taal die destijds te Leuven gesproken werd. Ik denk echter dat het werk, met een weinig goeden wil, door elkeen zal verstaan worden.
Meermaals werd het voornemen opgevat het handschrift van Boonen openbaar te maken; doch telkens week men voor de moeilijkheid der taak terug.
In uwe zitting van 23 December 1874, hebt Gij het besluit genomen het boek te laten drukken. Door dit besluit hebt Gij getoond dat Gij, te midden der rustelooze zorgen voor het stoffelijk welzijn onzer gemeente, de zedelijke belangen harer bevolking niet uit het oog verliest; dat Gij hart en zin hebt voor al wat den luister der stad op het gebied van wetenschappen, letteren en kunsten kan verhoogen. Met het werk te laten drukken van eenen stadgenoot die, over 300 jaren, in de moedertaal heeft geschreven, geeft Gij tevens een nieuw bewijs van uwe genegen-