| |
| |
| |
| |
Omslag van: A is een aapje door Rie Cramer. Amsterdam, Mulder & Zoon, [1988], no. 1040
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
| |
Alfa en Betje op het groen groen grasje
Oorspronkelijk Nederlandse ABC-boeken in de twintigste eeuw
Bregje Boonstra
Een zichzelf respecterend abc-boek heette in het midden van de vorige eeuw Prentgeschenk voor de Jeugd om het AB al spelende te leeren, Letterkransje gevlochten voor zoete Kinderen of ABC voor het jonge volkje. Tegenwoordig luiden de titels Olie Bol van Krentenkoek, Een kusje in een doos of WC-papier in de wind laten wapperen. In het verleden werden abc-boeken in de titel aangeprezen als ‘leerzaam, leerrijk, vermakelijk, nuttig, prettig, komisch’ en ze richtten zich op ‘kleine, nieuwe, lieve, zoete, brave’ kinderen. In onze tijd rest alleen nog het epitheton ‘leuk’, maar dan ook buitengewoon leuk, zoals Richard Scarry het zijn publiek inpepert: Mijn leuk ABC; zeventig leuke dieren die honderd leuke dingen doen, leren je duizend leuke zinnen en woorden. Het abc-boek is nooit meer vóór, maar altijd van: ABC van Walt Disney, Het abc van Willem Wilmink of ABC van de hondjes, de poesjes, de dinosaurussen (ad libitum).
Het begrip abc is in de loop van de twintigste eeuw langzaam weggedreven van zijn oorspronkelijke betekenis. Zoals bij de anwb bijna niemand meer aan fietsen denkt, schemert achter het abc niet langer de school. De taak om de prille lezer tot oefenstof voor het lezen en het leven te dienen lijkt afgerond. Van Dale geeft als eerste betekenis bij abc ‘alfabet, letterlijst’ en als tweede ‘de allereerste beginselen’. Tegenwoordig draait het vooral nog om de tweede betekenis, zoals blijkt bij een snelle blik in de catalogus van de Openbare Bibliotheek: het abc van de bouwstijlen in Nederland, van het breien, van het computerondersteund onderwijs, van de duivenmelker, van het huwelijk en van de menselijke geest.
Letter G uit: Al-ter-na-tief ABC. Uit-ge-speld door Ad J. O-dijk. [Met oude Franse kinderboekenprentjes.] Amsterdam, Contact, 1970
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Het abc is vooral een altijd bruikbaar idee en een handig ordeningsprincipe geworden ten dienste van haastige schrijvers, zowel in de familiekring voor bruiloften en partijen als onder journalisten voor de invulling van themanummers. Zo bracht Vrij Nederland bij vijftig jaar bevrijding ABC van de herinnering uit en verzon Carel Peeters kort daarop Een ABC van het voorlezen (Altijd, Bed, Citeren, Doel, Eng, Favoriet en zo verder). Met het Al-ter-na-tief ABC vertaalde de
| |
| |
Letter J uit: Fotografisch abc boek. Voor kinderen die al groot zijn, met foto's van Jan Knip en rijmpjes van Piet Lied. Bussum, F.G. Kroonder, [ca. 1940]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
Volkskrant in 1970 een lange traditie handig in een reclamecampagne voor zichzelf. Ad Odijk voorzag oude Franse kinderboekenprentjes van begrippen (hen-nep, pro-ject, tietsj-in) en commentaar in de geest van de tijd: ‘Pieter is op de pe-da-go-gi-sche a-ca-de-mie. Vandaag be-stu-deert hij het paard in de prak-tijk. Dat heet pro-ject-onder-wijs.’
In navolging van het Newyorkse Metropolitan Museum of Art maakten de belangrijke Franse musea voor hun kinderpubliek smalle, hoge prentenboeken met zesentwintig fraaie reprodukties uit hun collectie. Voor de Y bedacht het Louvre bij voorbeeld Yeux, naast een plaatje van de Mona Lisa. En Koos Meinderts' luchtige verzen over Ada Armada, Bakkus Bak van Bakkebaard en Caramella Cantarel in Olie Bol van Krentenkoek (1993) zijn vooral bedoeld om illustratoren uit het Ploegsmafonds te promoten. Aardig is ook Feestletters van A tot Z, een boekje dat Wim Hofman bij het zilveren jubileum van de Zeeuwse Vereniging voor Christelijk Onderwijs samenstelde voor de leerlingen. Bij de originele, door kinderen zelf ontworpen letters schrijft hij in zijn laconieke stijl kleine stukjes over schoolse aangelegenheden als doorlichten, luizen, meesters, nablijven en rapporten.
| |
Nuttig en braaf
De veranderingen in het abc-boek qua vormgeving en illustraties, inhoud, taal en toon staan natuurlijk niet los van de ontwikkelingen binnen het onderwijs en de jeugdliteratuur. Als onderwerp voor kunsthistorisch onderzoek zal het genre mogelijk geschikter zijn dan voor jeugdliteraire studie, omdat de rol van zowel de inhoud als van de taal op een enkele uitzondering na beperkt is. Over de naoorlogse periode zou je inhoudelijk bij voorbeeld niet veel meer kunnen vaststellen dan dat er gebroken is met de traditie om bij de letter N een nikker of een negertje af te beelden met het onvermijdelijke stralende gebit. Nietblanke kinderen duiken wel weer op in Amerikaanse alfabetboeken uit de jaren zeventig, die nadrukkelijk gesitueerd zijn in de grote stad. Ze worden dan niet opgevoerd als het cliché van de witte-tandenlach, maar als uitvloeisel van het toenemend multicultureel bewustzijn in de jeugdliteratuur.
Tegenwoordig bestaat het abc-boek vooral voor het vermaak, voor kinderen vaak een mooi prentenboek als zovele andere, voor volwassenen nogal eens het object van verzamelwoede. In vroeger tijden was het doel tweeledig: lering en vorming. Tot aan het begin van de negen- | |
| |
Omslag van: Wie leest en kijkt mee, de versjes en prentjes van 't ABC. Versjes en plaatjes van Sijtje Aafjes. Gouda, G.B. van Goor Zonen, 1923
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Omslag van: ABC over de tanden. Geïllustreerd door F.H. Abbing. [Rotterdam], Nederlandsche Vereeniging tot bestrijding van het tandbederf, 1931
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
tiende eeuw vormde het alfabet letterlijk en figuurlijk de alfa en de omega van het leren lezen. Vanaf dat moment deden onder andere klankmethode, globaalmethode en structuurmethode hun intrede in het leesonderwijs. Veel is weer afgeschaft, kleine beetjes zijn behouden en samengevoegd tot een nieuwe aanpak. Maar de echte oude spelmethode lijkt voorgoed begraven en daarmee de noodzaak van het echte oude abc-boekje. In andere landen schijnt van die methode meer overeind te zijn gebleven, wat mogelijk het grotere en gestaag doorlopende aanbod van buitenlandse abc-boeken verklaart.
Heel lang draaide het dus als in de meeste boeken voor kinderen om het nut. Het abc-boek diende in de eerste plaats een bijdrage te leveren aan de vorming van de kleine lezer tot gelovig christen. Na de Verlichting hadden auteurs, voorgegegaan door J.H. Swildens met zijn Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche Jeugd, vooral ook het goede burgerschap op het oog. Nog springlevend is de vaderlandsliefde in Het Kronings ABC, een prentenboek in de vorm van een heuse kroon, dat in 1898 werd uitgegeven ter gelegenheid van Wilhelmina's inhuldiging: ‘Z is de Zwijger wien 't nooit heeft verdroten / Te off'ren zijn goed en zijn bloed voor zijn Volk.’
In de twintigste-eeuwse abc's is dit chauvinisme zo goed als verdwenen. Het duikt alleen weer op in het Fotografisch abc boek, een curieuze, duidelijk onder pseudoniem gemaakt uitgave: foto's van Jan Knip, versjes van Piet Lied. ‘J dat zijn Jongens, van die stevige knapen / Die spelen en stoeien, niet suffen of slapen. / Het soort, zoals eertijds
| |
| |
Michieltje eens was, / Dat is het echte, goed Hollandse ras.’ Naast deze ronkende regels staat een prachtige zwart-wit foto van vier (kwa)jongens met afgezakte kniekousen, samenzweerderig bijeen onder een poortje. Ze zijn doordacht opgesteld, zoals alles en iedereen op elke prent. (Bij de K een kunstzinnig arrangement van kastanjes, blad en bolster.) Het boek is niet precies te dateren, maar moet vanwege de nieuwe spelling (met eenmaal een verdwaalde sch in het woordje heusch) van na 1936 zijn.
Wat lang stand heeft gehouden is het negentiende-eeuwse brave kind, zoals dat figureert in Weer wat moois voor lieve kleinen van J. Schenkman (ca. 1850): ‘Laat steeds uw hart zoo zuiver zijn, als 't water is van dees fontein’. De bekende illustratrice Sijtje Aafjes bij voorbeeld tekende voor Wie leest en kijkt mee, de versjes en prentjes van 't ABC (1923) een omkaderde zoete kinderwereld en dichtte daarnaast: ‘C dat is een centje / En centjes moet je sparen. / Geef ze aan je varkentje, / Dat zal ze wel bewaren.’
In 1931 publiceert de Vereeniging tot bestrijding van het tandbederf het ABC over de tanden, geïllustreerd door F.H. Abbing. Het is bedoeld als opvolger voor het Een prentenboek over de tanden (1923), waar er op dat moment al meer dan dertigduizend(!) van zijn verkocht en het bestuur hoopt ‘het opgroeiende geslacht spelenderwijs een en ander bij te brengen omtrent verzorging van mond en tanden’. Dat moet dan bereikt worden met onsterfelijke dichtregels als ‘A is de Aandacht voor de tanden gevraagd / opdat nooit of te nimmer de kiespijn je plaagt’ of ‘O, d'Ouderdom, ja, dan raak je ze kwijt, / denk daar nog maar niet aan, dat duurt nog een tijd.’ Enigszins vergelijkbaar is Mieke's gezonde alfabet, uitgegeven door de Commissie voor Huishoudelijke en Gezinsvoorlichting, prijs 10 cent. Het pamflet van twaalf pagina's is ongedateerd, maar past prima in de tijd van de wederopbouw, waarin allerlei commissies zich bogen over het heil van de jeugdige mens. ‘Mieke heeft het voor alle kindertjes geschreven. Als jullie alles navolgt wat er in staat en het leert aan de kleintjes, zijn jullie knap en zult gauw groot zijn. Dan zijn je Ouders blij.’ In de kleine rijmen bij stripachtige tekeningetjes wordt de lezer aangezet tot melk drinken, slapen met open raam en niet in het schemerlicht lezen. ‘G is de letter van Gymnastiek / Die doen wij buiten vrij en kwiek. / En daardoor worden w'één voor één / Lenig en sterk en vlug ter been.’ Zo'n uitgaafje dat het abc min of meer gebruikt als manifest vinden we in 1988 nog terug in het Bijbels ABC, waarin het dichterschap geheel vermorzeld is onder de boodschap: ‘Het deed Maria veel verdriet, / dat Jezus haar zo snel verliet.’
| |
| |
Omslag van en de letters K, L, M en N uit: Het oude A.B.C. In beeld gebracht door Hil Bottema. Serie Kleingoed nummer 3. Amsterdam, CA. Spin & Zoon, 1941
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Onder de hoede van de gedreven en verantwoorde mevrouw J. Riemens-Reurslag, meestal aangeduid als hoofdredactrice van het maandblad Het Kind, verschijnt in de serie Kleingoed Het oude ABC (1941). De maakster Hil Bottema was afkomstig uit een bekende illustratorenfamilie. Haar vader was Tjeerd, haar oom Tjerk en haar zuster Johanna Bottema. Het hele boekje is een echo van en een hommage aan het oude haneboek. Op het omslag toont een achttiende-eeuws jongetje zijn ab-boek, terwijl naast hem in het gras een haan van zijn eigen formaat staat. Ook het oude motto duikt weer op: ‘Gelijk De wakk're Haan tot kraaien is genegen, Zoo laat U, Jonge Jeugd, tot onderwijs bewegen.’ In haar voorwoord dicht Riemens-Reurslag het abecedarium ‘een stamboom van 2000 jaar’ toe en besluit met de ferme vaststelling: ‘In onze tijd van woordenboeken en telefoongidsen heeft een dergelijk prentenboek zeker niet minder betekenis dan vroeger.’ Tussen de afstandelijk beschrijvende tekstregels als ‘H is de Hond, die zijn Hok juist verlaat’ vallen hier en daar een soort miniatuur wijze lesjes op: ‘F zijn de Fouten, die Fritsje vermeed’ of ‘G is het Geluk, dat Gewoonlijk verGaat’ op. Ook daar lijkt mij de hand van de hoofdredactrice herkenbaar.
| |
| |
| |
Letter I uit: Het A.B.C. van Jan de Kladder. Zutphen, P. van Belkum AZ., 1906
Gereproduceerd naar de facsimile-uitgave: Alphen aan den Rijn, De Hoeve, [1992]
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
De letters van het alfabet, uit: Het verloren schaap. Een boek met versjes door Han Hoekstra. Met plaatjes van Fiep Westendorp. Amsterdam, J.M. Meulenhoff, 1947
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
De dreun van het aapje
De toon van bovengenoemd uitgaafje zou voort kunnen komen uit een houding van pas-op-de-plaats die paste bij de oorlogssituatie. Hij is in elk geval curieus tussen wat onze eeuw bij globale beschouwing aan abc-boeken voortbracht. Wat daarin namelijk primair opvalt is het volstrekt neutrale, vrijblijvende en zelden moralistische karakter van de tekstjes, dat duidelijk afwijkt van wat er zeker tot aan de tweede wereldoorlog overigens voor kinderen werd geschreven. De vroegste uitgave die ik aantrof is Het abc van Jan de Kladder (1906), in 1992 verschenen als reprint. Naast grove, nogal schematische silhouetjes lezen we: ‘M is de Maaier die maait met zijn Zeis / N is het Nufje dat danst op de Wijs.’
De twintigste eeuw staat onder de absolute alleenheerschappij van ‘A is een Aapje, dat eet uit zijn poot’, waarover elders in dit boek uitgebreid bericht wordt. Samen met ‘Jantje zag eens pruimen hangen, / o! als eieren zo groot’, ‘'t is 'n bijzonder kind, dat is ie’ en ‘Dit is de spin Sebastiaan, / het is niet goed met hem gegaan’ ligt het opgeslagen in het collectieve vaderlandse jeugdliteraire geheugen. De eerder genoemde anti-tandbederf vereniging verklaart de keuze voor de abc-vorm uit ‘de blijkbaar onuitwischbare herinnering, die het beroemde A is een aapje, dat eet uit zijn poot zelfs bij de oudste leden van het bestuur had achtergelaten.’ Nog in 1993 maakt Guusje Slegers een ABC babbelboek: ‘IJ is een ijsje met slagroom en fruit / Z is een zoen en dit
| |
| |
Omslag van: Guusje Slegers ABC babbelboek. Helmond, Uitgeverij Helmond, 1993
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Omslag van: Mensje van Keulen Van Aap tot Zet. Met tekeningen van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1990
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Letter Y uit: De letterberg. Een alfabet boek, geschreven door Dolf Verroen, met illustraties van Ivo de Weerd. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1977
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
boekje is uit.’ Het kartonboekje sluit naadloos aan bij de traditie van lelijkheid, die door uitgeverij Mulder werd gevestigd.
‘A is het Aapje dat wil maar niet dood, / vanwege dat eeuwige voer in zijn poot.’ Nergens trof ik deze regels in druk, ze wellen op uit de eigen dichtader na iets te lange blootstelling aan het ‘moderne’ abc, dat zonder inspiratie voorthobbelt op dezelfde aapjesdreun: ‘A is de Aalbes, die wij allen graag lusten / B is de Boomgaard, waaronder wij rusten.’ of ‘Q is een letter die je heel weinig ziet / R dat is roken, dat mag jullie niet.’ Ook in Zuid-Afrika is het rijm doorgedrongen: ‘V is die Voortrekkersvlag wat waai / W is die wa se wiel wat draai.’ (Die trekker se ABC, 1949). En zelfs Han G. Hoekstra komt in Het verloren schaap (1947) niet veel verder dan ‘A is Annebetje en B dat is haar broertje, / C dat is de conducteur en die geeft je een retourtje.’
In De letterberg (1977) pakt Dolf Verroen het anders aan, gesteund door de komische, helaas nogal houterige, onappetijtelijk gekleurde tekeningen van Ivo de Weerd. In kleine tekstjes associeert de auteur vrij rondom de letters. Soms leidt dat tot luchtig taalspel - ‘Billekoek met Basterdsuiker’ - soms tot de met kinderen solidaire opstelling die hoort bij de jaren zeventig in het algemeen en bij Verroen in het bijzonder: ‘Je moet je handen wassen, je mag naar buiten / Je moet je bord leeg eten, je mag gaan spelen / Je moet tevreden zijn en je mag televisie kijken. Moeilijk, hè?’ (bij de M). Dit alfabet verscheen oorspronkelijk letter voor letter in het tijdschrift Bobo.
Mooi is het idee van Nicolaas Matsier in A is een aardappel (1985), die het alfabet voorstelt als de slaapzaal van de letters. Daar staan zesentwintig bedden, waarin door Willem van Malsen getekende personen liggen bij te komen van de werkdag: ‘f blaast fluitend zijn adem uit als een locomotief, g gaapt verschrikkelijk, h doet hazeslaapjes.’ Heel grappig is de t - ‘de enige letter die je kunt drinken’ - en de x is een zeer volwassen letter, die de Playboy naast zijn bed heeft liggen: ‘x is zo'n letter die eigenlijk niets meer te doen heeft. Vroeger heeft hij samen met de s en de e alle andere letters gemaakt. Nu ligt hij daar maar, overdag, 's avonds, 's nachts. De x maakt het niks uit.’
Een eigen aanpak biedt ook Mensje van Keulen in Van Aap tot Zet (1990), oorspronkelijk gemaakt voor de Kinderpagina van nrc Handelsblad. Met Alfons Aap, Daan Dromedaris, Francina Fazant en Pollie Paard voert zij, ondersteund door tekeningen van Jan Jutte, een vrolijke beestenboel ten tonele. In nonsensverzen van twintig regels, met twee extra aan het slot voor een soort pointe, probeert ze de letter die aan de beurt is zoveel mogelijk kansen te geven: ‘Wijnand Walvis was de weg kwijt, arm warhoofdig waterdier’. Tegelijkertijd weet ze in
| |
| |
Omslag van: Het A.B.C. door Mevr. van Osselen van Delden. Naar teekeningen van Louis Raemaekers. L.J. Veen, 1907
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Omslag van: M.C. van Oven-van Doorn Allermerkwaardigste avonturen van de aardige aapjes van admiraal Adrianus Apekolio. Alfabet voor allen. Tekeningen van Rie Cramer. Den Haag, G.B. van Goor, 1935
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
haar inventief poëtisch knutselwerk ritme en beweging te behouden, zodat de grappige verzen goed ‘bekken’.
Voor Een kusje in een doos (1993) maakte Lidy Peters bakerrijm-achtige versjes - ‘Nietes en nooit zaten in een boot / We zinken, zei Nietes, nietes, zei Nooit’ - bij Marijke Brugmans' kleurige prenten, waar veel raars op te zien is.
Over de vraag of je Mijn beesten staan er gekleurd op (1986) van Kees en Katja Stip een abc-boek moet noemen valt te twisten. Stips enigszins melige tweeregelige versjes gaan over aap, beer, cavia, duif, eend en zo verder, maar door toedoen van een slaperige redacteur ter uitgeverij zijn schaap en spin tussen de K's verdwaald. Ook wordt de letter waar het om gaat niet apart vermeld. De komische, quasi onhandige tekeningetjes maken echter veel goed, evenals de onvergetelijke regels ‘Zeug, je bent voor biggen / leuk om aan te liggen.’ (Acht roze worstjes met krulstaart liggen aan de buik van een vermoeid in het gras uitgestrekte varkensmoeder.) Misschien is dit boekje binnen de abc-collectie wat de onregelmatig getande postzegel is voor de filatelist.
| |
| |
| |
Alfabetverhaal
Een bescheiden subgenre vormt het abc-verhaal. B.E. van Osselen-van Delden, op haar boeken altijd vermeld als Mevr. en vooral bekend door 't Jodinnetje van Elspeet, maakte Het ABC (1907). Kleine Adriaan en zijn baker gaan op bezoek bij ‘Grootmoe’. Volgens de methode zwaan-kleef-aan verschijnen er steeds meer personen, die allemaal samen pruimen gaan plukken in oma's tuin. Bij de laatste letter blijkt een plotselinge gezinsuitbreiding in het huis van Adriaan: ‘Z is een zusje, komt allen haar zien / 't Is een lief dotje, ze heet Engelien. / Zie eens, ze bracht ons een doos met banket / Allemaal letters van A tot Z.’ De aquarellen, afgewisseld met de in die tijd gebruikelijke ‘zwartjes’ zijn van de Limburger Louis Raemaekers, geen doorsnee kinderboekenillustrator, maar vooral bekend als vrij beeldend kunstenaar en tekenaar van politieke prenten.
Pagina met de letter G uit: M.C. van Ovenvan Doorn Allermerkwaardigste avonturen van de aardige aapjes van admiraal Adrianus Apekolio. Alfabet voor allen. Tekeningen van Rie Cramer. Den Haag, G.B. van Goor, 1935
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
De leukste ontdekking te midden van alle abc-boeken uit onze eeuw is het ruim negentig pagina's tellende boek Allermerkwaardigste Avonturen van de Aardige Aapjes van Admiraal Adrianus Apekolio (1935), geschreven door M.C. van Oven-van Doorn en door Rie Cramer in stevige zwarte lijnen vrolijk geïllustreerd. Het verhaal heeft zesentwintig hoofdstukken die steeds door één letter gedicteerd worden. Twee aapjes beleven dolle avonturen, waar soms geen touw aan vast te knopen is, omdat de letter die aan de beurt is de gebeurtenissen van hot naar haar stuurt: ‘omdat ik juist jarig ben gaan we met een janplezier naar de jaarbeurs’. Geheel in stijl is het allemaal het beste te karakteriseren als kolossale kolder en het zou me niet verbazen als dit ooit het lijfboek van de kleine Hugo Brandt Corstius is geweest. Na een aantal hoofdstukken duizelt het je van de alliteraties: ‘de D-trein dendert door tot Dordrecht’ - ‘jongejuffertjes in jamkleurige jurken’ of ‘terwijl de goedlachse gemeentenaren op de glooiing van de gracht-kant gezellig zaten te gieren van grenzeloos genot’. Soms weet de auteur werkelijk literaire hoogten te bereiken: ‘licht lispelde het lover van linden en laurieren in de lange lanen van het lustoord, en een lieflijke, louterende lucht van lupinen en lavendel laveerde als een lauwe labberkoelte in het lokaal waar onze lustige lawaaimakers logeerden in losgetrapte linnen lakens.’ Knap en geestig, maar natuurlijk absoluut niet des kinds is de verwijzing naar Hamlet bij de Q, waar de admiraal zich bezorgd afvraagt waar zijn aapjes uithangen: ‘de quintessence van zijn gepeins was en bleef: waar zijn zij of waar zijn zij niet? Dat is de quaestie!’
Mevrouw Van Oven was een actieve figuur in de wereld van het kin- | |
| |
Letter S uit: Gitte Spee De S van Saar en sok en.... Biebelebons letterboek. Tilburg, Zwijsen, 1989
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Tekening bij de letter Z uit: Het ABC van Quentin Blake. Vertaling [uit het Engels]: Willem Wilmink. Baarn, Bekadidact, 1992
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
derboek. Samen met D.A. Cramer-Schaap vormde ze vijftien jaar lang de redactie van het tijdschrift Zonneschijn, ze bewerkte sprookjes van Andersen en vertaalde Alice in Wonderland en Milnes Now we are six. In Wormcruyt met suycker stelt D.L. Daalder haar literaire kwaliteit vast: ‘Haar boeken horen tot de beste, die in ons land zijn verschenen. Ze munten uit door oorspronkelijkheid, degelijkheid en esprit.’ En over haar debuut Eduard Kerner merkte de strenge recensent Theo Thijssen kortweg op: ‘Deze schrijfster kan schrijven.’
Titelpagina van: Aap en Beer. Een ABC boek van Wim Hofman. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1983
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Leonard Roggeveen was bovengenoemde apekool van de admiraal te dol. Hij was bang dat het lezen of aanhoren van de bij elkaar gezochte allitererende woorden ‘taalbedervend’ zou kunnen werken, maar in de nrc vond Ley Hana-Lussenburg: ‘men moet het op den klank genieten, iets wat kinderen heel aardig kunnen.’ Binnen de vaderlandse jeugliteratuur is deze Apekolio in elk geval een unieke prestatie, die alleen enigszins benaderd wordt door Margaret Mahy met Bastiaans bonte bende (1987) in B, dat knap vertaald werd door Nan Lenders.
In de serie Biebelebonse Letterboeken (1989) bracht uitgeverij Zwijsen één kartonboekje per letter, met aandacht voor de letter als vorm, de letter in eigennamen, in een piepklein verhaal - ‘mol maakt een muts voor de maan’ - een versje en een zoekplaat. Op een speelse manier wordt hier ongemerkt gesleuteld aan de leesvoorwaarden. Langs een omweg zijn de individuele letters van het alfabet en het abc-boek weer terug in de school, en dat uitgerekend via de uitgeverij die met ‘boom-roos-vis’ nu juist het woordbeeld als uitgangspunt voor het leesonderwijs propageert.
In 1983 verschijnt met Aap en Beer van Wim Hofman opnieuw een abc-verhaal. Het is een wonderlijke geschiedenis die verhaalt over de jacht op een schat en daarbij langs de letters van het alfabet wandelt. Na zijn ontmoeting met Aap komt Beer ten onrechte in de Cel, waaruit hij via het Dak gered wordt, om door Eend de Fles met de kaart overhandigd te krijgen. Het verhaal eindigt in een typisch schots en scheve Hofmanhut aan zee: ‘Weet je, zei Beer, ik vond geen schat, dat niet, maar ik heb nu een vriend en dat is wel zo goed.’ Het Q/X-probleem is visueel opgelost met een door de lucht zoevende lasso en het verkeersbord van een wegkruising. De auteur zegt zijn boekje gemaakt te hebben als reactie op de huidige leesmethoden. Uit protest tegen het feit dat kinderen niet langer het abc leren bedacht hij een ‘opvoedkundig’ boekje voor de aankomende lezer die geïnteresseerd is in de letters zelf. In de marge staan deze dan ook mooi afgedrukt, de hoofdletter en de kleine letter, mét schreef en tussen ouderwetse schrijflijn- | |
| |
tjes. Zo voegen gevoel voor traditie en oorspronkelijk talent zich tot een nieuwe vorm voor het vanouds vertrouwde.
Letter B uit: B is een beer door Dick Bruna. Amsterdam, De Harmonie, 1967
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Letter M uit: Grovers ABC. [Vertaald uit het Engels door Karin Bouma.] Comic-favorieten, 21. Amsterdam etc., Loeb etc., [1991]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
Speeltuin voor illustratoren
Het abc in zijn twintigste-eeuwse nadagen is echter vóór alles speeltuin voor illustratoren geworden. Met de sprookjes en de bakerrijmen ligt het altijd klaar om aangekleed en opgepoetst naar de kunsthistorische mode en norm van de tijd gerecycled te worden. Bij ons is de oogst aan abc's van belangrijke illustratoren bescheiden - geen wereld van A tot Z door de ogen van Theo van Hoytema, Wim Bijmoer, Mance Post, The Tjong Khing of Harrie Geelen - zeker in vergelijking met andere landen, waar menig illustrator van naam zich op verbeelding en verluchting van het alfabet heeft gestort: Jean de Brunhoff, Maurice Sendak, Quentin Blake, John Burningham, Helen Oxenbury, Shirley Hughes, Janosch en Anno. De wereld van bij voorbeeld Ot en Sien, Jip en Janneke of Paulus werd nooit op alfabet gerangschikt, zoals dat gebeurde met die van Winnie-the-Pooh, Paddington, Peter Rabbit en Mary Poppins.
Met de toenemende mogelijkheden op het gebied van de reproduk- | |
| |
Letter A uit: A is een aapje. Met rijmen en platen van Rie Cramer. Amsterdam, Van Goor, 1936
Museumcollectie Jeugdafdeling Centrale Bibliotheek, Amsterdam
tietechnieken werd het alfabet een nooit droog staande bron voor prentenboekenmakers mét talent, maar zonder inspiratie. Van een van de belangrijkste ontwikkelingen op de moderne prentenboekenmarkt echter, die van de internationale coproduktie, heeft het abc-boek nauwelijks kunnen profiteren vanwege de bijna onoplosbare vertaalproblemen, waardoor veel wezenlijks verloren moet gaan. Zo is bij de mooie hoofdletter M die Sesamstraatse Grover in Grovers ABC met zijn spiegelbeeld vormt, de relatie met het woord Mirror volledig verdwenen: ‘Is dit geen mooie M? / Hij is door mij gemaakt!’ Het vraagt de inventiviteit van een taalritselaar als Willem Wilmink om de oorspronkelijke eenheid van een begrip, een tekstje en een illustratie zo goed mogelijk te behouden. Zo bedacht hij voor Het ABC van Quentin Blake: ‘L is een langzame Luchtwandeling’ (L is for Legs that wave in the air) en ‘Z is de Zigzag die 't alfabet sluit’ (Z is for Zippers That's all That's the end).
Dick Bruna heeft het in zijn B is een beer (1967) handig aangepakt. Op de linkerbladzijden staat een letter in dikke zwarte Bruna-belijning, rechts een bij die letter passende afbeelding, afkomstig uit bestaand werk. Zo is voor elk taalgebied een abc samen te stellen, door voor de Engelse uitgave bij voorbeeld de olifant naar de E te verplaatsen, de paraplu naar de U en de uil weer naar de O. Dat Bruna in de
| |
| |
Letter T uit: Het poppen A.B.C. door Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1921]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Letters F en L uit: Groen groen grasje. ABC boekje. Illustraties van Nelly Bodenheim. [Amsterdam], Van Holkema & Warendorf, [1923]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
titel de A als haantje de voorste aan zijn laars lapt, getuigt van een dwarse geest.
In onze eeuw heeft een aantal illustratoren zich met overgave op het abc-boek gestort. Ten eerste Rie Cramer, van wie het kartonnen A is een aapje (1948?) een wijde verspreiding kent. Haar zoete kindertjes met kiel, schort en zonnehoed zijn op klein formaat anno 1995 nog altijd verkrijgbaar, voor de prijs die je ongeveer voor een heel brood betaalt. Minder bekend is het oblong-formaat prentenboek uit 1936, dat als titel ook A is een aapje draagt, maar waarin de versjes van Cramer zelf zijn: ‘A is een Aapje, dat stak haar handje / Zo maar in 't zakje met kaakjes van Jantje.’ De tekeningen zijn vrij grof en vergelijkbaar met die in De geschiedenis van Pig Pag Pengeltje van P. van Renssen, dat in hetzelfde jaar verscheen. In de tekst, die als omkaderd blok in de ruim opgezette prenten is opgenomen, zijn alle A's rood gedrukt. De tekeningen zijn afwisselend in vier kleuren en zwart-wit met rode steunkleur. In 1987 beleefde het boekje zijn negende druk.
Letter A uit: A dat is Aafje door Bas van der Veer. Ons Schemeruurtje, XIV. Amsterdam, H. Meulenhoff, 1918
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Onbekender nog en eigenlijk het mooiste van Cramers abc-boeken is Het poppen ABC (1921). Het kleine boek met een formaat dat naar oblong neigt, ziet eruit als een produkt van handvlijt. De letters waar het om draait zijn in de met enigszins onbeholpen hand geschreven tekstregels met rode slingertjes onderstreept: ‘M is de Meid, met een mutsje met banden / N is een Neger uit snikwarme landen.’ De groot formaat hoofdletters zijn felrood en de kleine prenten, in zwart, rood en wit, tonen figuren uit de kinderkamer: speelgoedbeesten, marionetten, tol, duveltje uit een doosje. Ze zijn nog niet gestroomlijnd en lievig zoals in het latere werk, maar weerbarstig en primitief zoals in het vroege Kindjes Boek (1909).
Een eigenzinnig illustrator uit dezelfde tijd is Bas (Elisabeth Arnolda) van der Veer, een portretschilderes met aanleg voor de karikatuur, door Reinold Kuipers in De hele Bibelebontse berg ‘droevig miskend’ genoemd. De bitse Cornelis Veth dicht haar een ‘wat beperkt eigen talent’ toe en vindt haar prentjes ‘grappig, maar oud-modisch’. In het tijdschrift De Vrouw meent een recensent echter: ‘Het is een plezier om te kijken naar haar frissche en toch gevoelige plaatjes.’ Net als andere makers van abc-boeken toonde zij belangstelling voor het cultuurgoed van sprookjes en bakerrijmen. In twee bundeltjes legde ze bij voorbeeld spreekwoorden uit in berijmde verhaaltjes en een illustratie, met opvallend veel aandacht voor de fraaie handgeschreven tekstpagina's. In de serie Ons Schemeruurtje, die veel klassieken bevat, verscheen A dat is Aafje (1918). Het kleine vierkante boekje toont Van der Veers voorliefde voor mensen met rare uitstulpingen
| |
| |
Omslag en letter L uit: ABC. Illustraties Nelly Bodenheim. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitg. Mij., [1917]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
(knotjes en neuzen) en is op de eerste bladzijde al grappig - ‘A dat is Aafje, die houdt niet van thee’ - waar we een enigszins verzuurde gedienstige aan de breikous zien, met naast het wolmandje een flink formaat wijnglas.
| |
Groen groen grasje
De meest perfecte twintigste-eeuwse verbeelding van het abc is zonder twijfel Groen groen grasje van Nelly Bodenheim. Net als haar hartsvriendin Lizzy Ansingh hoorde zij bij de Amsterdamse Joffers. Door zich toe te leggen op het illustreren week zij af van de voor deze schildersgroep gebruikelijke bloemstukken, portretten en stillevens. Het bekendst werden haar zogenaamde zwartjes, een wijze van illustreren die in die tijd vaker werd toegepast door bij voorbeeld Jan Sluyters en Jan Wiegman, maar waarin Bodenheim excelleerde vanwege haar expressie op de vierkante millimeter. Blijkbaar voelde ze zich na Handje Plak en Het regent het zegent zo thuis in de oude bakerrijmen dat ze daaruit in 1917 een abc samenstelde. Bij de B vinden we Barend Botje, bij de L Lijsje die Liesje leert lopen en bij de T het Torentje bussekruit. Ze presenteert de versjes als minutieus in zwarte silhouetjes geïllustreerde verhalen. Op de band wordt het rijm ‘abc De hond gaat mee / De kat blijft thuis / Piep zei de muis in 't voorhuis’ omkranst door een grillig krullende lijn, die bij nadere beschouwing de letters van het alfabet ononderbroken aan elkaar schrijft. En alle pikzwarte tafereeltjes zijn even precies in hun afbeelding van de Hollandse binnenkamer of het vlakke land, met knotwilgen, rietkragen, boertjes op klompen en minikippen.
| |
| |
Ook Groen groen grasje (1923) is samengesteld uit bakerversjes. De uitgave is geheel in kleur en schitterend gelithografeerd. Op de kleine oblong-pagina's staan de versregels mooi gegroepeerd rondom de uit mens en dier opgetrokken hoofdletters, die doen denken aan de versierde initialen uit middeleeuwse handschriften. ‘Falderalderaatje / 't kindje gaat met zijn vaatje / 't kindje gaat met zijn moetje mee / Boven in de bedstee’, staat er in heldere, met zacht potlood geschreven letters. De sierlijk hellende F van Falderalderaatje omvat een schuin naar boven voerende trap, waarop het vaatje bijlicht met een kaars en je in de zorgzaam gebogen arm van moetje nog juist een kinderhoofdje ter grootte van een speld ontwaart. Geestig is de T van Tante Nans. In alle mij bekende versjesboeken gaat tante comfortabel op de ganzerug de lucht in. Zo niet bij Bodenheim. Tante dreigt de gans te missen en klemt zich boven haar hoofd wanhopig vast aan een poot van de wegvliegende vogel. De maakster heeft een duidelijke voorkeur voor enigszins onderkomen figuren, straatschoffies, bedelaars en andere kreukelige mannen, in hoogwaterbroeken, met op het hoofd te grote petten. En ook de drinkebroer die met zwaaiende armen zichtbaar aangeschoten op een bierton voor herberg 't Zwaantje zit om de hoofdletter R te vormen - ‘Robbedobbedob mijn geld is op’ - kan op haar sympathie rekenen. Groen groen grasje is een wonder van evenwicht, mise-en-page, kleurgebruik en detail en laat zien dat Nelly Bodenheim naast illustratrice vooral ook vormgeefster was, die zich bekommerde om elke centimeter van de pagina. Misschien hoort deze uitgave dan ook eerder thuis bij de kunstboeken dan bij de voor kinderen gemaakte abc-boeken.
| |
Een bonte rij
In dezelfde categorie past Een bonte rij (1913) van Nelly Volker van Waverveen. Het is door W.L. & J. Brusse uitgegeven met een zorgvuldigheid die op kinderboekengebied ongekend was (en is), maar die past bij de kunstzinnige status van deze uitgeverij. Het prentenboek heeft een voornaam en volstrekt onkinderlijk stofomslag, met een klassieke belettering. Op de band staat een cirkel vol rondtollende hoofdletters en drie zoete kindjes, en de prachtige titelpagina toont in een zwarte omkadering de ‘bonte rij’ van zesentwintig springerige kinderen, bovenaan in het gezicht, onderaan op de rug gezien. Het stofomslag vermeldt: ‘Dit oorspronkelijk kinderprentenboek is in veertien kleuren gelithografeerd’. Dat precisiewerk geschiedde - op zwaar, getint pa- | |
| |
Titelpagina en Treuzelige Theodora uit: Een bonte rij. Een alphabet in rijmpjes & prenten door Nelly Volker van Waverveen. Rotterdam, W.L. & J. Brusse, 1913
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
pier - bij de bekende drukkerij Senefelder. Het leidde tot een opmerkelijk mooi en duur (ƒ3,90!) boek, waarvan je je kunt voorstellen dat het alleen door de schoonst gewassen kinderen in hun kamerjas bekeken mocht worden, onder toeziend oog van de kinderjuf. Het is precies het volkje waarmee de tekenares haar pagina's vult en dat zich het beste in verkleinwoorden laat vangen: jasjes met bontrandjes, slobkousjes en lakschoentjes, geschulpte kantjes en matrozenpakjes. We zien een smetteloze wereld, waarin zelfs Morsige Max een zoeterd is en dat alles in pastelkleurig aquarel met potlood. Echt tekenen kon Volker van Waverveen niet. De blondgelokte iets te grote hoofden met poezelige bolle wangen staan soms verdwaald op de anatomisch verwrongen lijven. Het doet denken aan een kinderlijke imitatie van de beroemde Engelse Mabel Lucy Attwell, die in die tijd al bekend was met haar illustraties voor Mother Goose, Lewis Carroll en Andersen.
In de bonte kinderrij worden om en om een jongen en een meisje voorgesteld: Innemende Ivo, Treuzelige Theodora, Verlegen Violetje, IJdele IJsbrand of Zoete Zoë. De vierregelige, met potlood geschreven rijmpjes verstrekken nadere bijzonderheden. Bij de Q is de dichtende illustratrice geheel op stoom, vooral vanwege haar vondst voor de moeilijke letter: ‘Quadrilleeren dat kan Quintus, / ziet hoe hij zijn passen doet! / Kleine meisjes zeggen zachtjes: / o wat danst die Quintus goed.’ De allitererende kinderverzameling roept herinneringen op aan een abc-boek uit de eerste helft van de negentiende eeuw, waarin Aanvallige Antje, Bezige Betje, Dappere Dirk en Frissche Francijntje optreden. Over Nelly Volker van Waverveen is weinig bekend. Eigenlijk heette ze gewoon Volker. Van Waverveen hoorde bij de extra namen die haar vader zich tijdens een succesvolle carrière als baggeraar verwierf. Eveneens bij Brusse verscheen 's Avonds als wij slapen gaan (1915), een bundeltje rijmpjes en prenten, een jaar later illustreerde ze de kinderliedjes van J.H. Speenhoff en ze maakte voor haar uitgever een aantal omslagversieringen, de laatste in 1920, het jaar van haar huwelijk. Waarschijnlijk zijn er toen blonde bengels in matrozenpak in levenden lijve verschenen en heeft Nelly Volker zich volledig aan hen gewijd, zoals dat in haar tijd van keurige mevrouwen werd verwacht.
| |
Produktief vóór de oorlog
In de schaduw van de grote namen werden voor de tweede wereldoorlog ook andere illustratoren geïnspireerd door het alfabet. Van de pro- | |
| |
Letter Z uit: A.B.C., wie van de kindertjes leest er méé? Rijmpjes voor de kleintjes door S. Abramsz. Tekeningen van Jan Wiegman. [Fotografische reproduktie van een ca. 1910 geschreven en getekend manuscript.] Amsterdam, Thomas Rap, 1972
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Omslag van: A.B.C. Een vroolijk alphabet. Met prentjes van Jan Wiegman en rijmpjes van E. Dopheide-Witte (Tante Lize). Amsterdam, S. van Looy, 1924
Museumcollectie Jeugdafdeling Centrale Bibliotheek, Amsterdam
duktieve Jan Wiegman, door Reinold Kuipers in De hele Bibelebontse berg getypeerd als ‘vlijtig, maar al te braaf en weinig geïnspireerd’, zag ik vier abc-boeken. ABC, wie van de kindertjes leest er mee? maakte hij omstreeks 1910 samen met S. Abramsz (de verzamelaar van de Rijmpjes en versjes uit de oude doos). Bij de W dichtte die bij voorbeeld: ‘Wat heeft Wim daar aan zijn handjes? / Warme, witte, wollen wantjes.’ Het werd nooit uitgegeven, tot Thomas Rap het manuscript in de verzameling van C.F. van Veen ontdekte en het in 1972 als boek op de markt bracht. De grote geheel gevulde pagina's bevatten afwisselend zwartjes en pentekeningen en zijn omkaderd met zo'n enorme hoeveelheid friemelige versieringen dat het je al snel duizelt van de ranken en de krullen. Wiegmans wereld is die van de gegoede burger, waar deftige moeders en toegewijde opa's rondstappen; die van de veilige kinderkamer, gestoffeerd met poezen en hondjes, poppen, kabouters en ulevellen.
In later jaren worden Wiegmans plaatjes leger, de lijnen zwaarder en de toewijding en precisie minder. Dat levert Een koddig dieren-alphabet (1919) op, in zwart-wit met een steunkleur, zoals meer prentenboekjes in die tijd. Het ‘koddige’ aan de dieren is waarschijnlijk dat ze aangekleed zijn: ‘Z is het Zwijn met zijn olijken snuit / Hiermede is nu
| |
| |
Letter O uit: ABC. Een grappig alphabet. Met rijmpjes en prentjes van Jan Wiegman. Haarlem, Antwerpen, ‘De Sleutel’, [1949]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
mijn alphabet uit.’ In 1924 verschijnt met teksten van E. Dopheide-Witte (Tante Lize): ABC; een vroolijk alphabet. Het is een grappig en toen waarschijnlijk als ‘leerzaam’ beschouwd uitgaafje, met centraal op de pagina tekening en versje: ‘Z is de zon, die zoo weldoend kan schijnen / Dat door haar invloed veel ziekten verdwijnen.’ Daaromheen staan kleine zwartjes gerangschikt van begrippen met dezelfde letter - zaag, zeis, zwaan, zeug - opnieuw van onder tot boven omrankt en omslingerd. Na de oorlog doet Wiegman het, drijvend op zijn routine, nog eens dunnetjes over. ABC; een grappig alphabet met rijmpjes en prentjes (1949) is een soort samengaan van de boekjes uit 1919 en 1924, opgeblazen van formaat, grof getekend en vol stijve olifanten, beren en vossen in kostuum.
Kampioen abc-boekenmaker is Piet Marée. Volgens de catalogus bij de tentoonstelling Van beroep: Piet Marée die in 1994 in de Koninklijke Bibliotheek werd gehouden maakte hij er tussen 1932 en 1963 acht. Marée geniet misschien de grootste bekendheid als propagandist voor het knutselen als zinvolle tijdsbesteding. Titels als 100 dingen om te doen of Klaar in een tel met een omtrekmodel en vele andere bezorgden hem de bijnaam de Knutselkoning. Van de abc-boeken zijn vooral die uit de jaren dertig interessant. Daarin experimenteer- | |
| |
Omslag van: Daan Hoeksema's A is het aanbeeld. Het ABC voor Holland's kleintjes. Bussum, Gebr. Koster, [1923]
Museumcollectie Jeugdafdeling Centrale Bibliotheek, Amsterdam
De OE uit: Kijk mijn letter. Geschreven door Annie Keuper-Makkink. Met illustraties van Ingrid en Dieter Schubert. Groningen, Jacob Dijkstra, [1988]
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
Letters A en B uit: ABC. Gekiekt, gerijmd, geteekend door Piet Marée. Den Haag, G.B. van Goor Zonen's U.M., [1932]
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
de Marée met de fotomontage als boekillustratie. De zwart-wit foto's voor zijn allereerste boekje ABC Gekiekt, gerijmd, geteekend (1932) of Van A tot Z. Poppen-en beestenalfabet (1937) zijn allemaal genomen in de kinderkamer. Als hoofdpersonen figureren voornamelijk zelfgemaakte, goedige poppen en beesten. De zorgvuldig uitgedachte, strakke mise-en-page met een typografisch gebruik van rode lijnen en cirkels naast de foto's maakt vooral van het eerste boekje een opvallende verschijning op prentenboekengebied. Voor het uitgaafje van 1937 maakt Jo Kalmijn-Spierenburg de versregels, die weer eens vast in het spoor van het Het Aapje treden: ‘W zijn de Woefjes, met heel korte staartjes / X is Xanthippe, met lelijke haartjes.’ De winkelprijs was overigens 45 cent!
Apart dient nog vermeld A is het aanbeeld (1923) van de actieve kinderboekenillustrator Daan Hoeksema, onder andere populair door De neef van Prikkebeen (1909) en als huistekenaar van het tijdschrift Jong Nederland, dat hij ongeveer in zijn eentje vol tekende. Cornelis Veth noemt hem in Geschiedenis van de Nederlandsche caricatuur ‘de eenige die hier getracht heeft een speciale kunstnijverheid voor het kind in het leven te roepen’. Hij doelt op de mapjes met tekenvoorbeelden en
| |
| |
Tekening op de titelpagina, en de letters I en J uit: Joost Roelofsz ABC, ga je mee? Amsterdam, Meulenhoff, 1982
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
| |
| |
de zogenaamde ‘legfiguren’, vormen van karton die je eerst moest uitknippen om er vervolgens naar voorbeeld figuren van te leggen.
Letter W uit: Diet Huber It abee fan Boukje. Bûkeman-rige nûmer 14. [Leeuwarden], Friese Pers, 1980
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag
Veth bestempelde Hoeksema's illustraties als ‘goedig’ en van ‘weinig pretentie’. Pretentie hebben ze zeker niet, maar in zijn abc-boek zijn ze in elk geval grappig en ongewoon. De (hoofd)letters vervullen op de forse prenten - gedrukt in donkerblauw, met een steunkleur - een wezenlijke functie. Bij ‘D is de Diender, die staat op de loer’ gluurt de gezagsdienaar half verborgen over een enorme letter D heen. Izak rust uit tegen de poot van de I, die om onnaspeurlijke redenen uit het boerenland oprijst, en met de O wordt gehoepeld. In het leesonderwijs werden deze zogenaamde ‘sprekende letterbeelden’ aan het eind van de negentiende eeuw gebruikt door H. van Wulfen en in onze tijd zie je ze terug in Kijk mijn letter (1988). Een abc-boek in de strikte zin is dat niet, omdat het de volgorde van het alfabet loslaat. Wel presenteert het de letters en tweeklanken, in versjes van Annie Keuper en speelse tekeningen van het echtpaar Schubert, waarin de letters buitengewoon inventief verwerkt zijn.
| |
Rudolf Robot
In de tweede helft van deze eeuw lijkt het abc zijn aantrekkingskracht op illustratoren te hebben verloren. Met de ontwikkelingen op het gebied van het prentenboek dienen zich andere mogelijkheden aan en misschien was men na de oorlog huiverig voor het al te gemakkelijk teruggrijpen op de traditie. Jenny Dalenoord maakt in 1944 een heel simpel dierenalfabetje, in zwart-wit met grijs als steunkleur. Max Velthuijs haalt in 1964 het oude aapje weer van stal en Diet Huber schetst in It abee fan Boukje (1980) de wederwaardigheden van een klein Fries meisje. Vermeldenswaard is nog WC-papier in de wind laten wapperen, waarmee Janneke Derwig afstudeerde aan de Tilburgse Academie voor beeldende kunsten en dat op de zomeraanbieding '95 van uitgeverij Van Holkema en Warendorf stond, ruim zeventig jaar na Groen groen grasje.
En dan is er nog één boek, dat ik voor het laatst heb bewaard, niet omdat het het ‘lekkerst’ is, maar omdat het een geslaagd eigentijds prentenboek is, dat tegelijkertijd de sporen draagt van bijna alles wat hier eerder aan de orde kwam, alsof de maker de cultuurgeschiedenis heeft opgezogen en in flarden weer uitspuugt. ABC, ga je mee? (1982) verscheen eerst per letter in het kleutertijdschrift Bobo. Eerder maakte Joost Roelofsz samen met Theo Sontrop Het alfabet (1975), een voor
| |
| |
Omslag van: Het ABC van Willem Wilmink. Met tekeningen van Olivia Ettema. Amsterdam, Querido, 1995
| |
| |
volwassenen bedoeld boekje met surrealistische tekeningetjes, waarin zich hier en daar ABC, ga je mee? al aankondigt. Daarin worden de gezworen kameraden Charles, Kees en Wim opgevoerd, die in Voor en achter ook al dolle avonturen meemaakten. Hun hoofden komen aardig in de buurt van een varken, een kikker en een muis, maar onder hun kleren blijken mollige kleuterlijven schuil te gaan. Er is een soort verhaal met zesentwintig mini-episoden. Vanwege de al in regel twee verschijnende atlas gaat het vriendendrietal op zoek naar Amerika. De speurtocht blijft zonder resultaat, wat geen probleem is, want onderweg gebeurt meer dan genoeg om de vriendjes in de laatste regel doodmoe in bed te laten rollen: zzzzzz. De letters hebben bezit genomen van zowel tekst als tekeningen. Er figureren types als Christien Cactus, Nancy Nachtegaal en Rudolf Robot. In een aquarium geven de gebroeders Quatremain een pianoconcert, waarbij de vissen rondzwemmen in Q-formatie en dat de biggestaart van Kees zich Q-vormig krult, berust vast niet op toeval.
Vooral de prenten die zich laten bestuderen als knappe, geestige zoekplaten vol alfabetdetails bieden een onuitputtelijke bron voor herkenning en (kijk)plezier. Zo wordt de eerste plaat bevolkt door geüniformeerde aapjes, die een saluut aan Joli Coeur uit Alleen op de wereld lijken te brengen. Op de fruitschaal liggen appels en ananas, buiten hangen appels aan de bomen, het behang is bezaaid met de letter a, die ook is uitgezaagd in de rugleuning van de stoelen en op de schilderijtjes aan de wand staan een apenoot, een aap op een autoped (in plaats van een fiets?) en een aap die Atlas met de wereldbol vervangt. De zesentwintigste prent spiegelt deze situatie in Z en zebra's en van de appels resten nog slechts klokhuizen!
Alles is even doordacht, grappig en voor wie wil leerzaam. Met de fantastische omslagtekening belijdt Roelofsz bovendien woordloos zijn geloof in het abc en het lezen. Op een comfortabele, enigszins uitgezakte sofa zitten de drie protagonisten met een groot boek op schoot. Ze zijn omringd door lezend dierenvolk. Aap leest over pinda's, beer over honing, poes over muizen en hond over botten. Maar Charles, Kees en Wim lezen over letters. Het is hun geestelijk voedsel. Wie goed luistert, kan ergens in de verte de oude haan toch nog zachtjes horen kraaien: ‘Men moet in 't abc geoefend wezen, eer men in eenige boeken iets kan lezen.’
| |
| |
| |
[Overzicht]
Chronologisch en zeer globaal overzicht van oorspronkelijk Nederlandse abc-boeken uit de twintigste eeuw waarnaar in deze bijdrage verwezen wordt, gezien in de collecties van Boek en Jeugd van het NBLC, de Openbare Bibliotheek Amsterdam en van Rietje Nivard. Met dank aan Jeannette Kok, Marijke Troelstra, Reinold Kuipers, Nettie Heimeriks en Thomas Rap.
1906 |
Het ABC van Jan de Kladder P. van Belkum, Reprint De Hoeve, in opdracht van ICOB, 1992 |
1907 |
Het ABC L.J. Veen
Tekst: B.E. van Osselen-van Delden, ill.: Louis Raemaekers |
1910? |
ABC, wie van de kindertjes leest er méé? Thomas Rap [1972]
Tekst: S. Abramsz, ill.: Jan Wiegman |
1913 |
Een bonte rij W.L. & J. Brusse
Tekst en ill.: Nelly Volker van Waverveen |
1917 |
ABC Nijgh & Van Ditmar
Ill.: Nelly Bodenheim |
1918 |
A dat is Aafje Meulenhoff
Tekst en ill.: Bas van der Veer |
1919 |
Een koddig dieren-alphabet W. de Haan
Tekst en ill.: Jan Wiegman |
1921 |
Het poppen A.B.C W. de Haan
Tekst en ill.: Rie Cramer |
1923 |
Wie leest en kijkt mee, de versjes en prentjes van 't ABC Van Goor
Tekst en ill.: Sijtje Aafjes |
1923 |
A is het aanbeeld Gebr. Koster
Tekst en ill.: Daan Hoeksema |
1923 |
Groen groen grasje Van Holkema en Warendorf
Ill.: Nelly Bodenheim |
1924 |
ABC; een vroolijk alphabet S. van Looy
Tekst: E. Dopheide-Witte (Tante Lize), ill.: Jan Wiegman |
1931 |
ABC over de tanden Tekst en uitgave: Vereniging tot bestrijding van het tandbederf
Ill.: F.H. Abbing |
1932 |
ABC. Gekiekt, gerijmd, geteekend Van Goor
Tekst en ill.: Piet Marée |
1935 |
Allermerkwaardigste Avonturen van de Aardige Aapjes van Admiraal Adrianus Apekolio Van Goor
Tekst: M.C. van Oven-van Doorn, ill.: Rie Cramer |
1936 |
A is een aapje Van Goor
Tekst en ill.: Rie Cramer |
1937 |
Van A tot Z. Poppen-en beestenalfabet Bosch & Keuning
Tekst: Jo Kalmijn-Spierenburg, ill.: Piet Marée |
1940? |
Fotografisch abc boek F.G. Kroonder
Tekst: Piet Lied, foto's: Jan Knip |
1941 |
Het oude A.B.C. C.A. Spin & Zoon
Tekst en ill.: Hil Bottema |
1944 |
Dierenalfabet Uitgever onbekend
Tekst en ill.: Jenny Dalenoord |
1949 |
Een grappig alphabet met rijmpjes en prentjes De Sleutel
Tekst en ill.: Jan Wiegman |
| |
| |
1950? |
A is een aapje (kartonboek) Mulder & Zoon
Ill.: Rie Cramer |
1950? |
Mieke's gezonde alfabet Commissie voor huish. en gezinsvoorlichting
Tekst: B. Wyers-Nort, ill.: D. Siepman-v.d.Berg |
1951 |
Het A is een aapje uit de oude doos Gebr. Koster
Reprint van de uitgave van circa een eeuw geleden. |
1951 |
Het A is een aapje dat eet uit zijn poot van toen en nu Gebr. Koster Nieuwe ill.: Ellie Wessel |
1964 |
A is een aapje Van Goor
Ill.: Max Velthuijs |
1967 |
B is een beer A.W. Bruna & Zoon
Ill.: Dick Bruna |
1970 |
Al-ter-na-tief ABC Contact
Tekst: Ad J. Odijk |
1977 |
De letterberg Van Holkema & Warendorf
Tekst: Dolf Verroen, ill.: Ivo de Weerd |
1980 |
It abee fan Boukje Friese Pers
Tekst en ill.: Diet Huber |
1982 |
ABC, ga je mee? Meulenhoff
Tekst en ill.: Joost Roelofsz |
1983 |
Aap en Beer Van Holkema & Warendorf
Tekst en ill.: Wim Hofman |
1986 |
Mijn beesten staan er gekleurd op Bert Bakker
Tekst en ill.: Kees Stip, kleur: Katja Stip |
1988 |
Bijbels ABC Larooij
Tekst en ill.: DAW Design |
1988 |
Kijk mijn letter Jacob Dijkstra
Tekst: Annie Keuper-Makkink, ill.: Ingrid en Dieter Schubert |
1989 |
Biebelebons letterboeken Zwijsen
Tekst: 9 auteurs, ill.: 13 illustratoren |
1990 |
Van Aap tot Zet Querido
Tekst: Mensje van Keulen, ill.: Jan Jutte |
1991 |
Olie Bol van Krentenkoek Ploegsma
Tekst: Koos Meinderts, ill.: 13 illustratoren |
1993 |
ABC babbelboek Uitg. Helmond
Tekst: Guusje Slegers |
1993 |
Een kusje in een doos Gottmer
Tekst: Lidy Peters, ill.: Marijke Brugman |
1994 |
Feestletters van A tot Z Ver. Chr. Onderwijs Middelburg
Tekst: Wim Hofman |
1995 |
WC-papier in de wind laten wapperen Van Holkema & Warendorf
Tekst en ill.: Janneke Derwig |
1995 |
Het ABC van Willem Wilmink Querido
Ill.: Olivia Ettema |
|
|