De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekend
[pagina 284]
| |
Bijlage II. Het proces van Jacob SijmsGa naar voetnoot1).Jacob SijmsGa naar voetnoot2), Raed en Outburgemeester tot Hoorn en Gecommitteerde Raed ter Admiralityt in 't Noorderquartier, en Bewinthebber der Oost-Indische Compaigni (in) de camer tot Hoorn, voor eenige tijden verdacht sijnde (van) met Burgemeester Langewaegen, SonckGa naar voetnoot3), van Veen en van Neck, (welcke laeste de voorsichtichste is geweest), soo men syde in de administratie als Bewinthebbers sich te buyten (te) hebben gegaen, sijn uyt de Seventienen gecommitteert eenige om alles nae te sien en rapport te doen, en hebben, nae naerstige ondersouck, gedaen rapport; waerop de Seventienen te raede geworden sijn den voorseyde Jacob Sijms, als sijnde de voornaemste, te ontbieden, om sich tegen de voorstellen te verantwoorde. Den Offecier Hasselaer, kennisse hebbende, dat (Sijms) den 23sten Augusti 1671 stont te comen van Hoorn, heeft hem, sijnde Sondach, op de Tijbruch opgewacht; doch (Sijms) dien avont niet comende, maer met de nachtschuyt, is 's morgens, uyt de schuyt comende, door den Schout gelicht en in apprehentie genomen, en omtrent negen euren gebracht op 't Oost-Indische huys, ende tegen den avont | |
[pagina 285]
| |
gelogeert in de boeyen deeser steede en laeten bewaeren in de pijncamer. Ende heeft den Offecier (hem), ten overstaen van twee Schepenen, Jacob Jacobss. Hinloopen en Vincent van Bronckhorst, de daeraenvolgende daegen geëxamineert, staende (hij, Sijms) altijt met ongedeckte hoofdeGa naar voetnoot1). Gerret Ruytenburg, Ballieuw van de Beemster, heeft overgeleevert request aen het Hof, gevende te kennen, dat hij, als Ballieuw in de Beemster, den 22sten Augusti 1671 arrest heeft gelyt op den voorseyden SijmsGa naar voetnoot2) ende (hem heeft) gedachvaert voor den rechter te compareeren over misuses tegen den Oost-Indische Compaigni en anders; dat (Sijms) met hanttasting heeft belooft te compareeren; versouckende (hij, Ruytenburg) mandament penael, alsoo heeft preventie tegen den Schout Hasselaer, die den 24sten ditto reëel arrest op Sijms heeft geleit en (hem) in de boeyen gebracht. 't Hof, alvooren daerop te disponeeren, heeft 't selve request gestelt in handen van den Schout Hasselaer, om binnen dry daegen 't Hof te dienen van berichtGa naar voetnoot3). Den 28sten ditto heeft den Ballieuw Ruytenburg 's naemiddachs overgeleevert request, met sijn hant getyckent, gevende te kennen het voorseyde versouck, aen het Hof gedaen, ende versouckt dat Schepenen met de procedueren tegen Sijms gelieven te supercedeeren tot ter tijt en wijlen bij 't Hof sal weesen gedisponeert. Alsoo 't voorseyde request niet was getyckent bij een practisijn, soo hebben Schepenen 't selfde wederom uytgegeeven, presentibus Willem Backer, Schaep en Roch, Schepenen. Den Schout boven comende, is hetselfde hem gesyt, en is het request wederom van den(gene), die het hat, geyscht ende heeft (de Schout) het geleesen en laeten copieeren. In dit laesten is Bontemantel bij geweest. | |
[pagina 286]
| |
Burgemeesteren van Hoorn hebben afgesonden uyt den haeren de Heeren Lucas van Neck en Cornelis Coninck, neffens haeren pensionares Cornelis de Groot, die den 27sten (Augustus) audientie bij Burgemeesteren hebben gehadt ende hebben versocht, dat Sijms mocht gesonden werden nae Hoorn, onder acte van nonprejuditie, gelijck de steeden wel gewoon sijn te doen, als laest, op 't versouck van de stadt Groningen, Cornelia Margrita CroonsGa naar voetnoot1), en eenige tijt geleeden, op 't versouck van de stadt Utrecht, met een secretares De(u)verden is toegestaenGa naar voetnoot2), en veel andere exempelen meer. Doch Burgemeesteren hebben | |
[pagina 287]
| |
geantwoort, het een saecke van justitie te weesen, en bijgevolch de polecie niet raeckende, daerin (zij) niet conde(n) doen, ende nae eenige verdere discourse hebben (de heeren van Hoorn) haer afschyt genoomen, hebbende geklaecht, dat den Offecier Hasselaer al te onrespectieus met den gevangen handelde. Waerop Burgemeesteren syde, dat (zij) waeren qualijck onderrecht, alsoo den Offecier beleefdelijck den gevangen aen de schuyt had wellecom geheeten, ende met respect gelyt in een herberg, sonder dat ymant op straet het had connen mercken, ende vandaer op het Oost-Indische huys ende tegen den avont in de pijncamer gelaeten ende tot sijn dienst twee dinaers gelaeten; ende dat (de Officier) aen Burgemeesteren had versocht, dat (zij) geliefde(n) een camer op 't stadthuys, bequaem om fatsoenelijcke lieden te connen in verseeckeringe houden, laeten prepareeren, daerop hadden gesyt, noch geen gelegenthyt (daer)toe te weesen. Den 1sten September sijn voor Schepenen gecomen de Heeren Coninck en Lucas van Neck, Outburgemeesteren, en de Groot, pensionares, alle Raeden tot Hoorn, en hebben, nae vertoont hebbende haer credentiael, in date 30 Augusti, van Burgemeesteren, geauthoriseert volgens de resolutie van haer vroetschappen, geaddresseert aen de Heeren van de gerechten, versocht, dat haeren Outburgemeester Sijms mocht gesonden werden nae Hoorn, om aldaer te recht gestelt te werden, soo mocht schuldich bevonden werden. En alsoo Schepenen seer onstarck waeren, is tot antwoort toegevoecht, dat (Schepenen) tegen morgen de absenten Heeren soude beschrijven, alsoo niet var van de stadt sijn, ende dat (zij) gedisponeert soude sijn overmorgen antwoort te geeven. Den 2den September, Schepenen compleet sijnde, is de saecke gelyt in deliberatie, ende met eenparige advysen verstaen 't versouck beleefdelijck te excuseeren. Ende alsoo de voorseyde Heeren, 't selfde versouckende bij Burgemeesteren, eenige daegen geleeden, eenige exempelen bijbrachten en (beweerden) dat (zij) previlegieGa naar voetnoot1) | |
[pagina 288]
| |
hebben, dewelcke meede voor Schepenen hadden gealegeert, waeren de discourse van Schepenen: dat de fyten gepleecht (waren) aen de Oost-Indische Compaigni, dat de camers in 't generael raeckt en niet de stadt van Hoorn alleen; dat, als deese stadt, op 't versouck, ymant laet volgen, als aen Utrecht, Groeningen etc. is gedaen, dat hetselfde geschiet om de exemplaere (s)traffen te doen plaets hebben, doch dat dit versouck schijnt te strecken om den gevangen te excuseeren, om daerdoor de andere Heeren van Hoorn, als Langewaegen, Veen en Sonck, die meede complicen sijn, te verschoonen; dat, soo de Heeren van Hoorn geneegen waeren geweest recht te doen, dat (sij) al lange deese gevangen hadden connen becoomen, als weetende de fyten soowel en beeter als hier, ende dat (zij) noch de complicen ongemoit laeten, dat geen teeckenen sijn van meeninge om de quaetdoenders te straffen. Sommige Heeren waeren van advys, dat bij de antwoort soude connen bijgevoecht werden, in bedeckte termen, dat (de heeren van Hoorn), soo (zij) geneegen sijn om anderen tot exempel te straffen, noch occasie genoch hebben in haer stadt. Den 9den September 1671 is aen den Schout en Schepenen, yder appart, door een deurwaerder van 't Hof van Hollant ter handen gestelt authentique copye van een request van den Outburgemeester Sijms, met appostil van 't Hof, in welck request wert te kennen gegeven, dat hij is Raed en Outburgemeester en Bewinthebber der Oost-Indische Compaigni ende Gecommitteerde Raed ter Admiralityt in 't Noorderquartier; dat (hij), volgens de resolutie van de Staeten van Hollant, date 3 October 1656Ga naar voetnoot1), niet arrestabel noch apprehensibel is, maer ge- | |
[pagina 289]
| |
stelt moet werden voor sijn competente rechter, de Heeren van Hoorn, soo die yt meenen op hem te seggen te hebben, en oock volgens een previlegie, aen de inwoonders van Hoorn vergunt; dat oversulx versouckt mandement penael aen den Ballieuw van de Beemster en Schout tot Amsterdam, met inhibitie, of ten minsten voor 't Hof oft Schepenen van Hoorn borg te moegen stellen van juditio sisti et judicatum solvi etc. Waerop 't Hof had geappostileert, dat den requeste sal gestelt werden in handen van den Schout en Schepenen, om binnen vier en twintich euren te rescribeeren de gelegenthyt der saecke, en onderwijlen gelast met de proceduren te supercedeeren. Schepenen hebben deese appostille en request geleesen en het advys van den pensionares Hop gevordert, die sich beleefdelijck heeft geëxcuseert, alsoo daer een disput van jurisdictie uyt staet te volgen, 't welck ygentlijck is poletiq, en bijgevolch 't selfde soude communiceeren met Burgemeesteren. Waerop resolutie is genoomen, dat den Schout en de presidenten aen den president van Burgemeesteren soude versoucken, dat nae de middach geliefde met Schepenen te comen in conferentie, om met een onderling consert daerover gedelibereert hebbende, met voorsichtichyt de saecke mocht gehandelt werden. Burgemeesteren hebben laeten weeten, dat haer geliefde te excuseeren, doch door den pensionares, die door Schepenen versocht was bij haer te comen, (hebben Schepenen gehoord) dat (Burgemeesteren) morgen met den anderen daerover soude spreecken; soodat Schepenen de saecke gelyt hebbende in deliberatie, heeft den pensionares, op versouck, gediscoureert, in substantie daerop conclu- | |
[pagina 290]
| |
deerende, dat, soo Schepenen oordeelen gefondeert te weesen in de jurisdictie en judicature over Sijms, dat de rescriptie aen 't Hof soude connen verschuyven, ende soo oordeelen de saecke in disput te bestaen, dan soude connen rescribeeren. Waerop is verstaen de saecke te houde in deliberatie, totdat morgen sullen verstaen hebben, of Burgemeesteren met Schepenen in conferentie sullen treeden, ofte haer, als poletique, seperaet houden. Den 10den September 1671 hebben Burgemeesteren Schepenen aengesyt, dat sij meende best te sijn, haer met de saecken van het Hof niet te moeyen. Waerop Schepenen, alle compleet sijnde, hebben verstaen, het request en appostil aen een sijde te leggen en niet op te rescribeeren, uyt oorsaecke: dat het Hof niet gevoecht is haer te bemoeyen met crimineele saecken en daer extre-ordenares in werd geprocedeert; dat den gevangen, geëxamineert werdende, noyt heeft eenige exceptie van renvoy ofte incompetentie gesustineert, maer deesen rechter erkent; dat examinatie heeft de cracht van litis contestatieGa naar voetnoot1); dat Barnevelt, Grotius en Hogerbeets van eersten af op de examinatie hebben geëxcipieert op de incompetenci, en daerbij gepersisteert en geantwoort onder protestatieGa naar voetnoot2); dat de Heeren van Hoorn, nae(dat) haer previlegie en (het) placcaet van den jaere 1656, den 3den October, hadden gealegeert, verder syde, dat de Heeren van Amsterdam den secretares De(u)verden van Utrecht hadden nae Uytrecht, op versouck, gesonden en onlang een joffrouw nae Groeningen, welcke saecke gedaen waeren onder acte van nonprejuditie. | |
[pagina 291]
| |
Den 13den September 1671, sijnde Sondach, op het trouwen, is gecomen een deurwaerder en heeft willen exploiteeren een request der Heeren van Hoorn, gepresenteert aen het Hof van Hollant, sijnde door denselve geappostilleert: ‘in substantie sij deesen gestelt in handen van Schout en Schepenen van Amsterdam, om binnen twee mael virentwintich euren te rescribeeren, ende interim met de proceduren stil te staen.’ Alsoo Schepenen maer twee sterck waeren, te weeten Bontemantel en Roch, hebben den deurwaerder gesyt, dat most comen aenstaende Dynsdach, dat Schepenen dan sullen vergaedert sijn. Den 17den September 1671 is aen den Schout ende Schepenen geëxploiteert door een deurwaerder van den Hove een mandement penael, waerbij belast werden den gevangen Sijms te leeveren aen den Schout ende Schepenen tot Hoorn, ende met alle rechtpleeging stil te staen, of op seeckeren tijt (5 October) gedachvaert ten Hove. Noch is geëxploiteert door denselven deurwaerder een mandement penael, verleent op den requeste van den gevangen, waerbij Schout en Schepenen werden belast stil te staen met alle procedueren, en tegen een seeckeren dach ten Hove geciteert, sijnde tegen 5 October. Den Schout heeft gerapporteert aen Schepenen, dat op het ontbot van den Hove was geweest in Den Haech, om te verantwoorden eenige brieven, die (het Hof) meende door hem, Schout, aen het Hof geschreeven (te zijn met) niet genoch respectGa naar voetnoot1); dat, aldaer comende, sich had aengegeeven aen den president Bennebrouck ende daernae den Raetsheer Goes had weesen begroeten; dat met van der Goes had gediscoureert of met sijn deegen ten Hove soude comen ofte die afleggen, waerop (van der Goes) antwoorde, het effen gebruyck niet te weeten, maer best te sijn met het geweer boven te coomen en, soo den deurwaerder syt van den deegen af te leggen, te vraegen, of hij daer last toe heeft. Ten Hove gecoomen weesende, heeft doen segge, dat daer was, waerop den deurwaerder 't selfde den Raet heeft bekent gemaeckt, en is versocht binnen te gaen, doch dat geliefde sijn deegen af te leggen, | |
[pagina 292]
| |
alsoo niemant met den deegen te Hove mach coomen. Waerop vraechde, of hij, deurwaerder, 't selfde syde uyt last van den Raet, waerop antwoorde: neen, en is binnen gegaen 't selfde aen den Raet te seggen. Waerop gedelibereert hebbende, hebben den deurwaerder (gelast) te seggen aen hem, Schout, binnen te gaen, doch sonder deegen. Den deegen afgelyt hebbende en binnen gestaen sijnde, sijn hem diverse pointen uyt de geschreeven brieven voorgehouden, die bequaemelijck heeft verantwoort. Den Raet had afgevordert alle de stucken tegen Sijms, waerop had gesyt, dat die door de Oost-Indische Compaigni waeren gedrucktGa naar voetnoot1) en daer bequaemelijck te becomen sijn, alsoo de sijne noch niet in ordre waeren. Waerop sijnde gevallen eenige discourse, soo van den gevangen Sijms als anders, is gedimiteert. Vandaer is gegaen bij den Raetpensionares, daer wel dry euren heeft gediscoureert wegens de gevangenisse en het apprehendeeren van Sijms, sustineerende (nl. de Witt) in substantie de incompetentie, doch dat evenwel moet gestraft werden; (verder zei de Schout) dat hij, Hasselaer, den Raetpensionares van alles omstandelijck had openinge gegeeven, sijnde (deze) seer attentif om alles naerstelijck te hooren. Den 20stenGa naar voetnoot2) ditto sijn Schepenen versocht ten dry euren booven te coomen, ende is, nae deliberatie, versocht de presidenten en Boreel met den advocaet Bisschop, Ypelaer en La Mine over te leggen, of op de geëxploiteerde mandementen van den Hove, op 't versouck van de magistraet van Hoorn ende van Sijms, soude gerescribeert werden, of wat soude oordeelen daer best in gedaen te werden. Den 22sten September 1671, sijnde op een publicatie, sijn eenige discourse gevallen met den president van Burgemeesteren, Tulp, wegens den gevangen Burgemeester Sijms, en syde den Schout, dat veel discoursen in Den Haech omgingen, te meer, (om) dat Burgemeesteren haer met die saecke niet wilde moeyen, waeruyt ge- | |
[pagina 293]
| |
presumeert werd met Schepenen in tweespalt te weesen. Doch Tulp syde, dat veel Schepen was geweest en oock de andere Burgemeesteren; dat altijt hadden gesien, soo het Hof eenige onwettelijcke provisie verleende, dat Schepenen daerteegen deeden wat haer oordeelde dienstich te weesen, geevende te kennen met die saecke niet te bemoeyen. Op aenhouden van den Schout is goetgevonden, de afweesende Heeren Schepenen te beschrijven tegen Saterdach, sijnde den 26sten deser, om rijpelijck de saecke te examineeren. Den 26sten September sijn Schepenen smorgens ten acht euren vergaedert (Bronckhorst nae Gelderlant sijnde en Munter op sijn hoffsteede en Roch sieck sijnde, sijnde absent gebleeven), doch alsoo 's lants verpachtinge was, is de besoigne uytgestelt tot nae de middach ten half dry euren, als wanneer den Schout heeft gerapporteert ofte aen Schepenen bekent gemaeckt, dat eenige tijt geleeden den Schout van Hoorn eenige discourse met hem hadde gehadt ende gesyt: ‘Sijms is Out-Burgemeester en heel bemaecht; ick sie geen kans om hem te recht te stellen; ick mach wel lijden en sach het gaeren, dat geapprendeert wierde; doet ghij dat,’ en diergelijcke woorden in substantie. Dat hij, Hasselaer, meede door eenige in deese stadt en die in de Oost-Indische Compagnie sijn, als bij aenraedinge aengemoedicht is tot de apprehentie; dat niet heeft connen sien, dat soodanige diverije ongestraft soude werden gelaeten, ende daerom de apprehentie heeft gedaen ende aenstonts of daechs daernae tot examinatie getreeden, met kennisse van Schepenen, die daertoe twee (afvaardigden), als haer weeck sijnde het buytewerck waer te neemen; dat de apprehentie heeft gedaen sonder decreet van den rechter ofte Burgemeesteren, (daar) oordeelt hij, Hasselaer, toe geauthoriseert te sijn, ende alle andere apprehentie te moogen doen, volgens het 50ste artyckel van de ordonnantie-edict van den jaere 1570Ga naar voetnoot1), ende soo den fiscael van 't lant de verjaerde | |
[pagina 294]
| |
delicten niet en souckt te straffen, dat dan alle Schouten en Ballieuwen daertoe sijn gerechticht. Doch alsoo Schepenen hebben gestaen over de examen, soo can niet anders verstaen werden, of Schepenen verstaen de apprehentie wettich te weesenGa naar voetnoot1). Voorders sycle hij, Schout, aen Schepenen, dat gedurende alle deese dingen niet stil had gestaen, maer in Den Haech geschreeven aen den Out-Burgemeester van Beuningen, die in eenige discourse met den president van 't Hof was geweest, welcke syde, dat den Schout wel had gedaen de apprehentie te doen, doch geen reede te connen met fondement sien, dat alhier hoorde terecht gestelt te werden, ende dat het een merckelijcke clynachtinge was gedaen aen 't Hof door Schepenen, van niet te rescribeeren op de appostillen en mandementen, aen Schepenen geëxploiteert. Welcke brief geleesen sijnde, heeft den Schout Schepenen voorgeleesen eenige brieven van den advocaet der Oost-Indische Compagnie, van Dam, geschreeven uyt Den Haech, behelsende in substantie, dat met den Heer Rynst, wegens saecken der voorsyde Compagnie, was geweest bij den Raetpensionares en onder andere saecken was gesproocken wegens de gevanckenisse van Sijms, en dat (de raadpensionaris) had geoordeelt de apprehentie ongefondeert te weesen; dat het een deur was geopent te prejudiciabel en voornaemenlijck van cleese stadt, daer veel cooplieden woonen ende veel magistraeten | |
[pagina 295]
| |
sijn, die tot allen tijden sich soo niet connen gedraegen, of daer valt somtijts wat te seggen; dat alle Schouten en Ballieuwen, onder het dexsel van dien, ymant soude connen affronteeren en ruineeren, ende dat soowel in Hollant als d' andre provintiën; dat altijt is gevochten en noch gevochten werd om de vrijhyt, en dat, soo doende, de vrijhyt welhaest wech soude sijn; dat yder moet te recht staen in sijn stadt ofte daer het crime is gedaen; dat questie, vallende tusschen de steede wegens de jurisdictie, volgens de instructie van 't Hof moet staen ter judicature van 't Hof, ende die questie in de Staeten van Hollant niet can gebracht werden, als sijnde bij derselver ordre gedefereert aen het Hof, ende dat de Staeten de decreeten met de machtige hant moeten doen effect sorteeren. Ende had van Dam gevraecht of daer wetten of resolutie van waeren, van dat die diefte of myneedichyt pleech(t) niet als in sijn stadt of plaets, daer het fyt bedreeven was, moste te recht gestelt werden. Waerop den Raetpensionares had geantwoort, dat de reeden 't selfde leert en geen exempelen ter contrary sijn. Welcke brieven geleesen ende eenige discourse tusschen Schepenen sijnde gevallen, is verstaen, dat de presidenten sullen versoucken aen de president van Burgemeesteren, dat geliefde morgen, sijnde Sondach, met Burgemeesteren booven te coomen ende met Schepenen te comen in conferentie wegens de saecke van Sijms, en te judiceeren hoeveel de jurisdictie van dien van importantie is, ende best soude sijn gesamentlijck de saecke soo te dirigeeren, dat stadts jurisdictie mach blijven ongekrengt. Naeder discoureerende syde den Schout, dat hem met goede solicitatiën ende van de vrinden van Sijms besoliciteert wort, om de saecke composibel te verklaeren; doch dat daer niet in doen can, ende de saecke daer niet töe gedisponeert is. Vorder deede Sijms door den Offecier aen Schepenen versoucken, dat sijnGa naar voetnoot1) ofte eenige sijner vrinden mochte bij hem coomen; 't welck in omvraege sijnde gebracht, heeft den president Backer, Boreel en Roeters verstaen van | |
[pagina 296]
| |
neen; en Schaep en Bontemantel, alsoo het geen halssaecken sijn ende de examinatie en bekentenisse meest gedaen, (verstonden) in 't versouck geen swarichyt te maecken; en syde Bontemantel, (dat hij) geen swarichyt soude maecken, al wilde hij, gevangen, advocaten laeten bij hem coomen, alsoo een gevangen behoorde toegelaeten te werden te moogen raetpleegen tot sijn defentieGa naar voetnoot1). Den 29stenGa naar voetnoot2) September 1671 is den Schout, Willem Backer, Bontemantel, Boreel en Hendrick Roeters geweest bij Burgemeesteren, die ten dien eynde door de president van Schepenen waeren versocht booven te coomen, ende hebben Burgemeesteren voorgehouden de saeck van den gevangen Sijms ende de exploiten der mandementen, daerop gevolcht, met versouck, dat haere E. geliefde de saecke neffens haer, als sijnde questie van jurisdictie, te voegen. Waerop Burgemeesteren hebben versocht de pampieren en documenten, om, die geëxamineert hebbende, naerder daerop te delibereeren. En den president van Burgemeesteren 't selfde gesyt hebbende, heeft Burgemeester Graef verhaelt de onwettelijchyt der gevanckenisse, als sijnde gedaen teegen alle de wetten en usantiën, als hebbende den Schout noch (aan) Burgemeesteren, nochte (aan) de Schepenen eenige communicatie gedaen, veel min, volgens de placcaten, | |
[pagina 297]
| |
art. 50Ga naar voetnoot1), ende de instractie van 't Hof, eerst ende alvooren permissie daertoe versocht; (verder zei de Graef) dat, bij discours, alle de leeden van de vergaederinge van Hollant niet gesticht sijn in sulcke apprehentie (gevende te kennen de Schouten al te veel authorityt haer coomen aen te maetigen); dat, aengesien de politie, het een deur is geopent tot groot naedeel van deese stadt en haere ingeseetenen; dat alreede eenige Schouten of Ballieuwen gereet staen om, eenige ingesetenen meede aldaer connende becomen, in gevanckenisse sullen stellen, daertoe haer documenten van beschuldiginge al gereet hebben, over cooplieden, die, niettegenstaende ordre van haer meesters hebben de coopmanschappen aen te geeven, die hebben gesloocken en daerover sijn geconfisqueert, ende evenwel de convoyen aen haer meesters in reeckeninge sijn gebracht ende diergelijcke; dat de magistraeten altijt in onseeckerhyt sullen sijn, of de Schouten sullen den een of den andere onder pretexten connen apprehendeeren; dat de ingeseetenen van deese stadt de meeste sijn en door het gansche lant moeten rysen; dat hij, Graef, van den beginnen af 't selfde al aen den Schout heeft gesyt; ende vraechde specialijck aen Schepenen, of die kennisse voor de apprehentie is gedaen. Waerop den president antwoorde van neen. En syde (de Graef) vorders, dat Burgemeesteren seer geneegen sijn en schuldich sijn Schepenen in de jurisdictie te secondeeren, ende daerom de stucken en documenten sullen met advocaten en den pensionares communiceeren, maer dat sulcke proceduren van apprehentie tot noch toe niet connen approbeeren, alsoo den gevangen Sijms was ontbooden door de Oost-Indische Compagnie, om eenige saecken, raeckende de beschuldiginge, af te vraegen (en) onderrichtinge te versoucken; dat hij niet was fugitief noch vagebondeerende, roover, lantlooper noch infaem en wasGa naar voetnoot2). | |
[pagina 298]
| |
[Den Schout, will ende sijn saecke verantwoorden, wierde gesteurt, als willende Burgemeesteren niet in disput coomen.] En dat men wilde seggen, dat Schepenen de apprehentie, hadden geapprobeert, alsoo over de examen hadden gestaen, geen fondement en geeft, want de Schout hebbende ymant gevangen, Schepenen niet connen difficulteeren over de examen te staenGa naar voetnoot1). Schepenen en den Schout alsoo uyt Burgemeesterscamer geschyden sijnde, sijn gegaen in Schepenencamer, ende onder andere discourse (een consultatie geleesen sijnde, belyt door den Schout ende Schepenen, getyckent bij La Mine, Bischop ende Ypelaer, advocaten), heeft den Schout verhaelt, dat den neef van den gevangen, meede genaemt Sijms, bij den gevangen in hem, Schouts, presentie ende (in presentie van) den secretares Vogelaer was geweest en gesproocken van huyselijcke saecken; dat den gevangen aen sijn neef Sijms had gevraecht, waer sijn borg was. Uytgaende had hij, Schout, aen de neef Sijms gevraecht: ‘wat was dat te seggen van den borg? Of is 't, dat Langewaegen borg is, dat den gevangen niet gevangen soude worden? Ik weet daer af.’ Waerop den neef Sijms syde: ‘hoe weet ghij dat? Het is waerachtich waer.’ En doen verhaede den Schout voort, hoe het toegegaen was, te weeten: dat Sijms, ontbooden sijnde door de Oost-Indische Compagnie om in de vergaederinge der Seventienen te comen, den raet vergaedert geweest sijnde, met sijn bestbekenden en vrinden consuleerde, of nae Amsterdam soude gaen ofte niet; waerop den neef Sijms groote swarichyt maeckte; anderen syde: ‘'ten heeft geen noot,’ en Langewaege syde: ‘treckt vrij heen, ick stae borg, dat ghij geen noot sult hebben’. Voors verhaelden den Schout, gelijck bij discours in Burgemeestercamer meede had voorgeslaegen, dat wel middel (wist) de saecke soo te beleggen, dat niet tot voor 't Hof maer den Hoogen Raet de saecke soude connen in handen gebracht werden, te weeten, dat door de | |
[pagina 299]
| |
vrinden van den gevangen Sijms soude versocht werden aen de Staeten van Hollant, dat, om alle questiën tussen de steede Amsterdam ende Hoorn voor te comen, dat (Sijms) mocht gestelt warden ter judicature van den Hoogen Raet, als weesende het hoochste resort; waertoe Burgemeesteren niet qualijck scheenen geneegen te weesen. Waerop Schepenen, te weeten Backer, Bontemantel, Boreel en Roeters eenige discoursen hadde. Den Schout syde, dat daer meende over nae Den Haech aen sijn vrinden te schrijven, en vraechde, of wel mocht seggen, dat Schepenen daer meede niet vremt van schijnen te sijn; doch wierde 't selfde niet goetgevonden. Ende in 't uytgaen van de camer syde den Schout aen den president Backer: ‘mach ick wel de inclinatie schrijven?’ die wel goede mine toonde, doch niet syde. Ende Bontemantel, daerbij comende, syde: ‘Heer Schout, ick mo(e)y mijn daer niet meede.’ Den 29sten September hebben Schepenen, te weten: Backer, Bontemantel, Boreel, Roeters ende Munter verstaen, dat, soo den gevangen bij haere Ed. Groot Moogende mochte comen uyt te wercken, dat te recht gestelt (zoude) werden voor den Hoogen Raet, dat daer niet teegen sullen opposeeren. En syde den Schout, dat meende, sulx wel gaen sal. Oock syde hij verders, met den Raetpensionares eenige tijt geleeden van die saecke spreeckende, dat sulx een middelwech soude weesen, met dien verstande dat, soo den Hoogen Raet mocht coomen te condemneeren in eenige geltboeten, dat hij, Schout, als de eerste aenlyder van 't werck sijnde geweest, verstaen most werden sijn deel te hebben. Ende sijn Backer en Bontemantel gecommitteert Burgemeesteren haer gevoelen bekent te maecken, 't welck hebben gedaen ter presentie van Tulp, Graef en Vlooswijck, en syde Burgemeesteren, 't selfde meede wel conde aensien, ende soo dat geen succes nam, dat de pampieren en consultatie soude, als die haer ter handen soude sijn gestelt, examineeren. Den 4den October, alsoo geen gewach uyt Den Haech quam wegens Sijms, ende den precysen dach voor 't Hof is gestelt den 5den deser, soo is den Schout nae Den Haech vertrocken om ordre op de playdoy te stellen, | |
[pagina 300]
| |
ende hebben Schepenen geordonneert procuratie te senden aen den procureur Copmoy(er), om wegens Schepenen de saecke waer te neemen. Doch Roch, alsoo qualijck te pas sijnde ende oversulx (van) de rechte geschapenhyt deeser saecke geen kennisse hebbende, heeft sich beswaert gevonden de procuratie te verleenen, soodat die niet afgesonden is. Den 5den October hebben Schepenen ontfangen een brief van den Schout Hasselaer, geschreeven uyt Den Haech, seggende, dat gisteren avont in Den Haech gecoomen sijnde, met den Raetpensionares had gesproocken, ende sijn E. noch wel gedisponeert vond tot de middelwech; doch dat (hij, de Witt) van de sijde der vrinden van Sijms geen rescriptie had becoomen, ende de saecke daertoe belyde, (dat hij) deesen morgen vroech soude spreecken met het Hof, ende de plydoy voor eenige daegen soucken op te houden, ende dat (hij) de uytval soude adviseeren. Waerop Schepenen hebben geresolveert, met het senden der procuratie te wachten tot morgen, om, het advys en uytslach verstaen hebbende, naerder te resolveeren. Den 6den October hebben Schepenen wederom becoomen (een) brief van den Schout, seggende, dat goetgevonden had, met overlech van den advocaet Goes, van de concessie der mandementen te appelleeren, om seecker te gaen, dat door den precisen dach niet soude werden beleedicht, ende dat het concept van de saecke te brengen voor den Hoogen Raet noch niet buyten apparentie was. Den 7den October heeft den Schout gerelateert sijn wedervaeren ende is bedanckt bij Schepenen; ende heeft den Schout Schepenen voorgeleesen een brief van den Raetpensionares, behelsende, dat met de vrinden van Sijms had gesproocken, die nae Amsterdam waeren vertrocken om met Sijms te spreecken wegens 't versouck, te doen aen de Staeten van Hollant, opdat voor den Hoogen Raet mocht te recht gestelt werden, versoeckende, dat deselfde bij Sijms mochte toegang hebben. Voors verhaelde den Schout, dat, alsoo de gedeputeerde in Den Haech difficulteerde, soo de saecke van Sijms mochte in de vergaederinge voorcomen, yts toe te staen sonder ordre van Burgemeesteren, soo had gisteren avond noch te | |
[pagina 301]
| |
Weegen gebracht, dat (door) Burgemeesteren alhier aen de gedeputeerde was geschreeven, (dat zij) daerin (moesten) condecendeeren, behoudens stadts gerechtichyt ende 't recht van Schepenen; doch soo Hoorn difficulteerde, dan van stadts weegen 't selfde meede te doen. Den 10den October heeft den Schout aen Schepenen bekent gemaeckt, dat den 9den ditto door de vrinden van Sijms en uyt sijn naem ter vergaedering van haere Ed. Groot Moogende was ingelevert een request, versouckende, dat mochte te recht gestelt werden voor den Hoogen Raet, waertegen Hoorn sich opposeerde gelijck oock Amsterdam heeft gedaen, ende dat was geconcludeert, de saecke te renvoyeeren aen den Hoogen Raet, behoudende yder stadt sijn gerechtichyt, en op inschrijven binnen vier daegenGa naar voetnoot1). Den 12den October is Schout en Schepenen gecommuniceert door den pensionares Hop een resolutie van haer Ed. Groot MoogendeGa naar voetnoot2), genoomen op de requeste van Jacob | |
[pagina 302]
| |
Sijms, om gestelt te werden ter judicature van den Hoogen Raet, welck haer Ed. Groot Moogende consenteeren, en oversulcx den Hoogen Raet lasten recht te doen, ende den fiscael de proceduren waer te neemen, ende den Schout van Amsterdam gelast den gevangen over te leeveren aen den Hogen Raet, ende de Oost-Indische Compaigni geauthoriseert een te mogen stellen om haer recht waer te neemen; alles sonder het alderminste prejuditie van de previlegie ende gerechticheeden, den burgeren vergunt, ende specialijck de stadt van Hoorn, waertoe de Burgemeesteren en Raeden resolutie sal strecken tot acte van nonprejuditie in debita formaGa naar voetnoot1). | |
[pagina 303]
| |
Op welcke laeste clausule Schepenen verstonde, dat niet alleen de stadt Hoorn, maar oock Amsterdam in 't parteculier moste en behoorde gestelt te werden, te meer, volgens rapport van den pensionares, de conclusie in Hollant was genoomen: daerin te doen als in de saecke van van der Laen, rentmeester van Rijnlant, is gedaenGa naar voetnoot1), en (dat behoorde gesteld te worden) ‘onvermindert yders previlegie ende gerechticheeden van Amsterdam ende Hoorn’, ende de woorde ‘om gevoechs wil’; meede laete influeeren, dat de steede Amsterdam en Hoorn warde | |
[pagina 304]
| |
gehoortGa naar voetnoot1). Soodat Schout en Schepenen geraeden vonden Burgemeesteren daerover te spreecken, dewelcke van 't selfde sentiment sijn geweest ende (hebben) door den pensionares een brief doen schrijven aen den Raetpensionares de Wit, ende bekent maecken, alsoo de voorseyde resolutie is genoomen op inschrijven binnen vier daegen, dat Burgemeesteren in de voorseyde resolutie consenteeren met die veranderinge, ende anders niet. Presentibus: Tulp, Vlooswijck en Pol, Burgemeesteren, ende Schaep, Bontemantel, Boreel en Hendrick Roeters, Schepenen. Den 13den October heeft den Schout smorgens aen Schepenen verhaelt, dat het Hof, de griven van het appèl van de concessie geleesen hebbende, den advocaet Middelgeest ende den procureur Copmoyer hadden ontbooden ende afgevraecht, wie die artyckelen der griven had gestelt ende wie daer ordre toe had gegeeven. Waerop hadden geantwoort, dat de ordre hadden van den Schout Hasselaer ende de Schepenen van Amsterdam, dewelcke door den Schout sijn vervangen. Waerop vraechde, wie de artyckelen, inhoudende ........Ga naar voetnoot2) had gestelt, en of dat was door speciale ordre; waerop antwoorde, deselfde gestelt te sijn uit de advysen, die den Schout haer had ter handen gestelt, ende wel voorsichtich de texten hadden in Grotius naegesien. Het Hof wilde, dat (zij) die soude royeeren, waerop antwoorde, 't selfde niet te connen | |
[pagina 305]
| |
doen tot naedeel van haer meesters, alsoo het sententieele pointen sijn. Het Hof, nae eenige tijt daerover gebesoigneert hebbende, ende den advocaet Middelgeest wederom binnen gestaen sijnde, alsoo den procureur Copmoyer hadden gelicentieert, hebben gelast, dat eenige die artyckelen soude hebben te royeeren. Waerop den advocaet antwoorde, 't selfde te sullen doen, mits dat in margine stelde, de royeeringe was gedaen door ordre van 't Hof; waerbij den advocaet persisteerende, hebben de griven opgeslooten ende den advocaet laeten gaen. Nae de middach heeft den Schout aen Schepenen gecommuniceert een brief van den procureur Copmoyer, behelsende in substantie, dat het Hof de griven van appèl hadden gerevoceert, ende alsoo (hij, Copmoyer) bemerckt eenige saecken, soo was raedende, dat best soude sijn, sich van de saecke op het bequaemste af te maecken. Den 14den October, den Schout op sijn hofsteede sijnde, heeft aen Schepenen gesonden, om te leesen, een brief van den procureur Copmoyer, in date den 13den deser, behelsende, dat ongeluckich was, voor eenige daegen alhier expres sijnde gecomen om hem, Schout, te spreecken, dat uyt de stadt was, alsoo eenige saeckén had mondeling te seggen, die de pen niet can vertrouwt werden; dat, alsoo de Zeeusche Heeren over geen crimineele saecken in den Hoogen Raet en sitten van delicten, in Hollant geperpetreert, dat sullen versoucken eenige Raetsheeren uyt het Hof tot assistentie, die men meent het wygeren sullen, alsoo geoffenceert schijnen te weesen, dat sij voorbij sijn gegaan. Ende aengaende de griven, ingegeeven op het appèl der concessie, dat die belooft waeren hem wederom soude ter hant gestelt werden, alsoo een Raetsheer tot sijn speculatie die meedegenomen had. Den pensionares Hop heeft door ordre van Burgemeesteren aen Schepenen gecommuniceert de volgende brief, door den Raetpensionares aen haer E. geschreeven, tot antwoort op de messive, date 12 deser maend OctoberGa naar voetnoot1). | |
[pagina 306]
| |
‘Edele, Welachtbaere Heeren Burgemeesteren van Amstelredam,
Uyt uwer Ed. Achtbaere missive van gisteren bespeurt hebbende, dat deselve in de extensie van de resolutie, over de saecke van den Borgemeester Sijms genomen, gaerne wat veranderinge ende elucidatie souden begeren, namentlijck in den eersten, dat tusschen de woorden ‘verklaeringe bij de Heeren gedeputeerden van Amsterdam ende van Hoorn uyt den name ende van wegen de Heeren haere respective principaelen op 't voorseyde subject gedaen,’ ingevoegt soude werden de parenthese ‘om gevoeghs willeGa naar voetnoot1),’ ende ten anderen, dat in plaetse van de woorden: ‘alles sonder het alderminste praejudicie van de privilegiën ende gerechtigheden, de borgeren ende ingesetenen van de steden ende plaetsen van Hollandt ende Westvrieslandt in 't generael ende die van de stadt Hoorn in 't particulier competerendeGa naar voetnoot2),’ gestelt mochte werden: ‘alles sonder het alderminste praejudicie van de privilegiën, rechten ende gerechtigheden, de voorseyde steden van Amsterdam ende Hoorn respectivelijck competerende.’ Wat de eerste van de voorseyde twee remarcques belanght, dewijle ick wel wete, dat op saecken van dier- | |
[pagina 307]
| |
gelijcke nature, hoe klaer deselve oock souden mogen leggen, in de politycque vergaederinge van de Heeren Staeten niet anders dan bij vrijwillige overgifte ende inschickinge, ende sulx met onderlinge gevoechsaemheydt van de leden, yets geresolveert kan werden, in voegen als oock bij de Heeren Edelen opentlijck verklaert ende bij niemandt van de leden gecontradiceert is, soo derve ick wel over mij nemen in de voorseyde gemaeckte extensie (alhoewel deselve, om de bijgevoechde aucthorisatie op de Heeren Bewindthebberen, niet alleen oock aen Borgemeesteren van Hoorn, maer aen alle de leden toegesonden is) de voorseyde parenthese ‘om gevoegs wille’ te voegen, vertrouwende hetselve niemandt te sullen chocqueren. Maer wat de voorseyde twede remarcque belangt, soo vinde ick mij verplicht Uw. Ed. Achtb. voor eerst oprechtelijck te verklaeren, dat in de mondelinge conclusie, soo wanneer gesproocken is geweest van de reservatie van de particuliere privilegiën, ende van de clausule van nonpraejudicie, de stadt van Hoorn alleen is genoemt geweest. Ende naedemael aen de eene zijde bij ofte van wegen de stadt van Amstelredam selfs niet geallegueert off gepretendeert is geweest, dat deselve eenich particulier privilegie off voorrecht soude hebben om de borgeren ende ingesetenen van de andere steden aldaer te mogen apprehenderen ende te recht stellen, en dat van de andere zijde de Heeren van de Ridderschap ende de steden generaelijck (die van Amstelredam haer sentiment dienaengaende noch binnen houdendeGa naar voetnoot1)) albereydts gedeclareert hebben recht te sijn in Hollandt, dat geene ingesetenen | |
[pagina 308]
| |
van deselve provincie, niet fugitiff wesende off latiterende, noch oock in flagranti delicto geattrappeert wordende, geapprehendeert off te recht gestelt mogen werden anders dan door den Officier ende voor den rechter, beyde in haeren regarde ordinaris, daegelijx ende competent sijnde, soo gelieven Uw. Ed. Achtb. mij ten goede te duyden, dat ick, buyten de mondelinge conclusie ende tegens de gedeclareerde opinie van achthien leden, in de extensie niet en voege eene clausule, die notoirlijck ten minsten moet impliceren, dat de stadt van Amstelredam gesustineert soude hebben tot de apprehensie ende de judicature van ende over de persoon van den Borgemeester Sijms door den Officier ende voor Schepenen aldaer gerechticht te wesen, ende daeruyt schier off morgen in gelijcke gevallen, niet alleen bij de stadt van Amstelredam, maer oock bij alle de andere steden ende plaetsen, criminele jurisdictie oeffenende, (dewijle, mijns wetens, geen reden van onderscheydt geallegeert kan worden) geinfereert soude connen werden, dat haer Ed. Gr. Mog., selfs met dese conclusie, ten minsten aen de steden gelaeten souden hebben de faculteyt om te sustineren ende staende te houden tot soodaenige apprehensiën ende proceduren te wesen bevoegt, 't welck met de albereydts gedaene verklaeringe van achtien leden ende, soo ick vertrouwe, oock met de intentie van uwe Ed. Achtb., immers soo ick meyne wel te begrijpen, met het intrest van de borgeren ende ingesetenen van Amstelredam strijdich wesende, ick van uwe Ed. Achtb. equitabel oordeel ende ordinaris bescheydentheydt sal verwachten, dat deselve op de voorseyde tweede veranderinge niet langer sullen insisteren, mij volkomentlijck verseeckert houdende, dat uwe Ed. Achtb. naermaels hierover soowel haer genoegen sullen betoonen, als deselve mij, bij de voorseyde haere missive, obligeantelijck gelieven te bedancken voor het wynighe, dat ick gecontribueert hebbe om de voorseyde saecke van Sijms met gevoechlijckheydt te helpen uyt de wege leggen, dewijle het, mijns oordeels, eene klaere saecke is, dat niemandt meer dan de stadt van Amstelredam daer-aen gelegen is, dat haere borgeren ende ingesetenen die veylicheydt ende gerustheydt mogen hebben, dat sij over | |
[pagina 309]
| |
haere actiën, in maniere voorseyt, nergens responsabel gemaeckt worden als voor Schepenen aldaer; jae is het, mijns oordeels, niet sonder reden te beduchten, dat in tijde ende wijlen de rechters in andere provinciën, op 't fondament van soodaenighe extensie, d'ingesetenen van Hollandt wel souden derven in apprehensie nemen. De saecke van den Renthemeester van der Laen hadde, onder verbeteringe, een ander fondament, aengesien hij tot Haerlem, alwaer hij in verseeckeringe gestelt was, notoirlijck het geheele jaer door wonende ende, soo ick vertrouwe, oock borger was, ende dat mitsdien daerop sonder eenich swaer gevolg de reservatie van haere particuliere privilegiën wel paste; ende indien het maer in facto geposeert was geweest, dat de persoon van Sijms woonachtich was tot Amstelredam, ick en soude hier mede in die reservatie geen swaerigheydt sien. De stadt van Leyde daerentegen, die in dit cas gecompareert moet werden tegen de stadt van Hoorn, allegeerde niet alleen-lijck dat van der Laen was borger ende inwoonder van Leyde, dat hij daer sijn comptoir hieldt ende alle de ingesetenen van Rhijnlandt aldaer te woordt stonde en haer geldt ontfinge, oock haer wederom aldaer van tijdt tot tijdt betaelde, maer dat zij oock daerenboven privilegie hadden, in duydelijcke termen dicterende, dat den Renthemeester van Rhijnlandt binnen Leyde woonen moste, ende dat zij daerop fonderende waeren de proceduren, bij den Officier ende voor Schepenen aldaer tegens den persoon van van der Laen ondernomen. Ick sal dan, met permissie van Uwe Ed. Achtb., hierop ten spoedichsten te gemoedt sien derselver naerder verklaeringe ende rescriptie, opdat ick den Advocaet Laurentius, die mij al huyden van wegen den Borgemeester. Sijms om de resolutie heeft wesen aenspreecken, en die ick noch met reden gedilayeert hebbe, sijn bescheydt moge geven tot desselfs naerichtinge; biddende ondertusschen, dat uwe Ed. Achtb. gelieven gepersuadeert te sijn, dat het, om redenen voorseyt, ende speciaelijck mede omdat de resolutie aen alle de leden toegesonden is om haer op de clausule van aucthorisatie op Bewinthebberen van de Oost-Indische Compaignie ie willen verklaeren, welcke | |
[pagina 310]
| |
clausule, alsoo in de advisen ende in het mondeling besluyt niet geweest is, bij soo verre yemandt van deselve leden eenige remarcque daerjegens inschrijft, weder uytgelicht sal moeten werden, het mij onmogelijck is deselve in desen te connen believen, die andersins van herten ben ende altijdts sal blijven,
Edele Welachtbaere Heeren,
Uwer Ed. Achtb. ootmoedigen dienaer Johan de Witt.’
Hage, den 13den October 1671.
Den 16den October 1671, gedelibereert sijnde wegens de saecke van Sijms, hebben Schepenen verstaen, alsoo alle de leeden in Hollant, uytgenoomen deese stadts gedeputeerde, oordeelen, dat geen Schout of Ballieuw een poorter mach vangen en te rechte stellen over delicten, in sijn stadt, daer (hij) poorter is, begaen, ende de saecke te beplyten voor 't Hof teegen de stadt Hoorn, en bij appèl en revisie te vervolgen, groote costen en geen succes soude hebben, best te weesen de saecke daer te laeten, ende de resolutie van Hollant, van aen den Hoogen Raet te senden, sijn effect sorteeren. Presentibus: den Schout, alle de Schepenen en pensionares. Ende (is besloten) 't selfde met Burgemeesteren te communiceeren. Den naermiddach heeft den Schout verhaelt aen Schepenen, dat naerder deliberatie had gehadt over de saecke van Sijms met den pensionares Hop en Lourentius, advocaet van Sijms, ende dat Hoorn geen genoegen was neemende in de clausule der resolutie, bij den Raetpensionares gestelt en de leeden toegesonden, van dat de Oost-Indische Compaigni een soude authoriseeren neffens den fiscael, alsoo sulx in de omvraege niet van was gesproocken, en oversulx de resolutie had afgeschreevenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 311]
| |
En alsoo door het afschrijven van Amsterdam en Hoorn de resolutie van Hollant geen effect sorteert en oversulx Amsterdam ende Hoorn in haer geheel staen, of het geviel dat Hoorn wederom een besendinge deede aen Schepenen, om den gevangen onder acte van nonprejuditie te moogen nae Hoorn voeren, om aldaer te recht te stellen, of Schepenen souden difficulteeren. Waerop omvraege sijnde gedaen, en het advys van den pensionares gehoort sijnde, die van advys was, beeter aen Hoorn over te leeveren, onder acte van nonprejuditie, als aen den Hoogen Raet, op de resolutie van Hollant, soo heeft Backer, Schaep, Hinloopen, Boreel, Roeters, Roch en Munter 't advys van den pensionares gevolcht. Bontemantel adviseerde pro noch contre, sach het liever aen den Hoogen Raet, doch sich niet soude opposeeren. Bronckhorst (adviseerde de zaak te brengen) aen den Hoogen Raet. Soodat wierde geconcludeert, soo Hoorn versouckt, dat sullen trachten een middel met haer te beraemen, dat byde de steede Schepenen en Schouten soude over de vonnisse staen, en soo dat niet soude willen vallen, onder acte van nonprejuditie te laeten volgen, wordende voortgebracht, tot sustenue van het eerste, dat in voortijde, in den jaere ......, sulx was gepractiseert, dat ..........., een a twee moorden hebbende gedaen alhier ter steede, en daerop een cas opgebroocken in de brouwerij van het Jeruselems-cruys, ende sijnde tot Muyden, alwaer burger was, gevangen, is te recht gestelt alhier en aengeklaecht door den Ballieuw van Goylant en (door den) Schout alhier, en bij Schepenen van de byde steede alhier gerecht, gelijck te leesen in de crimineele registersGa naar voetnoot1). Den 18den October 1671, sijnde Sondach, heeft den Schout laeten aen Schepenen weeten, dat geliefde ten elf euren boven te coomen, wegens een brief van Hoorn op | |
[pagina 312]
| |
te delibereeren. En heeft verhaelt geen brief ontfangen te hebben, en oversulx den diener, voor sooveel, sijn bootschap (verkeerd) had gedaen, maer dat den advocaet van Sijms, genaemt Laurentius, op de discourse van den pensionares Hop, volgens de discourse van Schout en Schepenen, date 16 deser nae de middach, geweest was te Hoorn ende aldaer de regeeringe soo gedesponeert gevonden, dat, soo verseeckert mochten weesen, niet gerefuseert te werden, noch een besendinge soude doen aen Schepenen en versoucken, onder acte van nonprejuditie, den gevangen Sijms nae haer stadt te moogen brengen. Waerop gediscoureert sijnde, scheenen de humeuren soodanich verandert ende groote swarichyt maeckte het versouck te connen toestaen. Ende alsoo Bontemantel, Roeters, Bronckhorst, Roch en Munter boven waeren, ende de twee presidenten absent ende Hinloopen en Boreel (insgelijks absent), soo conde daer geen resolutie op genoomen werden. Soodat den Schout wat verleegen scheen te weesen, alsoo den advocaet Lourentius op de sael was wachtende nae den uytslach. Doch alsoo (Laurentius) beneen bij Sijms was gegaen, en den Schout en Schepenen afgaende ende dat hoorende, heeft (Laurentius) den Schout gevolcht in de Kalverstraet, ende eenich discours gemaeckt hebbende, heeft den Schout gesyt, dat Schepenen onstarckGa naar voetnoot1) waeren boven geweest. Bontemantel en Munter, nae huys gaende en comende bij de deur van den pensionares Hop, sijn te raeden geworden den pensionares in substantie en in generale termes bekent te maecken de verandering der humeuren, opdat sich niet verder soude hebben in te laeten, soo (hij) den advocaat Lourentius mocht comen te spreecken. Den pensionares van Hoorn, de Groot, was meede in dese stadt, soo ik meen al met de acte van nonprejuditie bij hemGa naar voetnoot2), om, soo verwacht had, met de conclusie nae Hoorn aenstonts te gaen. Den pensionares Hop stont seer verset ende syde, dat die van Hoorn, op 't appèl der concessie aen den Hoogen | |
[pagina 313]
| |
Raet, hadde gelicht een mandement-antisipatie, ende dat stont te exploiteeren, doch dat den advocaat 't selfde, hoewel teegen ordre, ophielt, niet twijffelende aen de goede voortganck. Dat, alsoo de resolutie afgeschreeven was, alle de proceduren stonde voort te gaan, ende niet als een naedeelige uytslach tegemoet conde gesien werden etc. Den 19den October 1671, de eygenpant gedaen sijnde, hebben Schout en Schepenen geresolveert naer de middach boven te comen, om ordre te stellen op het mandement van complynte wegens HaringcaspelGa naar voetnoot1) als de saecke van Sijms. Ende, nae gediscoureert hebbende, is soo door den Schout en alle de Schepenen, dempto Boreel, met eenparige advysen verstaen en geoordeelt, ondienstich te weesen van Sijms, niettegenstaende acte van nonprejuditie, aan Schout en Schepenen van Hoorn te laeten volgen, ende 't selfde door den pensionares Hop aan den advocaet Lourentius bekent te maecken, sullende afwachten wat daerop van exploiten van mandament volgen sullen, waarop dan verder resolutie te nemen. Waerop den pensionares in Schepenencamer comende, is dat door den president bekent gemaeckt, waerop eenige discoursen sijn gevolcht. Den pensionaris Hop verstont, dat de resolutie van Hollant geen resolutie meer en was, alsoo die afgeschreven was. Eenige Schepenen waeren van verstant, neffens den Schout, dat de afschrijvinge was op conditie, tensij dat (Amsterdam) neffens Hoorn gelijck gestelt wierde in de behoudenis der previlegie en rechten etc, terwijl de resolutie ter vergaederinge soo was geconcludeert, waeruyt volcht dat, de conclusie niet sijnde gestelt als die genomen is, de extentie alleen de questie is, 't welck ter aenstaende vergaederinge op de resumptie nedergelyt moet werden. Waeruyt volcht dat met de procedueren, terwijl de souveryn delibereert, niet sal voortgevaeren werden, ende soo de partije voortvaeren, soo is de antisipatie noch veertien daegen | |
[pagina 314]
| |
loopende, onderwijle dan naerder op alles gespeculeert can werdenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 315]
| |
De presidenten, bij Burgemeesteren gegaen sijnde ende verder van de saecke van Sijms spreeckende, sijn eenparich van advys geworden, om eens van de saecke af te sijn, ende alsoo Burgemeesteren haer noyt met deese saecke hebben gelieven te moeyen en van verstant sijn, dat qualijck is gevangen, de bewuste resolutie te amplecteeren, soo die lyt. De presidenten en Schont, wederom gecomen sijnde, sijn van hetselfde sentiment geworden neffens den Schout. Waerop hebben de presidenten aen Burgemeesteren bekent gemaeckt, dat, voor sooveel Schepenenbanck aengaet, tegen de resolutie van de Staeten niet te hebben en wel moogen lijden, dat Sijms, uyt cracht van deselve, voor den Hoogen Raet, als gedelegeerde rechters, te recht gestelt werd. Waerop Burgemeesteren, te weeten Tulp en........., hebben gesyt, dat den raet overmorgen sullen doen vergaederen ende 't selfde aldaer sullen brengen, tot dien eynde hebbende gelast, dat de pensionares 't gepasseerde sal opstellen. Den 21sten October den met vergaedert sijnde, waerop de saecke van den captain Harichcaspel, wegens sijn purge en het mandement van complaynte, geoptineert bij het Hof van Hollant door den procureur-generael, (ter sprake kwam), ende niet gesproocken sijnde van Sijms, hebben Schout en Schepenen geresolveert de presidenten en Schout aen Burgemeesteren bekent te (doen) maecken 't geen den 19den deser is geresolveert, en de exploiten der mandamenten. Waerop hebben tot antwoort becoomen ........Ga naar voetnoot1). | |
[pagina 316]
| |
Ende sijnde bij Schout en Schepenen geleesen de copye der mandementen van antisipatie, soo van de stadt Hoorn als van Sijms, is geresolveert de deurwaerders tot antwoort te geeven........Ga naar voetnoot1). Den 22sten October sijn de president Backer en Bontemantel bij Burgemeesteren geweest wegens Schruph (?), wegens eenige saecken der brandewijnen, ende sijn vorders in discours gevallen van de saecke van Sijms, ende hebben nochmael aen Burgemeesteren gesyt, dat Schepenen met eenparich advys geresolveert sijn in de resolutie van haere Ed. Groot Moogende, van deselfde te recht te senden aen den Hoogen Raet, (te berusten) en soo Burgemeesteren meede de voorseyde resolutie aquiesceerde, dat 't selfde aen den Raetpensionares soude connen schrijven, opdat een eynde van die saecke mochte hebben. Waerop Burgemeesteren syde (sijnde Tulp, Graef en van de Pol present), dat, soo Schepenen de saecke langer niet geliefde aen te trecken ende de procedueren laeten vaeren, dat 't selfde geliefde den Schout bekent te maecken, als wanneer dan van stadts weegen sullen oordeelen, wat bij haer van stadts weegen sal dienen gedaen. 't Welck Schepenen gerapporteert sijnde is, alsoo Schaep ende Roeters niet boven waeren, geresolveert, morgen ten acht euren gesaementlijck booven te coomen, om daer naerder op te resolveeren. En syde Burgemeester Graef, dat rontuyt van oppini is, dat Sijms onwettelijck is gevangen, ende (dat het) een groote prejuditie voor deese stadt (is) ten opsicht van onse ingeseetenen, die yder Schout en Ballieuw yder soude connen vangen. En syde, met recommandatie van silentie, dat Hasselaer (de Schout) sich wel sal hebben te wachten tot Hoorn te comen, want het gesien is, dat hem aldaer sullen vasthouden ende beschuldigen van crimen laesae majestatis, alsoo oorsaeck is, dat in den laesten oorlooch al de scheepen in 't Vlie sijn verbrant, door oorsaecke, dat gelast was spoedich derwaers te gaen ende ordre (te) stellen, doch | |
[pagina 317]
| |
dat op de Helder of Tessel is blijven leggen, wachtende nae sijn jacht, of om andere oorsaecke tardeerende, contrarie de spoedige geordonneerde ryse derwaers, ende soo geen ordre stellende als sijn presentie aldaer hadde connen doen, de swaere ongeluckige verbrande der scheepen op is gevolcht; doch den Schout is al gewaerschouwt en heeft daer al kennisse van. Verhalende noch eenige becommeringe in de saecke, die uyt de apprehentie staet te volgen en al voordeesen heeft verhaeltGa naar voetnoot1). Den 23sten October is over het gepasseerde bij Schepenen wederom overlech gehouden, Schaep absent sijndeGa naar voetnoot2), ende, nae veel daerover gediscoureert sijnde, met eenparich advys geresolveert, dat (Schepenen aan) Burgemeesteren sullen nochmael met alle ernst versoucken neffens Schout ende Schepenen de jurisdictie der judicature, als sijnde gesamentlijck de Heeren van den gerechte, te helpen mainteneeren in de saecke van Sijms. Ende ingevallen Burgemeesteren haer daerin mochte vinden beswaert, dat de saecke daerheene geliefde te dirigeeren, dat de resolutie, bij haere Ed. Groot Moogende genomen over de saecke van Sijms, van hem te stellen ter judicature van den Hoogen Raet, om de questiën tussen dese stadt en Hoorn (uit den weg te ruimen), mochte comen effect te sorteeren, alsoo, bij onsteltenis van 't selve, de Heeren Schout en Schepenen de processen tot den uyteynde genootsaeckt (zullen zijn) te vervolgen, om haer recht ende ongetwijffelde jurisdictie te maintineeren, soolang het mogelijck is, ende afwachten wat tot in de revisie sal comen te volgen. Ende om 't selfde met ernst voor te draegen, sijn (Schepenen) collegialiter bij Burgemeesteren gegaen. Op welck voorstel de Burgemeesteren, compleet sijnde, (Schepenen) hebben versocht in 't vertreck te gaen. Weederom binnengecomen en geseeten sijnde, heeft Tulp, president van Burgemeesteren, gesyt, dat in 't eerste point swarichyt waeren maeckende; ende aengaende het tweede, | |
[pagina 318]
| |
dat de Staeten van Hollant in eenige tijt noch niet sullen vergaederen ende oversulx daer niet in sal connen gedaen werden, alsoo Hoorn de resolutie meede afgeschreeven heeft; dat gedurende de deliberatie van de saecken, die, als (de Staten) wederom sullen vergaederen, op 't tapijt sullen comen, de Hoven van justitie stilstaen met deese proceduren. Waerop Schepenen hebben versocht, dat geliefde uyt haer Ed. naem en (dien van) Schepenen te schrijven aen den Hoogen Raet, daer het appèl der concessie bij antisipatie aenstaende Vrijdach sal precis dienen, van de saecke op te houde gedurende de deliberatie van den souverayn. Waerop Burgemeesteren syde, dat met seer groote omsichtichyt haer buyten die saecke, om merckelijcke reeden, hebben gehouden, en dat nu gesamentlijck te schrijven haer E. daermeede eenichsins soude comen te engageeren; doch, om Schepenen te helpen, sooveel doenelijck is, daer altijt toe geneegen sijn, sooveel sullen doen en schrijven met de postwaegen aen den pensionares Hop, dat (Burgemeesteren) Schepenen' voorstel niet qualijck oordeelen te weesen, van den Hoogen Raet op die gronden te versoucken met de proceduren, gedurende de deliberatie van den souverayn, te supercedeeren, ende daerom op het versouck van Schepenen de Raetsheeren daertoe te induceeren; en Schepenen soude connen t' avont met de ordenares post aen den pensionares daerover schrijven. - Ende sijn voort eenige discourse gevallen, en waeren (Burgemeesteren) persisteerende bij de poletique consideratie, dat (Sijms) qualijck is geapprehendeert, ende sulcke maniere deese stadt meest soude gelden, en verhaelde Graef nu opentlijck, dat laest had gerecommandeert stil te houden, (nl.) de beschuldiging, dat, soo Hasselaer te Hoorn kreegen, hem soude meede beschuldigen, als oorsaeck sijnde van het verbranden der scheepen in 't Vlie. Schepenen, hebbende Burgemeesteren bedanckt voor haer goede inclinatie, sijn vertrocken uyt de camer ende hebben in de banck van Schepenen versocht Bontemantel en Roch een brief te concipieeren aen den pensionares Hop, om naer de middach, met kennisse van den Schout geresumeert sijnde, te laeten afgaen. | |
[pagina 319]
| |
Den 24sten October is den pensionares smorgens gecomen in Schepenenbanck, seggende, dat door Burgemeesteren had verstaen de brieven, die aen hem waeren afgesonden, ende gaeren soude den inhouden van dien naegecomen hebben, doch dat om nootsaeckelijcke saecken gisteren uyt Den Haech was vertrocken, wegens het mandement van complainte, gelicht bij den Hoogen Raet tegen het Hof, en daerover de commissarissen, tot de complainte gecommitteert, te weeten Hudde en Druyf, meedegebracht. Den 25sten October hebben (Schepenen) nochmael gedelibereert over de saecke van Sijms ende is verstaen, aengesien den Hoogen Raet wert gemynt niet te sullen supercedeeren, ende dat Burgemeesteren te kennen geeven, dat onder acte van nonprejuditie best schijnt te weesen aen Hoorn over te leeveren, soo is met eenpariche advys verstaen Burgemeesteren aen te dienen, dat, soo de magistraet van Hoorn versouckt aen Schepenen (Sijms), onder acte van nonprejuditie, te hebben, dat Schepenen hem sullen laeten volgen. Waerop 't selfde met Burgemeesteren door Backer en Bontemantel sijnde bekent gemaeckt, die daer niet teegen en hebben, ende (aanrieden) 't selfde door den pensionares Hop onder de hant te laeten uytwercken, ende soo die van Hoorn door besendinge 't selfde aen Schepenen versoucken, dat Schepenen het versouck aen Burgemeesteren sullen communiceeren, om volgens gewoonte en met ordre daerin te gaen. Ende alsoo Vrijdach aenstaende de saecke voor den Hoogen Raet wegens het appèl der concessie sal dienen, soo is den pensionares Hop versocht, op de bequaemste wijse daerin te handelen. Presentibus alle de Schepenen, dempto Schaep. Burgemeesteren waeren compleet. Den 27sten October heeft den pensionares Hop gecommuniceert aen Schepen Roch, die hetselfde wederom heeft gerelateert in Schepenenbank, dat (hij) bij occasie, dat de vrouw van Sijms tot sijnen huyse was geweest ende klaechde over de sleepende detentie van haer man, had gesyt, (dat) hij (Sijms) selfs daer oorsaeck van was, ten aensien het mandement van antisipatie had laeten exploiteeren, 't welck, soo (hij, Hop,) bemerckt, Schepe- | |
[pagina 320]
| |
nen had doen opsetten, en gaf, buyten engagement, wel te kennen, soo het versouck wiert gedaen etc. Dat oock (hij, Hop,) passeerende voorbij de thoornGa naar voetnoot1), daer den oude advocaet Lourentius woont, buyten engagement 't selfde bedecktelijk te kennen (gaf), waerop hij, advocaet, naer Hoorn aen den pensionares de Groot had geschreeven. 28 October heeft den pensionares Hop 's naemiddach aen Schout en Schepenen gecommuniceert, dat (hij) den ouden advocaet Lourentius had gerencontreert, dewelcke syde, dat de huysvrouw van Sijms bij hem was geweest ende dat den pensionares de Groot, van Hoorn, stont deesen avont in de stadt te weesen om hem, Lourentius, te spreecken, ende oock den vrindt, daer hij Lourentius aen hem, de Groot, van had geschreeven, te spreecken. Waerop den pensionares verder syde, dat hetselfde aen den presideerende Burgemeester Tulp had bekent gemaeckt, die antwoorde, dat Burgemeesteren seedert de laetste comferentie met Schepenen niet (over de zaak van Sijms) hadden gesproocken, soodat noch sijn in hetselfde sentiment. Ende alsoo de begonne saeck nu staet verder afgebroocken of ten eynde gebracht, soo was hij, pensionares, versouckende, wat verder daerin te doen. Waerop gedelibereert weesende, heeft den Schout, gelijck seedert eenigen tijt heeft gesyt, sich gerefereert aen Schepenen, mits dat gelet wierde, dat van de costen blijft ontlast. Schepenen hebben den pensionares geauthoriseert, sonder prejuditie van 't respect der Schout ende Schepenen, de saecken soo te dirigeeren, dat een ende van deese saecke comt, doch best soude sijn, dat het versouck wierde gedaen oock door versouck van Schepenen ofte den gerechte van Hoorn. Ende alsoo (de heeren van Hoorn) hebben voor deesen versocht onder de acte von nonprejuditie, gebruykende 't exempel van de juffrouw, die nae Groeningen is vervoert, ende de costen daervan door Groeningen is betaelt, dat het van sijn selfs alsoo moet verstaen | |
[pagina 321]
| |
werden. Presentibus (den) Schout, Schaep, Bontemantel, Hinloopen, Boreel en Roch, Schepenen. Donderdach den 29sten October heeft den pensionares Hop aen Schepenen gerelateert, dat den advocaet Lourentius gisteren avont was bij hem geweest ende gesyt, dat den pensionares de Groot, van Hoorn, gecomen was; ende verder discoureerende, scheen (Laurentius) verset te staen van nu te spreecken van een acte de nonprejuditie, doch dat (hij) den pensionares van Hoorn naeder (zoude) spreecken ende bij hem, Hop, senden. Waerop gewacht hebbende, nimant had vernomen. Waerop den Schout en Schepenen hebben geresolveert van den Schout ende Roch ende Munter nae Den Haech te senden, ende ordre stellen tegen morgen om het appèl der concessie te doen waerneemen voor den Hoogen Raet, ende bij den Raetpensionares te verneemen, hoe de saecke aldaer staet, en middelen van voorslach te hooren. Gisteren verhaelde den Schout en pensionares Hop, dat de saecke van Langewaegen en consoorte, Sonck en van Neck, te Hoorn had voor Schepenen gedient, ende (dat zij) ontslaegen waeren van de personeele comparatie en (dat hun was toegestaan) te moogen occupeeren bij procureur, waervan den Schout van Hoorn had geappelleert aen 't Hof, of ten minsten laeten aentyckenen bij provisie. Den 31sten October 1671 hebben Schepenen ontfangen een brief uyt Den Haech, date 30 deser, geschreeven en getyckent bij den Schout Hasselaer, Roch en Munter, behelsende in substantie, dat ordre hadden gestelt met de advocaten van der Goes en Middelgeest om de playdoy voor den Hoogen Raet waer te nemen over het appèl der concessie, alwaer Middelgeest had geëxceptieert, dat niet conde gereet sijn, aengesien de stucken door het Hof waeren opgeslooten ende, niettegenstaende alle debvoiren, bij de Raetsheeren aengewent, tot noch toe niet hadden connen becoomen. Den Raet niettegenstaende had geordonneert voort te gaen. Waerop starck is geplayt ende voornaementlijck door die van Hoorn, doch den Raet heeft de saecke uytgestelt, sonder tijt te noemen. Dat nae de middach waeren in besoigne geweest met den Raetpensionares wegens de saecke van Sijms, ende had | |
[pagina 322]
| |
(de Raadpensionaris) gesyt, dat de gedeputeerde van Hoorn waeren gecoomen in Den Haech, weegens het mandement-penael, ende (dat hij) met deselfde soover (had) gesproocken, dat (zij) geconcipieert hadden eenige veranderinge in de extentie der resolatie van haere Ed. Groot Mogende te maecken van 9 October 1671, te weeten, dat de clausule der Oost-Indische Compaigni daer tenemael uyt soude gelaeten warden, ende de woorden uytlaeten: ‘In 't generael ende die van de stadt Hoorn in 't parteculier’, en noch de woorden: ‘Burgemeesteren ende vroetschappen derselver steede,’ ende deselfde als volcht (hadden geredigeerd:) ‘Alles sonder het alderminste prejuditie van de previlegiën ende gerechticheeden, de burgeren ende ingeseetenen van de steede ende plaetsen van Hollant en Westfrieslant competeerende, aen dewelcke, boven de vrijwillige overgifte van diegeene, die in deese eygentlijck sijn geinteresseert, ende het ygen versouck van den suppliant, dese haer Ed. Groot Mogende verklaringe oock noch ten overvloet sal dienen voor acte van nonprejuditie in amplissima forma. Ende sal de bovenstaende haer Ed. Groot Mogende resolutie oock, bij extract autentiq, den president en de raeden van den Hoogen Raet, mitsgaders Schepenen van Amsterdam, toegesonden werden om te strecken tot derselver naerichtinge.’ - Noch syde de brief, dat (de heeren van Amsterdam,) niettegenstaende de apparentie der voorseyde resolutie, hadden gepasseert procuratie op den procureur Copmoyer, om de saecke voor den Hoogen Raet waer te neemen wegen Schout en Schepenen, om ofGa naar voetnoot1) de resolutie geen effect quam te sorteeren. Den brief geleesen sijnde ende de voorsyde resolutie met de veranderinge, is binnengecoomen in Schepenencamer den pensionares. Hop en heeft gesyt, dat last had van Burgemeesteren om aen Schepenen te communiceeren ende haer E. advys te vraegen op een brief van den Raetpensionares, date 30 deser, geschreeven aen haer Ed., behelsende, dat (hij), tot wechneeminge der differentie in de resolutie van haere Ed. Groot Mogende (die tot noch | |
[pagina 323]
| |
aen een sijde had geleegen, alsoo niet conde tot excecutie gelyt werden) met communicatie der gedeputeerde der stadt Hoorn, in maniere als in de bijlaege te sien, eenige periode had uytgeschrapt ende eenige sachter in de plaets gestelt. Waerop de voorsyde gedeputeerde ofte eenige derselve nae Hoorn waeren vertrocken, om Maendach aenstaende haer advys in te brengen, daer schijnt niet aen te twijffelen is. Post schriptus stont, dat (de heeren van Hoorn) meenen Sondach aenstaende het advys sullen connen aen hem, Raetpensionares, inbrengen. Verders gaf den pensionares Hop te kennen, dat Burgemeesteren in de extentie, soo die nu is gestelt, genoegen connen neemen. Waerop bij Schepenen sijnde gedelibereert, hebben meede van 't selfde verstant geweest, ende versocht aen den pensionares 't selfde aen Burgemeesteren te willen communiceeren. Presentibus Willem Backer, Schaep, Bontemantel, Hinloopen, Boreel, Roeters en Bronckhorst, Schepenen. Roch en Munter, in Den Haech sijnde, hebben 't selfde in haer voorsyde brief meede goetgevonden. Den 1sten November, sijnde Sondach, hebben den Schout en Schepenen Roch en Munter gerapporteert haer wedervaeren in Den Haech, te weeten (dat zij), Donderdach in den Haech gecomen sijnde, haer hebben gevoecht bij de advocaet Marten van der Goes ende MiddelgeestGa naar voetnoot1), ende alles, wat tot adstructie der saecken conde dienen, overwoegen; dat Vrijdachs den Schout smorgens was ontmoet Coninck ........... en pensionares de Groot, van Hoorn, en bij discourse had gesyt, dat met twee Schepenen aldaer in Den Haech was gecomen om de saecke van het proces tegen Hoorn en Sijms met alle ijver ten uytterste uyt te voeren; dat op de playdoye voor den Hoogen Raet niet waeren geweest, maer uyt den advocaet Middelgeest verstaen, dat (de advocaten) geëxcipieert hadden, (dat zij) niet gereet waeren noch | |
[pagina 324]
| |
oock connen weesen, aengesien alle gestelde daegen ten minsten veertien daegen sijn, en dat het verleenen van den dach is geëxploiteert acht daegen naedat die verleent was; dat oock de documenten en grieven bij het Hof waeren opgeslooten; dat evenwel de Raden, sittende ter audientie, te weeten de Bie en Fagel. verstonden, dat moeten eyschen, of dat anders gehouden sal werden of den eisch gedaen was, waerop den advocaet Middelgeest wynich syde; den advocaet Laurentius, wegens Hoorn ende Sijms, antwoorde wynich van belang, als dat de ouders en voorsaeten van Sijms lange jaeren in de magistrature waeren geweest, en dat geen bedenckelijcheyt is in de faute, daermede wert beschuldicht; dat den Hoogen Raet de voorsyde saecke had opgehouden sonder tijt te noemen. (Verder rapporteerden zij) dat (zij) gesonden hadden tot den Raetpensionares, die uyt was, maer den knecht gemoete den Raetpensionares en versocht, dat de Heeren hem geliefde te spreecken, waerop syde: ‘ick sal nae haer logement rijden;’ alwaer, neffens den Schout en voorsyde twee Schepenen, noch sat den Heer van Beuningen, die smiddags bij haer E. ten eeten was geweest, ende heeft den Raetpensionares verhaelt het voorsyde gebesoigneerde met de Heeren van Hoorn, ende vorder discoureerende was den Raetpensionares van verstant (gelijck oock van Beuningen was geweest van advys, over tafel daervan spreeckendeGa naar voetnoot1)), dat de resolutie van haere Ed. Groot Moogende, date 9 October 1671, niettegenstaende eenige differentie had in de extentie, evenwel een resolutie van aen den Hoogen Raet was en bleef een resolutie, welck different in de extentie daernae werd aen een sijde bij de vergaederinge gestelt. Ende alsoo oordeelde, dat aldaer in Den Haech geen dienst meer connende doen, sijn geresolveert wederom te comen om te rapporteeren etc. Schepenen (compleet sijnde) hebben de Heeren voor haer genomen moite bedanckt ende gecommuniceert, dat | |
[pagina 325]
| |
Burgemeesteren de veranderde resolutie door een messive van den Raetpensionares hadden becomen ende aen Schepenen bekent gemaeckt, die op deselfde geen naerder remarque en hadde, en dat Schepenen die oock haer wel lieten gevallen. Roch maeckte Schepenen bekent, dat uyt aller naem procuratie hadden verleent op den procureur Copmoyer. Voorts heeft den Schout een brief vertoent, geschreeven bij den procureur Copmoyer, dat de commissarissen van den rol van den Hoogen Raet hem hadden laeten weeten, de saecke Woensdach aenstaende, savons ten vijf euren, soude moeten dienen. Noch verhaelde Roch, dat (hij), nae eenige debvoiren van den voorsyden procureur Copmoyer, niet de griven, maer een copye van 't selfde, neffens de consultatie, uyt handen van de Raetsheeren van 't Hof had becomen. Den 6den November, op de maeltijt sijnde van de Heeren Raeden ter Admiralityt, is Schout ende oock Schepenen toegesonden door Sijms twee brieven, door den secretares Herbert van Beaumont, met de resolutie van de Staeten van Hollant, date 9 October 1671Ga naar voetnoot1), hiervooren van gemelt, en Schepenen in een separate camer gegaen sijnde, is deselfde geleesen, en geresolveert den inhoude van de resolutie nae te comen, sullende, als den Hoogen Raet ymant afsent om den gevangen te haelen, naerder het versouck gecommuniceert werden. Is oock verstaen den brief morgen aen de Burgemeesteren te communiceeren. Den 10den November heeft den Schout geleesen een brief van den procureur-generael Jan Ruysch, schrijvende van de purge van Haringcarspel, en stont onder den brief, dat haest meende alhier te comen om, op ordre | |
[pagina 326]
| |
van den Hoogen Raet, den aensienelijcken gevangen (nl. Sijms) af te haelen. Den 11den November 1671 heeft den Schout aen Schepenen laeten leesen een brief, geschreeven door den procureur Copmoyer, date 10 deser uyt Den Haech, behelsende, dat den Hoogen Raet noch was delibereerende, of den gevangen soude laeten afhaelen, en of het met haer instructie was overeencomende. Doch van ter sijde wierd gesyt, dat den Hoogen Raet verstaet, dat eerst de resumptie ter vergaederinge moet gedaen sijnGa naar voetnoot1), ende dat den Raetsheer Ryxen sustineert te naemaechschap te sijn, en over den gevangen oversulx niet can sitten. Den 20sten November heeft den Schout Schepenen voorgeleesen een brief van den pensionares Hop, uyt Den Haech, den 18den deser geschreeven, seggende, dat den Hoogen Raet een brief had geschreeven aen haere Ed. Groot Moogende en te kennen (ge)geeven, dat den Raetsheer Ryxen difficulteert, als naemaechschap sijnde, te sitten over den gevangen Burgemeester Sijms; ende alsoo de Zeeusche Raeden over geen Hollantse crime sitten, en door de absentie van Ryxen maer ses soude starck sijn, en over delicten en crime seven heeren moeten sitten, sijn daerom versouckende, hoe daerin te gedraegen. Waerop de Staeten hadden geresolveert op de excuse van Ryxen te informeerenGa naar voetnoot2). | |
[pagina 327]
| |
Den 24sten November syde den Schout, dat den procureur-generael Ruysch was gecoomen om Sijms af te haelen, en dat hij, Schout, swaricheyt maeckt den gevangen te laeten volgen, tensij de costen alvooren sullen sijn betaelt, ende dat den gevangen verstaet geen costen te sullen betaelen, alsoo debite is gevangen. Den 25sten November heeft den Schout aen Schepenen gesyt, dat den procureur-generael was gecomen met ordre van den Hoogen Raet om Sijms af te haelen, waerin hij, Schout, was swaricheyt maeckende, tenwaer de costen wierde betaelt, 't welck aen Sijms had gesyt, die daerop nae Den Haech aen sijn vrinden had ymant gesonden, welcke vrinden den Raetpensionares daerop waeren weesen spreecken. Den Raetpensionares heeft daerover geschreeven aen hem, Schout, welcken brief heeft Schepenen voorgeleesen, dewelcke behelsde, dat, alsoo achtien leeden van Hollant verstaen, dat (Sijms) qualijck is gevangen, het seer ongerijmpt soude sijn, dat den gevangen de oncosten werden gevercht te betaelen, alsoo noch de questie niet afgedaen is en afgewacht moet werden, hoe den Hoogen Raet sal vonnissen; dat oock, alsoo den souverain heeft verstaen, dat (Sijms) te recht gestelt sal werden voor denselven Raet, en de resolutie meedebrengt en ordonneert den gevangen, daerom gesonden werdende, deselfde sal hebben te laeten volgen, dat soude raede, geen ophoudinge soude doen, etc. Op alle welcke saecke den Schout versocht heeft het advys van Schepenen, hoe sich daerin sal hebben te draegen, alsoo Schepenen hebben gestaen over de examen, | |
[pagina 328]
| |
en bijgevolch (van meeninge waren, Sijms) wèl gevangen te sijn. Waerop den Schout buyten gegaen sijnde, ende Schepenen 't selfde gelyt hebbende in deliberatie, is verstaen den Schout aen te seggen, dat in die saecke niet connen advyseeren, dan alleen (dat) best soude weesen, die saecke met der minne aen een sijde te leggen; dat wel meermaelen gebeurt, syde een heer tot advys, dat den Schout ymant apprendeert en dat Schepenen staen over de examen, waeruyt niet en volcht, dat Schepenen de apprehentie approbeeren, maer ter contrary den Schout in 't ongelijck werd gestelt en gecondemneert de oncosten te betaelen. Den 26sten November heeft den gevangen, ten overstaen van Roeters en Munter, gepasseert een Schepenenkennisse, dat aenneemt te betaelen aen den Schout de oncosten, beloopende vierhondert en ......... guldens, soo bij den Hoogen Raet werd gecondemneert in de costen. Omtrent neegen euren is een waegen gecomen achter aen het stadthuys, daerop is gebracht en soo gevoert nae Den Haech.’
(Over de zaak van Sijms deelt Bontemantel ten slotte nog het volgende mede:) ‘Op de principaele requeste van den Heer Sijms, is bij den Hoogen Raede over Hollant en Westfrieslant geappostileert: 't Hof ontslaet den suppliant bij provisie uyt de bewaernisse ende detentieGa naar voetnoot1) in de Castellenie, daerinne hij tegenwoordich is, mits onder hanttastinge beloovende, t' allen tijden tot vermaninge wederom te compareeren, sub poena confessi et convicti, ende mits meede bij provisie verschietende de costen, ter saecke van sijn detentie alhier gevallen. Des dat hij daerdoor niet en werd verstaen admissibel tot sijne functie als Bewinthebber van de Oost-Indische Compaigni, maer dat hij sich daervan | |
[pagina 329]
| |
sal hebben te onthouden tot naeder ordre. Gedaen in den Hoogen Raede over Hollant en Westfrieslant, deesen 29sten Januari 1672. Ende was getyckent I. Coenen. Condemnatie in JulijGa naar voetnoot1) 1673. Bij den Hoogen Raet gecondemneert in thien duysent guldens en de costen, infaem, ende gereserveert de Oost Indische Compaigni haer actieGa naar voetnoot2).’ (Bontemantel, Civ. en Judic. Aant. III p. 314-411, passim.) |
|