Het andere gezicht van I.K. Bonset
(1983)–I.K. Bonset– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Theo van Doesburg
| |
[pagina 76]
| |
schen Philosophien dieser Zeit, Dada ist kein Axiom, Dada ist ein Geisteszustand, der unabhängig von Schulen und Theorien ist, der die Persönlichkeit selbst angeht, ohne sie zu vergewaltigen. Man kann Dada nicht auf Grundsätze festlegen.’ De dadaïsten gedurig gestelde vraag ‘wat is dada’ is theoretisch evenmin te beantwoorden als alle vragen betreffende andere levensfenomenen. Het antwoord op de vraag ‘wat is dada’ laat zich slechts in de spontane handeling omzetten. Te menen dat dadaïsme tot de categorie der nieuwe kunstvormen als impressionisme, futurisme, kubisme, expressionisme enzovoort behoort is een dwaling.
Dada is geen kunstbeweging
Dada is een directe levensbeweging die zich keert tegen alles, wat wij ons als levensbelang voorstellen. Dada stelt überhaupt geen vragen. Dada is de ontkenning van de algemeen gangbare levenszin. Dada is de sterkste negatie van alle culturele waardebepalingen. De werkelijke dadaïst neemt voor niets stelling, noch voor kunst, noch voor politiek, noch voor filosofie of godsdienst. De dadaïst ziet in al deze merken ener beschimmelde schijncultuur een bedrieglijke handel. Elk merk heeft aftrek zolang niet een nieuw merk is uitgevonden. Dada ziet in alle imaginaties die ons van de werkelijkheid hebben afgeleid - we mogen ze Tao, Om, Brahma, Jaweh, God, getal, geest, enzovoort noemen - slechts verschillende etiketten voor een en hetzelfde artikel dat ‘uit een niets zich ontwikkelend’ met veel tam tam en boem boem de mensen wordt opgedrongen. Dada ontkent elke hogere, geestelijke inhoud voor leven, kunst, religie, filosofie of politiek. Voor de dadaïst berust de bestaansmogelijkheid van deze ballast slechts op twee dingen: reclame en suggestie. Uit fetisjistische instincten is, volgens de dadaïst, de mensheid geneigd zich te laten verblinden door zekere ka- | |
[pagina 77]
| |
rakteristieke uithangborden, deze dienen als reclamemiddel en worden zoveel malen herhaald, dat zij een onuitwisbare indruk teweegbrengen. De godsdienst door het kruis, Odol tandpasta door de gebogen flaconvorm, Nietzsche door zijn dikke snor, Oscar Wilde door zijn homoseksualiteit, Tolstoj door kaftan en sandalen! Dada wil niet bekeren. Dada heeft voldoende empirie om te weten, dat men de massa voor een ‘niets’ kan winnen indien men door suggestieve reclame maar op haar atavistische instincten kan werken. Dada ziet in elk dogma, in elke formule een spijker, waarmede men poogt een vermolmde en zinkende schuit (onze westerse cultuur) bijeen te houden. Dada is de meest onmiddellijke uitdrukking van onze vormloze tijd en wil dat ook zijn. Dada heeft geen eeuwigheidsbestrevingen. Dada heeft met de wereld ‘geaccordeerd tot vijftig procent’. Van alles het bedrog bemerkend, heeft zij de wereld failliet verklaard. Men zou het dadaïsme de anationale uitdrukking der collectieve levenservaringen der mensheid in de laatste tien jaren kunnen noemen. Dat wat in de moderne mensheid latent bleef, komt door Dada tot uitdrukking. Dada heeft altijd bestaan, doch werd eerst in deze tijd ontdekt. ‘Der Dadaist’ - aldus Raoul Hausmann - ‘erleidet nicht die Welt kindlich; weder Gott, noch ein Vater oder ein Lehrer können ihn züchtigen. Dada ist praktische Selbstentgiftung, ein moderner europäischer Zustand, anti-östlich, anti-orientalisch, unmagisch. Dada ist die Keimblase des neuen Typus Mensch: jenseits des moralischen christlichen mittelalterlichen Sündenballastes ist Dada die Negation des bisherigen Sinnes des Lebens, oder einer Kultur, die nicht tragisch, sondern vermodert war.’ De dadaïst neemt daarom geen enkele verantwoording voor onze cultuur op zich. De dadaïst kent alle gronden en achtergronden van onze cultuur, waarin voor hem ‘menselijkheid en barbarisme indifferente uitingen zijn’. Hij kent alle knepen en trucs onzer elementairste levensbelangen. Hij weet precies hoe men geest fabriceert. Uit een heilige tegenzin voor de ivoren closets onzer ‘grote Mannen’ pretendeert hij niet, kunstenaar, filo- | |
[pagina 78]
| |
soof of hervormer te zijn. Vrij van eerzuchtige verlangens, beroemd te zijn of maatschappelijk te slagen, is hij de meest vrije, meest rustige, gelijkmoedige mens ter wereld. Toch kent de dadaïst de mens enige positieve waarden toe: het instinct om te domineren en de behoefte elkander op te eten. Alle ethische drijfveren: goedertierenheid, barmhartigheid, medelijden enzovoort, zijn voor de dadaïst slechts dekmantels om des mensen ware aard te verbergen. Voorts stelt de dadaïst als positieve waarde ‘karakter’, dat wil zeggen dat men zover gevorderd is, om zonder valse voorwendsels en bijbedoelingen te leven en te handelen. ‘Dada’ - (aldus Richard Huelsenbeck) - ‘ruht in sich, und handelt aus sich, so wie die Sonne handelt, wenn sie am Himmel aufsteigt oder, wie wenn ein Baum wächst. Der Baum wächst ohne wachsen zu wollen. Dada schiebt seinen Handlungen keine Motive unter, die ein “Ziel” verfolgen. Dada gebiert nicht aus sich heraus Abstraktionen in Worten, Formeln und Systemen, die es auf die menschliche Gesellschaft aufgewendet wissen will. Es bedarf keines Beweises und keiner Rechtfertigung, weder durch Formeln noch durch Systeme. Dada ist die Schöpferische Aktion in sich selbst. Dada hat die Erstarrung und das Tempo dieser Zeit aus seinem Kopf geboren. Dada ist eminent zivilisatorisch, aber es hat die Fähigkeit, selbst die Begrenztheit seiner Erscheinung in der Zeit, historisch zu sehen, es relativiert sich selbst in seiner Zeit.’ | |
IIHet kan ons op dit ogenblik weinig interesseren hoe, waar en wanneer het fenomeen der fenomenen, dat wij dada noemen, ontstaan is. Dada is rijk aan feitenmateriaal. Ik zou u kunnen spreken over de eerste beruchte soirees in het Cabaret Voltaire te Zürich; over de kloppartijen in de Galerie Dada, over de grote manifestaties in New York, Parijs en Berlijn, over de dadaïstische preek van de zogenaamde Oberdada in de Dom te Berlijn, over de in de pers geheim gehouden dadaïstische demonstraties in een katholieke kerk te Parijs enzovoort, maar dat brengt u niet nader tot het wezen van dada. | |
[pagina 79]
| |
Dada heeft geen vaderland en geen nationaliteit. Het is plotseling, op verschillende en meest uiteenliggende plaatsen: Amerika, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland enzovoort, ontstaan en wel uit een algemene behoefte naar geestelijke zelfreiniging. Dada - dit woord betekent niets en had, zoals Hausmann opmerkt, evengoed ‘Bébé, Sisi of Lollo kunnen zijn’ - is uit geen enkel a priori, uit geen enkele theorie ontstaan. Het ontstond uit een algemeen verzet tegen onze gehele denkwijze. Betrekkelijk uit een ‘niets’ breidde dada zich over een groot, maar begrensd oppervlak uit, alles met zich medevoerend en zich tenslotte kristalliserend in de negatie van alle farmaceutische levensbeginselen. De dadaïsten - waaronder zich thans gaarne de beste en intelligentste mensen van onze tijd (als Einstein, Chaplin en BergsonGa naar voetnoot* rekenen, verklaren in bijna al hun manifesten uitdrukkelijk, dat zij niets willen, niets weten en niets zijn: ‘Dada’ - zo schrijft Picabia - ‘lui ne sent rien, il n'est rien, rien, rien. Il est comme vos espoir: rien. Comme vos idoles: rien. Comme vos paradis: rien. Comme vos hommes politiques: rien. Comme vos héros: rien. Comme vos artistes: rien. Comme vos réligions: rien.’ Dada is niet gemaakt, maar ontstaan. Dadaïst kan men niet worden, slechts zijn. In de eerste, beruchte dagen zijner geboorte was de dadaïsten zichzelf niet geheel klaar wat hen tot elkander gebracht had. In die eerste tijd (omstreeks 1915) had het dadaïsme een overwegend esthetisch karakter. Geleidelijk heeft het dit verloren om zich tenslotte ook tegen de kunst te stellen. Deze heeft, volgens dada, slechts waarde, zolang men op de atavistische en fetisjistische gevoelens der mensen kan speculeren. De kunst is volgens de dadaïsten ontstaan uit | |
[pagina 80]
| |
de behoefte zich van deze gevoelens te ontdoen, hetgeen echter nog niet is gelukt. Dada ziet in het huidige wereldbeeld, produkt van alle mogelijke tegenstrijdigheden en inconsequenties het bankroet van de poging het leven uit een moraal te verklaren. De pogingen van Jezus, Boeddha, Tolstoj en anderen zijn op niets uitgelopen. Dada ziet van elke proefneming, om de oneindig variërende, chaotische en ongelijkvormige massa, die men mensheid noemt, te ordenen geheel af. Dada ontkent de evolutie. Elke beweging verwekt een tegen-beweging van gelijke sterkte, die elkander opheffen. Niets verandert wezenlijk. De wereld blijft steeds aan zichzelf gelijk. Dada heft de algemeen erkende dualiteit tussen materie en geest, vrouw en man geheel op en schept hierdoor het ‘Indifferenzpunkt’, een punt alzo boven het menselijk begrip van tijd en ruimte. Hierdoor bezit dada het vermogen het vaste oog- en distantiepunt, dat ons in onze (driedimensionale) waanvoorstellingen gevangen houdt, mobiel te maken. Zo werd het mogelijk, in plaats van slechts één facet het gehele wereldprisma als een geheel te zien. In dit verband is dada een der sterkste manifestaties der vierde dimensie, getransponeerd in het subject. Van elk ‘ja’ ziet dada gelijktijdig het ‘neen’. Dada is janeen: een vogel op vier poten, een ladder zonder sporten, een kwadraat zonder hoeken. Dada bezit evenveel positiva als negativa. De mening: Dada is alleen destructief, is het leven, waarvan Dada de uitdrukking is, misverstaan. Dada bestrijden betekent zichzelf bestrijden. Dada wil afrekenen met de scheiding tussen een transcendentale en een alledaagse werkelijkheid. Dada is de behoefte aan een eenvormige wereldrealiteit bestaande uit dissonerende en contrasterende verhoudingen. Dada ziet de natuur niet als lieftallige verschijning, zoals wij ons haar gaarne voorstellen, maar als het onwelriekende kadaver, dat onze geestelijke genoegens bederft en alles ogenblikkelijk in een staat van ontbinding doet verkeren: allen, vanaf de schoonmaakster tot de artiest (in wezen dus hetzelfde) voeren strijd tegen de ontbinding, de natuur. Ik wil hier de Hollandse dadaïst I.K. Bonset aan het | |
[pagina 81]
| |
woord laten, die in zijn ‘hypostrodon der dramade’ daaraan op dichterlijke wijze uitdrukking geeft.
hypostrodon der dramade door I.K. Bonset Dadaïstische meditaties bij een kreng
☛ opwekking tot contra-natuurlijke handelingen
Het is onmiskenbaar dat wij ziek zijn van overtuigingen. Hoe ook gespleten gescheurd en met drekfranje versierd meent ieder zich berechtigd het leven te voeren. Maar bemerk hoe de ‘natuur’ een kreng is, bemerk het aan ‘le grand roue’ te Parijs, aan de daklijst van uw woning, aan de rimpels op uw bruid en aan de goedmoedige paardevijgen op de Boulevard St.-Michel. In een drijvend en naakt kreng drukt zich de
hypostrodon der dramade
uit. Elke poging zich in een luchtledige ruimte een andere wereld van eigen vinding te vormen om daarin te leven, ongezien, onaangetast door de kanker der natuurdramade, faalt. Alles wat gebaren toelaat, wat aanspraak maakt op afmeting, ruimte, tijd en geld, is gevuld met microben die vroeg of laat hun reagerende uitwerking doen gelden. Gij kunt u geen ogenblik en nergens onttrekken aan het vijandige tegenbeeld uwer ‘geestelijke’ (o parodie der paradijsparade) proefnemingen. Gij kunt u tevredenstellen met lauwe wassingen (= poëzie), met fazanten van gekleurd blik (= religie), een middeleeuws kerkraam als bril (= kunst), de horizontaalstaande wip (= filosofie) en nog vele andere afleidingen, de kanker in uw hart breidt zich onvermijdelijk uit. Honderden generaties hebben zich afgetobd deze kanker te bezweren - te overwinnen - perken te stellen, niet bemerkend dat hun hersenen en ook de inhoud hunner aspiraties vergiftigd waren met dezelfde kankerbacillen. Dada voert een strijd tegen de heerschappij van het vuil, zich daarin onderscheidende van de impressionisten, die zich met het Vuil verzoend hadden. Gehele generaties hebben | |
[pagina 82]
| |
gretig de verderfelijke uitwasemingen der filosofie, der godsdienst en der kunst ingeademd, menende dat de catapepsis, welke daarvan het gevolg was de ware levenstoestand was. Wij neovitalisten dadaïsten, destructieve constructivisten hebben het gehele etterveld, dat het lichaam der wereld verbergt blootgelegd, roepende: ‘Kijk kijk kijk hier hier hier niets niets niets.’ Zonder gummistok boven ons hoofd zouden wij de rust die wij genieten, verstoord voelen. Wat wij echter het veiligst bewaren - zo leert ons de dadasofie - zijn onze slaappoeders. Door zorgvuldig en regelmatig gebruik dezer slaappoeders bemerken wij niet, dat het gehele leven, met drekfranje versierd is. Hoe dik ook de wanden zijn, waarmede wij ons van de natuur afsluiten na verloop van tijd, zal het meest exacte gewrocht, produkt onzer geestelijke genoegens catapeptisch doorvreten zijn.
Weet u nu wat ‘Dada’ is? |
|