Zangen van hoop(1919)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Aan een stervenden Vriend Het hoofd ligt nu zoo wit, en zwart de baard en 't haar op 't witte kussen, lijk doode ravenvlerken vlekken tusschen de witte wintervelden. Verward gaan nu uw woorden uit uw dwazen mond die wit en blauw is en van schuim betogen, daar gloedt en brandt iets in uw donkre oogen dat waanzin is en wanhoop: zij zien rond en voor zich uit en zien niet. Zoekt gij de englen in den hoogen hemel, en vindt ze niet? ziet gij de sterren als werelden van licht door zwarte hemelnachten dansen eenen rei? hoort gij den Zichter met zijn stervenslied aanruischen en beeft ge? beeft ge... nu voor zijn gezicht? Vorige Volgende