Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] De zee zong stil. Als zilvren speelgoedtreinen langs goudgedreven wegen schoten de golven langs het watervlak, de zonne klom in top, en stak ze vol met perelen, goot een juweelenregen. Je oogen stonden wijd, en ál het licht der wijde hemelen, en ál het zeeëblank klaarde er jonkend in met wijduit goudgesprank, twee groote gouden zonnen, in je amberblank gezicht. De zee zong stil, - een adem rustig zacht van manlijf, moegewerkt, dat zich ter ruste vleit, de leden rechtgestrekt en hoofd en borst gebreid met vredetrek om mond, in arreming van nacht. En anders was er niet éen ritsing of gerucht, de wereld sliep heel-al, maar onze hoofden waakten, en onze zielen diep veel gouden droomen maakten, en diep ons harte zong als in lente vogelvlucht. Vorige Volgende